i? 6 IN D IA A N S CH -B L A A UW . enz.
de jonge Krokodillen , want dit ibort van
Dieren vermënigtvuldigt zeer fterk , en deze
vruchtbaarheit zou zeer te duchten zyn , zoo
z y even na hunne geboorte door de Ichneu-
mons niet verflonden wierden. Maar vermits
de Fabel, de waarheit altoos vergezelt,
zo o heeft men gezechr, dat de Ichneumon
in den buik der Krokodil inging, wanneer
dit Dier fliep , en ’ er niet weder uit voort-
ivvam, dan na dat het zyne ingewanden verflonden
had,
Bladz, 490. 2d ek o l. r e g .28. Dit Dier bezit
een zoo hevige eetlult, dat bet zelfs niet
- fchroomt om de vergiftigde Slangen aan te
tallen. Voor dat het meefler van zynen
prooi w o rd , zoo bekoomt het dikwyls
wreede en gevaarlyke beeten; maar zoo ras
het de werking van het vergift Ontdekt,
zoo zoekt het tegengiften , en byzonder een
Ibort van wortel die de Indianen naar zynen
naam genoemt hebben , en die zy verzekeren
een der krachtigfte tegengiften tegens de
beeten der Adders te zyn.
Bladz. 49Ï' tjlo kol. .reg. 8. Dit dier gaat
voort zonder byna eenig gerucht, te maken,
en verandert zynen gang naar de omftandig-
heden ; zomtyds verheft het zich op zyne
pooten , verkort zyn lichaam , en houd den
kop opgeheven; op andere tyden fchynt het
te kruipen , en zich even als een Slang uit te
rekken ; dikwyls zet het zich op zyne ach-
terfte pooten, en noch meermalen fchiet het
als een pyl op den prooi die het aantallen
wil.
I N D I A A N S C H - B L A A U W . ( B y
m egz.) Men moet van deze verwftof met
olie geen gebruik maken ; om dat zy los gaat
en een gedeeelte van hare kracht onder het
drogen ve r lie ft; maar in waterverw bréngt
z y een verwonderenswaardig uitwerkzel,
voort ; zy is volftrekt noodzakelyk, om
den Hemel, de Zee , en de wykende party-
en van een Schildery te fchilderen. Men
w r y ft haar. zomtyds met het geel dat men
uit het Avignons-zaad, enz. bekoomt, om
’ er een groene kleur van zamen te Hellen.
D e Z y d e , W o lle , Garen, en Katoene ftof-
.fen , bekomen een verfcheidenheit van zeer
fchöone kleuren , door hét gebruik van het
Indiaanfch-hlaauw , even als door de Indigo
, en door de vermenging met andere kleuren.
IN .D I A A N S C H -H O U T . De-
I N D I A A N S C H E K E R S . enz.
ze naam geeft men op Cayenne aan een foort
van dikke L ian e, waar van den wortel wanneer
hy gebeukt is , de eigenfchap bezit om
de Viflchen dronken te maken. Zie L ia -
.n e .
I N D I A A N S C HE K E R S . (B.yvoeg-
zel. ) Men onderfcbeid ’er twee foorten van;
de groote en de kleine: men noemt de eerfte
Groote Indiaanfche , o f Peruviaanfcbe Kers;
en de tweede , Kleine Indiaanfche Kers ;
fchoon zy niets met de gemeene .Kers^gemeen
hebben ., zoo niet de reuk , fmaak en
eigenfchappen,
I N D I A A N S C H - R I E T , Cannaco-
rus. " ( Byvoegz, ~) Deszelfs bladeren gelyken
naar die van den Banaanboom. Men gebruikt
hen op Cayenne om de hutten te bedekken
met hen in het midden langs de Rib
door te fplyten, en met hen vervolgens beurtelings
op het dak te plaatzen, ’t geen men
bedekken w i l; men hecht hen van voet tot
voet v a l t , om dat'.zy door den wind niet
zouden befchadigt worden : andere hechten
hen met de ribben nevens elkanderen valt;
op deze wys duren deze bedekzelen, het
dubbelt van den tyd. Het zaad van hetIn-
diaanfch R ie t , geeft een zeer fchoone pur-
perverw uit ; het was te wenfchen dat men
een middel kon uitvinden óm deze kleur be-
Itendig te maken. Verfcheide Vogelen , en
vooral de Wilde Duiven, zyn zeer gretig
naar dit Zaad, waardoor hun vleêfch bitter
word in den tyd in welke zy ,’er van eeten.
Barrere zecht, dat de Wilden dit zaad mede
als een lekkerny eeten , en de vruchten by
het vuur leggen om ’er de zaden uit te kon-
nen halen., Op eenige plaatzen bedient men
zich van dit zaad., even als van hagel om de
Vogelen te doden.
I N D I A A N S C H E V Y G. (Byvoegz.)
Wanneer men ,de vezeldraden van de helm-
ftyltjes van deze Plant aanraakt , voor dat
z y hun bevruchtent Hof verfpreid hebben,
’ t geen doorgaans uit bolronde, zeer kleine,
geelachtige en blinkende deeltjes beftaat,
zoo leggen z y zich kringswys op elkanderen
neder, terwyl de ftofknopjes hun ftof
uitwerpen. (E e n . diergelyke beweging is
door de Heer de JuJJieu-, in de helmflyltjes
van de Heidm-Tfoop .waargenomen. Zie dit
•woord,)
IN D IA A N S C I ÏE of MÓ CH: W IE R O O K .
