ste z jd e van den Arend , en zyne naburen
verftrekken hem tot aas*
Het {port van Arenden dat men Lammer-
Gier noemt, beoorloogt de kieine'Viervoe-
tïge Dieren, en sveet hen al vliegende weg
te voeren zonder zich neder te zetten. Wanneer
hy naby zyn nefl gekomen is , zoo
laat hy zyn lalt nedervallen, om het Dier
hier door te dooiden; hy grypt het vervolgens
weder o p , en brengt het by zyne jongen*
Deze Vogelen verteren zelfs de beenderen
der Lammeren en jonge Geiten ; hunne
zenuwen bezitten een verbazende kracht,
en vooral zyn hunne beenderen zéér iterk,
Ichoon zy in evenredigheit veel ligter als
die der Viervoetige Dieren zyn.
A R G A L I . Dit is een foort van .wild
Schaap *t geen men in de bergen-van S-ibe-
riën ontmoet, en dat men als den oorfpron-
kelykcn Ram van onze Schapen befchouwen
kan ; men geeft het mede de 13aam van Mou-
fiotti. zie dit woord*
A R G E M Q N E , zie S t r k e l io j e
Ma a n k o p .
A R G U S . Dus noemt men een Zeeschelp
, die eenfchelpig is en tot het ge-
flacht der Porceleinboorns b e h o o r t z ie dit
‘woord* Haar rok is. geheel met gedaantens
van pogen bezaait; hier om heeft men deze
Schelp dus met zinfpeling op den Argus
van de Fabelhiftorie genoemt.
Men geeft mede de naam van Argus aan
zeer verfchillende Dieren , ten ifte ; aan'
een zeer zeldzame Slang van Guinee. Van
haren kop tot aan het einde van haren ftaart
merkt men een dubbele rei vlakken op , die
men voor zoo veel oogen zou aanzien,
ten 2de;aan een kleine Amerikaanfche Haagdis
, wier geheele huit met een foort van
oogen bedekt is..
A R M O N I A K Z O U T . QByvoegz.')
Dat gene dat men in een grot van het kleine
Landfchap Boton in Azia vind, is veel
doordringender als dat der Brandende Bergen;
de Inwoonders van dat Land noemen,
het Nufchader.
Het Armoniakzout is eengeenflachtig zout
geen door de zam en voeging van het zuur
van Ze e -Zo u t en een vlug Alkalyn gevormt
word.
W y moeten nu de tegenswoordige bereiding
van dit zout noch aanhalen , volgen®,
eene befchryving die door de Heer Haflet*
qutjt van Cairo aan de Koninglyke Zweedd
e Akademie gezonden is: deze befchry-
ying die in zekervoegen dat gene beveiligt,
dat de Heer le Maire, Konful van Vrank--
TYk ï f C a iro , en de Heer Thomas. Sbaw ^
van de bereiding van het Armoniakzout op-
gegeven hebben, zecht uitdrukkeJyk dat de
itolfe waar uit men het trekt alleen het roet
is - t geen door de meft Van allerlei Viervoetige
Dieren voörtgefcracht w o rd , als
Paarden, Ezels , Ofien, Koeyen , Buffels,.
Schapen en Geiten, zonder "dat die van de
Kameelen eenig voorrecht hoven de andere
geniet. De _Heer Haffelquift is de eerfte die
heeft Aoen zien, dat het zuur van het Zee-
zout , ’ c geen noodwendig tot het zamenftel
van liet Armoniakzout behoort, zich in overvloed
in den drefc-'der Laftbeeften bevind,,
en bygevolg in alle de fpyzen van deze
Dieren, die men met Bourgondiefch- Hoi„
Lammerkens - Ooren, enz. voed; Dus heft
het medewezig zuur yan het Zee-Zout zich
te gelyk met het roet op, en vereenigc zich
met het vlug Alkalynzout ’t geen het Ryk
der Dieren altoos, veifchafc. Eindelyk wanneer
men dit zout voor het vuur in de fu-
bhipeervaten bloptftelt, koomt ’er een valt
gefublimeert geenflachtig zout van v o o r t,
’ t geen het Armoniakzout is, 1
De arme 'lieden in Egypte, zecht de Heer
Hafeiquift verder, verzamelen den drek der
Viervoetige Dieren, en zelfs die der Men-
fchen , gedurende de h vief eerfte maanden
van het jaar : zy ontdoen zich van dezen
drek zoo ras zy hem verzamelt hébben. Zoo-
hy te zacht i s , zoo mengen zy ’er gekapt
ftroo onder, o f ftoppelen van vlafch; vervolgens
ftryken zy hem régens een muur
tegens welke deze meft door de hitte der
Zon droogt, en ’er zoo iang aanblyft tot
dat hy droog genoeg is om gebrand te kon-
nen worden. Zie daar het brandhout van
de arme lieden, en zelfs dat van die van
een middelbaren ftaat in dit Land. Men-
verzamelt het roet ’ t geen ’er van voort-
koomc, en verkoopt het aan de Fabriekeurs
van het Armoniakzout; en de hoeveelheit
van deze, meft die imen hier brand is zoo
g ro o t, dat wanneer men des morgens uit
Cairo gaat, men altoos verfeheide honderden
Ezels ontmoet die deze koopwaar naar
de Stad brengen. Men fchat dat ’sjaarlykfch
uit de Fabrieken van. Delta, G iza , Rozett
e ,
t e , enz. in E g y p te , by de zeven honden
duizend ponden Armoniakzout, Marfeil-
liefch gewicht, voortkoomt, t geen men
buitenslandfch vervoert. 1
Z o o men den doorluchtigen Boerhave gelo
o ft, zoo bewaart dit Zout allé de dierly-
ke zelfftandigheden voor het verderf. Het
is byzonder in de Scheikundige bearbeidin-
gen dat men het gebruikt; het dient vooral
om de onvolmaakte metalen te fublimeeren,
om de kleur van het Goud hooger te doen
worden wanneer ïnen het fmelt, en om Koningswater
te maken. Men bedient ’er zich
mede van om het Y z e r , geel en rood Koper
te vertinnen , men gebruikt het mede
in de vertinnmgderkoffykannen op de Turk-
fche w y s , waai in men- geen lood gebruikt.
