om de fchoone oogen van een vronvv, by
die van de Gazelle te vergelyken. De voor-
ile pooten van dit Dier zyn zoo lang niet
als de achterfte, waar door het, gelyk de
Haas met meer gemak tegens een hoogte
oploopt, dan afloopt. Het grootfte gedeelte
is-vaalrood op den ru g , wit onder den
buik, benevens een bruine ftreep , welke
deze twee kleuren in de zyden van elkan-
ren fcheid; hun ftaart is meer o f min groot
en altoos met hairen bezet, die vry lang en
zwartachtig zyn. Men gaat op de jacht van
deze Dieren met een mannetjes Gazelle ,
die men tam gemaakt heeft, én die men op
'plaatzen brengt, alwaar men wilde Gazellen
h e e ft; men vlecht een touw door zyne
hoornen waar van de einden onder den
buik vaftgehecht z yn ; zoo ras dit Dier een
troep Gazellen nadert, zoo koomt het mannetje
naar hem toe om deze Medeminnaar
het hoofd te bieden , hy bied hem zyne
hoornen aan om hem te beftryden, maar
door de verfchillënde bewegingen die hy
maakt, zoo verwart hy zyne hoornen in het
touw waar mede die van zynen Medeminnaar
bewonden z yn , de Jager fchiet als dan
to e , en maakt ’ er zich zonder moeite mee-
fter van. Men vangt de wyfjes Gazellen
ten naaften by op dezelve wyze,
Bladz. 344. i fte kol, reg. ld. Het Dier
’ t geen de Muskus voortbrengt, en ’t geen
door verfchëide lieden als een foort van
Gazelle befchouwt i s , heeft kenmerken die
het byzonder .zyn. Dit Dier heeft rauw
en lang hair, een fpitze muil, en flagtanden
die ten naaften b y gelykvormig aan die van
een Wildzwyn z yn ; maar het gene dit Dier
van allé andere Dieren onderfcheid, is een
foort van kleine beurs die naby de navel
geplaatft is , en die de zelfftandigheit bevat •
die men Muskus noemt,
Bladz. 344. ijle hol. reg. 13. van md. De
befte Muskus word door ‘de mannetjes voortgebracht,
want de wyfjes hebben mede een
diergelyke beurs naby de navel, maar het
vocht ’ t geen ’er in doorzypelt, heeft dezelve
reuk niet; het fchynt zelfs dat dit gezwel
van het mannetje niet met muskus vervult
word dan in de bronstyd ; op andere
tyden is dit vocht veel minder, en beeft
een zwakker reuk. De zuiyerfte Muskus
die het hoogfte door de Chinezen gefchat
.word, is die gene die het Dier onder de
gedaante van een korlachtige en zalfachtige
gedÜante op de fteenen en ftammen der boomen
heeft laten' ukvloeijen , tégens welke
het zich w r y ft, wanneer deze ftoffe prikkelende
o f te overvloedig word in de beurs
die het bevat. De Muskus die men in de
beurs zelfs vind, is zeldzaam zoo goed, om
dat zy noch niet ryp is , o f wel om dat het
alleen in de bronstyd is , dat zy hare volkomen
kracht en reuk verkrygt, en dat het
in dezelve tyd is , dat het Dier zich van
deze ftoffe tracht te ontdaan , die te veel
verdunt is , en het als dan .prikkelingen en
jeukingen verwekt.
Bladz. 344. 2de kol. reg. 5. Wanneer de
Jagers deze beurs niet genoegzaam opgevult
vinden, zoo drukken zy den buik van het
Dier om ’er bloed uit te doen komen, waar
mede zy haar vervullen ; de Kooplieden van
deze Landen mengen ’ er vervolgens ftoffe 11
onder om haar meer zwaarte te doen ver-
krygen. De Oofterlingen weten deze ver-
valfching te ontdekken, zonder de beurfen
te openen alleen door haar gewicht, want
de ondervinding heeft hen geleert, hoe veel
een dezer blazen wegen moet, in welke geen
vervalfchfte Muskus bevat is; zy oordeelen
’er vervolgens door den ftnaak o v e r , en
hunne laatfte proef i s , dat zy een draad nemen
die met fap van look bevochtigt is , zy
trekken deze door behulp van een naald door
de blaas; wanneer de lookreuk als dan ver-
dwynt, zoo is de muskus goed, maar wanneer
de draad hem beboud, zoo is zy ver-
valfcht.
G E D A A N T E V E R W I S S E L I N G .
De Natuuronderzoekers drukken door dit-
woord de verandering der gedaante uit, die
deInfeéten ondergaan, voor dat zy tot hunnen
ftaat van volmaaktheit komen. De
Vlinder die een Rups , en vervolgens een
popje geweéft i s , behoort dus tót de In-
feéten, die de gedaanteverwiffeling ondergaan.
Om dit artikel te begrypen, zie de
woorden Ru p s , In s e c t , V l i n d e r ,
V l ieg en P opje.
G E E L E A M B E R o f B arnsteen,
('Byvoegz. ) Deze zelfftandighéit kan even
als Agaat gepolyft worden. Men mengt
haar onder de vette leem : men maakt ’er
vernis van een groote fchoonheit van, en
byzonder vernis om in het vuur te verlakken.
