P 29© A L M B O O M . P A L M I S T X..
hard’ i s , word tot verfcheide werken gebruikt,
in welke het vry wel het Ebbenhout
met geel fpint vervangt, waar na het vul-
maaktelyk gelykr.
P A L M B O O M , K o o l p a l m b o o m ,
Palma♦ Dit is een boom, o f boompje, die
beide langlevende zyn , en wier ftam van
twee tot höndert voeten hoogte h e e ft, en
waar van -de bladeren in een bondel aan den
top van den ftam , by elkanderen gefchikt
zyn ; de wortelen vormen een verzameling
van vezelen , kdie gewonelyk enkelvoudig
zyn. De jonge fcheuten van het grootfte
gedeelte van deze Planten, vormen , wan-t
neer z y uit de aarde uitfchieten even als
een kegelvormig-è bloembol, die geheel met
”op elkanderen leggende fchubben bedekt is ,
•welke niets anders dan de aanhangzels van
onvolmaakte ibladeren 'zyn. De ftam is doorgaans
enkelvoudig , niet getakt, kegelvor-
ïhig , meteen wjmachtig fap vervult, en
geheel- idt-in de lengte lopende, en zeer grov
e vezelen te’zamen g é fte lt, izorider dat hy
•eenïgein merkbaren fchörs heeft; het opper-
He gedeêlte van den ftam , ’ t geen men gewonelyk
de naam van Kool -geeft, is goed
om te -eeten ; de bladeren ftaan beurtelings ,
zyn wayerswys , -Of zonnefehermswys, ge-
fehrkt, of'gevleugelt, en op een voetfteeitje
o f gebladerde tak , geplaatft , waar van
de oorlprong doorgaans het grootfte ge-
deeltéWan den ftam omvat; maar echter zonder
een fchede te vormen : z y zyn alle in
' den^beginnen met-een bruin -’en grof poeder
bedekt , even^ak dat der 'Varen. De bloemen
zyn doorgaans , o f geheel mannelyk ,
o f geheel vrouwelyk op eenen ftam ; eenige
koomen uit een blöemfchede v o o r t , die men
Spatba noemt, de and ere zyn van fchubben
‘ Vergezelt; maar z y zyn by wyze van vHesjes
gefchikt. 'De mannelyke en vrouwelyke
bloemen , hebben ieder een zesbladige kelk.
Het bovruchtent f to f , beftaat uit eironde
zaadjes , die geelachtig en doorfchynende
zyn ; de vrucht is rondachtig < o f eirond,
vleesachtig en met een taaye buit bedekt,
- die dikwyk' fchUbaOhtig is * en beentjes- bevat.
-Zie D A i>E l b ö/d-M ; S a g o u •; nK o-
k o s b o o m , A o u -A r a , éhz. M'ehgeflacht
d’er KoOLPalmboomen is- echter vry.talryk,
P A L M I S T E . ([Byvoé'gz.) Zyn: ftam
Is récht , 1 enzomtyhsmeenalsdertig'voeten
hoog. Z y a wortéIkeef[-aiIeen- een middelmatige
dikte, hy dompelt zich in: de aarde
en zou niet in ftaatzyn , om hem te onder-
fteunén, zoo hy niet geholpen , en even als
gevoed wierd door een oneindige menigte
andere ronde worteltjes, die buigzaam en
in diervoegen door elkanderen gevlochten
zyn,. dat zy een groote klomp aan den voet
van den boom, gelyk met het oppervlak van
de aarde , vormen. Wanneer de Palmifte
omgekapt i s , zoo kapt men zynen kruin
twee voeten., o f twee voeten en ven half, boven
de plaats a f , alwaar de gebladerde takken
hunnen aanvang nemen; en na dat men
’er het omkleedzel afgedaan heeft, zoo vind
men het hart van den boom , o f liever de
bladeren, welke noch niet ontloken, zyn ,
p.i welke , even als een wayer die gefloten
is , gefchikt en -te zamen gevouwen z y n , zy
zyn wit , malfch ., aangenaam , en hebben
een fmaak even als de ftoelen der Artichok-
ken : men noemt hen in dezen ftaat , Kool
van den Palmifte. Men wafcht he.n, en eet
hen by wyze van Salade , ■ o f kookt hen' in
water met zout ; vervolgens eet men laen
na d a t’ er het water volkomen uitgezakt is,
met een blanke faus : men doet ben mede in
de vleefchfaepen. Eindelyk , pp wat wyze
men hen eet., zy .zyn altoos zeer goed: z y zyn
een ligt voedzel ’ t geen gemakkelyk verteert
kan worden, maar vermits men,, om hen te
bekoomen , de bomen vernietigen moet,
zoo eet men .hen zeldzamer dan men ander-
zints doen zoude.
Bladz. «233. 2de kol. reg. 16. Ray haalt,
in navolging van Ligon , en eenige andere
Reizigers, een Palmuoom aan , die men Ko-
ninglyke. Palmifte , op de Anrillifche Eilanden
van Amerika, noemt ; wiens ftam, die
naauwlyks een halve voet in middelyn .be-
fla a t, /drieüh.Qndert voeten: hoogte beeft.
Een zoodanige boom, indien hy wezentlyk
beftaat, is ontegenfprekelyk., een wonder:
maar de Heer Adanfon ze.ehc., .dat .deze Reizigers
ougetwyfelt van de Rotting willen
fpreeken , diq ,.'0nderhet voortkruipen,, alle
de boonren .van .een Bofcb ,iOmvat>; want
.de groQtfte Palmiften die . deze Schtyver in
Afrika -gezien heeft., overtroffen, de, hoogte
van hondert ' voeten-niet, fchoon zy meer
dan twee,voeten. in middelyn befloegen.