Men gebruikt het noch tot de verzilvering,
en om het water te verkoelen.
A R O M A T I T U S . (_Byvoegz.’) l Dit
was een Steen die door de Ouden zeer hoog
ge fchat wierd.. Mogelyk is dit dezelve Steen
waar van Plinius gewach maakt,- onder de
naam van. Bïyrrkrnn : en mogelyk is het
noch niets anders dan den Obfidiaanfcbtn
Steen. Zie dit woord. .
A R R O U M A , Palma dactyiifera butni-
ih , carma coroides, candice tenui fiffili Barr.
D it is een Plant van Guayana, die-. men
voor een foort van Pineau aanziet: zie dit
woord. Z y groeit langs; de weiden, en in
de vette en moerasachtige gronden, en. féhiet
ter hoogte van omtrent tien voeten öp. Haar
fteel is boekachtig, heeft geen knopen, en
is zoo dik als een vinger. H y iaat zich met
-zoo veel gemak in de lengte doorfplyten,
even als de reizeren der Wilgeboomen;. en
het fterke vlies ’ t geen tot een fchors aan
de rib der bladeren diént, word met een
mefch, in ftroken van een half duim aifge-
nomeiii. Men maakt ’er verfeheide- werktuigen
van, waar van de Wilden zich tot hunnen
arbeid bedienen. Dit volk is. zeer behendig
om ’ er tot hun mandewerk gebruik
van te maken: hiinnte korven-, tafelen eb andere
huiffieraden , worden mede van deze
Plant gemaakt.
In de omliggende ftrekén van' Para, vind
men korfjes , die men Bacalia noemt, zy
hebben verfchillende gedaantens , en zyn op
een byzoödefe' sv.yzé dóór konft gbkledrt;
zy worden op een bevallige wyze van dunne
ftrookjes en bladeren van de Arrouma te
zamengeviochten. Barrere gelooft dat men
van deze Plant, matten zou können vervaardigen.
Wanneer de Wilden de fteelen op
een vereifchte lengte afgefneden hebben ,
zoo ontblooten zy hen van de groene fchors,
door middel van den rug van een Mefch, en
begeven zich vervolgens naar het water,otn
de afgefneden ranken door het zand, ’ t geen
zy met hunne handen ’ er langs wryven , van
de overgebleven fchors te’béroyen; zy maken
hen vervolgens zw a r t, verdeelen hen
in vier deelén , en ieder deel weder in twee
ftukken., en zy nemen te gelyk het merg
uit het middel'fte'.'gedeelfe , met alsdan een
der uiteindens mfiebe-n hunne- tandem te nemen
, en met het ftrookje in hunne linkerhand
te,honden, nemen zy ’ er met de rech-
ter hand een noch zeer dun reepje a f , waar
van zy hunne werken vervaardigen-, en die
men tot het zelfde gebruik als de Rotting
bezigen kan , waar. van zy mede de kleuf
hebben wanneer z y droog zyn : zie R o t t
i n g . Maif. Ruß, de Eayenne. -
A R T I C H O K , Cinara. ( Bymegz. )
Dit is- een moeskruid ,’ t geen violette bloemen
met ingeiheden halve bloempjes voortbrengt
, zy zyn ieder op een vruchtbeginfel
gEphatft, em in een fchubacbtïge en dóórgaans.
doornadvtige kelk bevat, Het vrucht-
beginfel word iit ’ t vervolg, een zaad- dat met
pkdmpj.es bezet: is : de bonding der Arti-
chokken heeft een kenmerk 't. geen hen ge-
makkelyk van de Diftels doet onderfchei-
den. Hare bladeren zyn lang, in breede
ftroken verdeelt en ingëfneden ,/ zy zyn, met
een witachtig dons bedekt. Haar wortel die
,vaft is , fchiet een gevoorde , -en katoeuacb-
■ tilgen' fteel u i t , die met eeltige takken bezet
is,, aam wier toppen een fchubachtig. hoofdje
geip-laatft is , ’ t geen in een punt eindigt
deze fcbufabeii hebbeni een zeegroene kleur,
zyn aan het onderfte gedeelte vleesachtig, ’ c
geen dik , matfeh , goed om te eeten en
witaduig is : het onderfte gedeelte van den
kelk', o f de moederkoek der zaden , is mede
vleesachtig eh goed om te eeten ; 'men noemt
dit de bodem vah.de Artichok; *
De Mol-Krekel yerdelgt-de wortelen van
deze Plant. . ' !
De ftoelen der Artichokken zyn de ribben
en bladeren van de Plant, zelfs die men
met Stroo o f oude-Meft amkfeed langs hunne
geheele lengte , uicgezondert de bovenfte
top ; wanneer zy wit geworden z y n : zoo
E a ver*