I N D I A A N S C H E , of M O C H A -
S C H E W I E R O O K. Dit is de Wierook
in groote en onzinnelyke klompen.
I N G E W A N D E N . Door dit woörd
verilaat men. alle de inwendige deden ", die
in de holligheden van het lichaam der Men-
fchen en Dieren befloten zyn.
I N S E C T . '(.Byvoegz.') Hoe veel de
Reaumurs, Swamtnerdammers, enz. zouden
’ er niet vereifcht worden , om dit artikel
uit te putten!
Bladz. 502, ïfle kol. reg. ï . Men hééft
Infeéten die men Honderdheenen en Dui-
zendbeenen noemt, om het groot getal van
hunne pooten. Dus zyn de Duizendbeenen
en Milioenpooten, die tot zeventig en honden
en twintig pooten aan iedere zyde hebben
» De pooten der Infeéten zyn van gewrichten
voorzien , ,en eindigen in twee,
vier, en zomtyds in zes kromme , en zeer
fcherpe klaauwtjes, welke het Dier dienen
om zich valt te houden, Behalven -deze
klaauwtjes o f nagelen, zyn de onderfte .ge-
deeltens van de pooten dér Infeéten noch
met borfteltjes o f fponsachtige klompjes bezet",
welke het Infeét dienen, om zich op de
gladde lichamen vaft te houden.
Bladz. 502. ijle kol. reg. 27. Men onderfcheid
, dit geflacbt van Dieren : ten
iitè , in-die gene wier vliesachtige vleugelen
door vaite, fchèlpachtige, ondoorfchynen-
de en gekleurde fcheden bedekt worden, tot
deze behoren de Torren, de Vliegende Harten,
Torretjes,Kevers, Bok-Torren, Goudhaantjes,
Spaanfche Vlieg en, A g re t-T o r-
ren, Mol-Krekels, enz. men geeft deze de
algemeene naam van Schihlvlengelige Infec-
ten, Coleopteres. Hun mond is met een harde
en fcherpe kaak gewapent, en zy hebben
zés pooten.
Ten 2de, in die géne die alleen halve
vleugelen hebben , (dat is te zeggen waar
van de vleugelen halve fchilden hebben,' die
hard en fchelpachtig zyn, o f fcheden die half
zacht zyn, en alleen' de helft van het lichaam
, o f de onder vleugelen bedekken, )
gelyk de Krekels, de Wantzeii ,'d e Hout-
Weegluis, de Kermes, de Water-Schorpioen
, de Cochenieljes , enz. deze betekent
men onder de naam van Halffcliildige I11-
feSlen , Heinipteras. De Infeéten van deze-
afdeeling hebben een lange en fcherpe fnuit,
I N G E W A N D E N , I N S E C T . 17?
hy is mede benedenwaarts omgebogen , en
"ftrektzich tuffchen de pooten uit. Zie Half-
"schi ldi g e I ns e c t en.
Ten 3de, die gene wier vleugelen meet-
achri'g z yn ; 'dat is te zeggen met een wevk-
tuigelyk eh fchubaclicig fto f bedekt, gelyk
de dach en Nacht-Vlinders; men geeft deze
de' naam van Domvleugelige, Lept dopt e-
res. Hun fnuit'is méér o f .min lang., en
zomtyds by wyze van een flangetrek ge-
kronkelt.
Ten 4de, die gene wier vleugelen vliesachtig,
zenutiwachtig , naakt en met geen
fto f bedekt zyn ,' onder deze telt men de
Wespen, de Ichneumon-Vliegen , de Juffers,
de Byé'n, de vliegende Mieren, deze
noemt men Vliesvleugelige , Hymenopteres.
Deze afdeeling is zeer talryk , en word door
eenige onder de naam van Peesvleugelige ,
Neuropteres betekent-.: het grootfte getal der
Infeéten.die zy bevat, hebhen de mond met
kaken gewapent, die meer o f min groot zyn,
en hy heeft zomtyds aanhangzels, die naar
fprietjes gelyken.
Ten 5de, die gene welke twee vleugelen
hebben, gelyk de gemeene Vliegen, de.Da-
feh , de Langppoten, de Muggen, enz. aan
deze heeft men de naam van fweevleuge/ige,
Dipteres gegeven. De fnuit van den mond
van deze Infeéten, is op verfchiliende wy-
zen gevormt, volgens de verfchiliende foorten
; maar zy hebben byna alle onder hunne
vleugelen aan derzelver oorfprong, een
foort van evenwicbten o f balansjes, enz.
Bladz. 502. s.de kol. reg. 24. Wat' eenige
andere en minder gemeenzame benamingen
betreft, en waar van men zich'in de
beichryving van een Infeét bedient, zie ’er
hier de lyft van , Sprieten, zie dit w o o rd,
óp het artikel Vlinder. De Baardjes zyn
de fprieten, dié aan de zyden van den mond
in een menigte Infeéten gtplaatft zyn. Het
Goudpopje is op het woord Popje omftan-
diger befchreven. De Evenwicbtjes o f Balansjes,
zyn die kleine onbeweegbare vezeldraden
, die in een knop eindigen, en die
men by den oorfprong der vleugelen van
alle de twee vleugelige Infeéten opmerkt.
Het Borjifchild is dat deel, ’t geen, in de
Infeéten, aan de borft van de groote Dieren
beantwoord. Het Schild (Scutellum)
is dat driehoekig ftuk dat men aan den oor-
Z fprong