De Male baren, en andere Volken v^n Ooft-
Indién , bedienen zich medé van de bladeren
van een foor; van Palmifte , . welke' van die
van den Amenkaanfchen veric lullen, .en vry
gelykp
a m b u s . P A M P E L M O U S E .
gelykvormig aan dien genen is , die men in
den tuin des Konings van Vrankryk ziet. De
Indiaanfche Palmifte is oneindig fterker en
hoger ; zyne bladeren zyn aan het uiteinde
der takken geplaatft,en wayerswys gefchikr.
Het is op deze bladeren , die meer zelfftan-
digheit als die van den Kokosboom hebben,
dat de Indianen fchryven : zy nemen ’er een
tuflehen den voorften vinger en den duim
van de linkerhand : ’er is een kleine uitfny-
ding in den nagel van dezen duim , welke
tot een fteunpunt aan een yzere ftift dient,
die zy in de rechter‘hand houden , en met
welke zy met een verbazende fnelheit, alles
graveren , wat zy in de lengte op dit blad
fchryven willen , ’t geen zoo veel dikte
heeft dat de trékken zich aan de tegenoverge-
ftelde zyde niet vertonen: hierom bedienen
zy zich van deze, wanneer de andere vol is.
De v;*ucht van dezen Palmboom , heeft de
grootte van een Kwee-Beer , wanneer zy
groen en weinig' gevordert is; haare fchors,
die byna een duim dikte h e e ft, bevat een
mergachtig vlees ’t geen een vry goede.fmaak
heeft, aanftonds in den mond ftrïèlt, en ’er
een groote frisheid in veroorzaakt; de fchors
is alsdan nergens nut toe"; maar het tegenge-
ftelde heeft plaats, wanneer zy ryp is ; men
zuigt alsdan de febors u i t , en werpt het inwendige
weg , ’ t geen in een zeer harde
noot verandert is. De ftam van dezen Palmboom
, dient tot dezelve gebruiken als die
van den Kokosboom. Men kan mede zeggen,
dat de wyn van den Palmifte, nog hoger
, als die van den Kokosboom, om zyne
zoetheit, gefch at word.
P A M B U S. f Byvoegz♦ D it is een platte
Vifch , die zomtyds , twaalf o f vyftien
duimen lang , en acht of tien duimen breed
is: zyne kleur.is groen , en verandert tiaar
den ftand in welke men hem plaatft.
Bladz. 234. ifte kolom, reg. 4. van onder.
Men heeft noch eene andere wyze om hem
te drogen , deze i s ', dat men hem in fneden
fnyd, en dus in een foort van pekel lecht,
welke met tamarinden bereid is : het is de
•vifch die op deze wyze ingelecht is , welke
de Portugezen den naam van Pesce-para,
geeven.
P A M P E L M O U S E . ( Byvoegz. ) Z y
is meede te Suriname , noch gemeen, alwaar
zy meer dan twaalf duimen middelyn
PAMPINÜ S. P A N G G O E L IN G . 291
heeft; haar vleefth is, een weinig rinsaGhtig,.
en heeft een wezentlyken druiven fmaak.
P A M P IN U S . Dezen naam gaven de
Ouden aan een TVyngaardrank.
P A N G G O E L I N G . {Verbet.') Dezen
naam geven de Indianen van het Zuider
lyk gedeelte van Azia aan eqn Dier, ’ c geen
de Europeanen , welke in de Ooft-Indië»
woonen , oneigentlyk Schub-Haagdis noemen
; want dit Dier , waar van men twee
foorcen heeft, het eene noemen de Indianen
in hunne taal Pangolïng, en het andere Pha.-
tagin, i$ een.levendbarent Viervoetig Dier;
in plaats dat de BJaagdiflen eijerbarende kruipende
Dieren zyn. Dit zyn , ze.cht de Heet
de Bujfon, twee ongemeene , niet ze.ex tal-
ryke , en vry nuttelooze foorten , 'en wier
vreemde vorm alleen fchynt te heftaan om
een fchakeering tuflehen den vorm der Viervoetige
Dieren 9 en die der Kruipende Dieren
.te maken ; men vind hen mede in Afrika.
De Pangoling en Phatagin hebben., wel
is waar, by den eerften opflag v:an het opg,
eenige gelykvormigheit met de Haagdis ;
maar zy hebben andere zeer onderfchei.de
kenmerken. Dé Pangoling heeft een lengte
van drie voeten , zyn ft aart heeft byna dezelve
lengte. De Pbatagin is veel kleinder.
• Z y jeeven alleen yap Mieren : hunne
tong is zeer lang , hunnen mond .naauw, en
zonder merkbare tanden ; hun lichaam is
zeer langwerpig; zy hebben v y f nagelen aan
iedere voet. A lle de Haagdiflen zyn geheel,
en tot onder den buik , met een gladde hu ft
bedekt, wier vlakken fchubben verbeelden;
maar de Pangoling en Phatagin, zyn met vve?-
zemlyke fchubben bedekt, ukgezondert onder
de keel , borft en buik. De Pb atatgin
heeft ,-seven gelyk andere Viervoetige Dieren,
hairen op alle deze onderfte deelen van
het lichaam. De Pangoling heeft alleen een
;glad v e l, zonder hairen op deze deelen. De
fchubben die alle de andere deelen van het
lichaam van deze beide Dieren bedekken en
bekleeden, zyn niet geheel aan het vel vaft-
gehecht; zy zyn ’er maar alleen met hun onderfte
gedeelte fterk aan vaft : zy zyn beweegbaar
, even als de pennen der Stekelvarkens
, en zy zetten zich o p , o f gaan weder
nederleggen , naar de begeerte van het
Dier; zy zetten zich op , wanneer het vergrämt
is ; zy zetten zich nog meer op , wan-
O o 2 neer