De Barnfteen voor den jnvloed der
vrye lucht o f van het water blöotgeftelt
zynde ondergaat geen verandering: wanneer
zy
•zy tot poeder 'gebracht word, zoo heeft zy
een vry aangename reuk. Dit as van alle
de bitumen, die gene die de grootfte over-
eenkomft met de groeibare harften heeft;
maar zy verfchilt ’ er wezently-k van door
eigenfchappen die haar byzonaer zyn.
A l de geele Amber die in den Koophandel
verkocht word, en zelfs de fchoon-
f te , koomt uit Pruiiïen , alwaar het recht
om hem uit te delven , als een recht der
Kroon befchouwt word.
Men heeft in deze laatfte jaren een groote
menigte geele Amber in Saxen ontdekt.
Deze -Barnfteen is vry fchoon , en heeft
ftoffe tot de Differtatien verfchaft die in de
Verzameling van de Natuuronderzoekers gedrukt
zyn. Men kan ’er het uittrekzel van
raadplegen , ’ t geen aan het einde van de
Byritbologia van Henckel bygevoegt is. De-
. ze Differtatie doet neigen om te gelooven,
dat de Barnfteen-wel alleen van de brandbare
en zure ftoffe kan gevormt worden ,
die de aluinachtige en Vitrioolachtige Pyri-
ten bevatten. A l de Barnfteen die men
in de Zee v.ifcht is doorgaans zeer helder;
die gene die men' uit de. aarde delft, heeft
een omkleédzel van een Vitrioolachtige
fmaak.
Men ziet in de Kabinetten van eenige
rylce Liefhebbers der Natuurlyke Hiftorie,
ftukken van veerkrachtigen Amber. Maar
alles wat men ons onder deze naam vertoont
heeft, was niets anders dan zachte
gom van den Pruimboom, die zich , even
als d.e Arabifche Gom, aan de tong hecht.
Wat de gewaande vloeibaren Barnfteen van
Walachyen betreft, waar van men zich bedient
om de fpilleu der raderen en het leder
der harnaflèn te beftryken, dit is een
geele en dikke Peterolie.
De fieraden van Barnfteen worden thans
alleen in Perziën, China, Turkyën en onder
de Wilden voor zeldzaamheden gehouden.
Men wil dat wanneer deze fieraden
breken , men hen zeer gemakkelyk weder
lymen kan, door de bTeuk met Olie van W yn-
fteen te beftryken, na dat men alvorens de
ftukken een weinig voor het vuur warm gemaakt
heeft. Men -zeclit dat de Koning van
Pruiflen een brandfpiegel van Amber bezit;
hy is een voet in middelyn, en heeft geen
gebreken. Men ziet mede in het Kabinet
van den Groot Hertog van Toskanen een
pylaar van Barnfteen die tien voeten hoogi
s , en -een kaarskroon met armen van de
grootfte fchoonheit.
Men verzekert dat de Heer Kerkring, omtrent
het midden van de voorgaande eeuw,
het geheim ontdekt had , om den Geelen
Amber zacht te maken, op een andere wyze
als door het vuur, en hem even als tot
een deeg te brengen, aan welke by zoo eene
gedaante gaf als hy begeerde. Men zechc
dat men in Pruiffen een konftenaar heeft,
Samuel Som genaamt,- die het geheim bezit,
om den Barnfteen niet alleen helder te doen
worden , maar mede om hem alle kleuren
te doen aan nemen die hy begeert, en zelfs
om hem zacht te maken, en ’er Infeéten in
te befluiteii, ten einde deze ftukken aan de
Liefhebbers van dit foort van zeldzaamheden
tot een hooge prys te verkopen.
Men heeft onlangs te Edenbnrg ontdekt,
dat de damp van het zout van Barnfteen
indiervoegen fchadelyk aan de Rotten is die
zich in de. Pakhuizen der Drogiften , enz,
onthouden, dat hy hen ras geheel de wyk
doét nemen: echter komen deze Dieren te
rug, zoo ras .men dit zout weg neemt, en
nemen weder de vlucht, wanneer men hec
’ cr op hieuw lecht, eu dus vervolgens.
G E E L E K A M E E L , Camelus flavufg.
Dit is een Ooft-Indiaanfche V ifch , die men
in de Straat van Ceram vangt. | Zyne kleur
is geel; en zyn lichaam geheel met kleine
bulten bedekt; zyn vleefch is zeer vet en
gevlakt. De Inwoonders wapenen hunne
pylen met de zeer harde graten van dezen
Vifch , en bedienen ’ er zich in den kryg
van.
G E E L - H O U T , zie T ulpenboom.
Men geeft mede dezen naam aan het Ci~
troenhout: zie dit woord.
G E E L S T A A R T . Dus noemt men
een Ooft-Indifche V ifc h , die de groote en
gedaante van een Karper heeft; zyne kaken
zyn. met kleine en dicht by elkanderen {taande
en zeer fcherpe tanden' gewapent; zyn
rug is geel , en zyn ftaart noch geelder ;
zyn buik is blaauwachtig w it: zyne vinnen
zyn fchoon rood , maar zyn kop is bruin
Men vangt deze Viflchen met den angel,
tuflehen de rotzen aan^den oever der Zee:
zyn vleefch heeft een goede fmaak en is
gezond. § . * GE