befte van het Land houden , en zoo gezond
fchatten, dat men haar aan de zieken
te eeten geeft. De Cherimolia fchiet ter
hoogte van twaalf voeten ó p : zyne bladeren
ftaan beurtelings , zyn groot, hebben
een eironde gedaante , zyn fchoon groen
aan de boven z yd e , en worden in hunne
lengte van een rib doorlopen die een groot
getal zenuwen uitgeeft. De bloem is driehoekig,
inwendig w it, en uitwendig groenachtig.
Zyne vrucht heeft een hartswyze
gedaante gelyk die van den Guanabane, en
is bruin wanneer z y ryp is. Haar vleefch
'is w it, gelykvormig aan pap, zoetachdg en
met vérfcheide zaden vermengt.
C H I N E E S C H G O U D - en Z I L -
V E R - V I S C H J E , zie op het artikel
G o u d b r a a s s e m .
C H I N E E S C H V A R K E N . DitDier
is in Europa overgebracht^; men kent het
in Vtankryk. _Men weet dat het kleinder
als ons Varken is , dat het een holle rug
h e e ft, en die om dus te fpreken, gezadelt
is. Men meft het v e t, en houd zyn vleefch
voor uitmuntentie van fmaak. ’
C H I Q U E S of L U I Z E N V A N
P H A R A O . QByvö£gz.~} Dit zyn Infeéten
van de Antillifche Eilancfen die zeer te duchten
zyn : men vind hen doorgaans op de
droge en ftofachtige plaatzen.
C H I R IM O Y A . Dit is een Peruvi-
aanfche vrucht, van het foort dat men op
de Franfche Eilanden Kaneel -Appel noemt:
zie dit woord. Maar de Peruviaanfche is
veel aangenamer, en men fchat haar gewo-
ïielyk hoger als de Ananas. De Heer de
la Condamine zecht, dat haar fmaak fuikerachtig
en wynachtig is : hare groote en gedaante
evenaart ’die van onze fpitze appelen
; haar fchel is groenachtig en even als
met fchubachtige vakken geborduurt. Haar
vleefch is w i t , za cht, met vezels doorvlochten
, en bevat langwerpige en platachtige
zaden. Deze vrucht groeit op een hoge
en fchaduuwryke boom; zyn bloem-be-
ftaat uit vier bladeren, die een zeer aangename
reuk, en een bruinachtige groene kleur
heeft*
C H I R U R G Y N V I S C H . Op Marti-
nique ge^ft men dezen naam. aan een Vifch
die naby zyn ftaart twee ftevigé en fcherpe
punten heeft, even als lancetten. Hy kan
hen naar zyne begeerte opzetten, hen doen
uitfteken, langs zyn lichaam nederleggen,
o f hen ieder in een holligheit, even als in
een koker, verbergen. ‘
C H I T - S E . Dit is een dier Boomen,
die het hoogfte in China om de fchoonheic
en uitnementheit van hunne vruchten gefchat
worden. Deze Boom is zoo groot als een
Notenboom; men vind hem menigvuldig in
de Landfchappen Chantong en Honan. Z y ne
vruchten zyn in het midden even als met
een koort ingetrokken; zy bewaren hare
frisheit gedurende den geheelen winter: de
groote van die gene die men goed en ryp
fchat, evenaart die van een Oranjeappel ;
haar vleefch is roodachtig, het heeft een
zoete fmaak die met eenige rinsheit gemengt
is die vermaak geeft, en waardoor zy een
zamentrekkende en heilzame eigenfchap ver-
krygt. Deze vruchten die drie o f vier fteen-
achtige noten bevatten , worden zeldzaam
op den boom ryp : men zamelt haar in -den
herfft in , en lecht haar op ftroo o f op horden
, wanneer z y verder ryp worden. Deze
befchryving kan alleen op den aange-
kweekten Chit-Se toegepaft worden ; want
den wilden, heeft een bochtige• ftam, en
door een gevlochten en doornachtige takken:
zyne vruchten zyri niet grooter als een
kleine appel. De Chineefche Kruidkundigen
geven groote loffpraken aan dezen boom:
de gematigde bepalen zich alleen aan zeven
aanmerkelyke voordeelen, ten if t e , dat hy
lang le e f t , en altoos ftandvaftig vruchten
voortbrengt; ten ade, dat hy een fchoone
ichaduuw op een groote afftand verlpreid;
ten 3de, dat geen Vogelen op zyne takken
neftelen ; ten 4de, dat hy van de Infeóten
bevryd is ; ten 5de , dat zyne bladeren na
de ryping bevallig geftreept z yn ; ten 6de, dat
hy de aarde met zyne bladeren meft, even
als de befte meft; eneindelykten7de,dathy
fchoone vruchten van een uitmuntende fmaak
voortbrengt.
Men bereid deze vruchten met haar van
de kernen te ontdoen, men drukt haar plat
en laat haar in de Zon drogen om haar te
konnen bewaren: zie de omfchryvingen die
de Vader z?’ Entrecolles hier van in het SAfte
deel van de Stichtelyke Brieven geeft. :
C H O C O L A A T ; z ieK A K A A uw.S
T .
S T , C H R I S T O F F E L S K R U I D ,
Chrifiophoriana. Deze Plant groeit op de
bergachtige plaatsen: haar wortel is dik 9 nair-
achdg , uitwendig zwart, en inwendig geelachtig!
hy fchiet fteelen ter hoogte van twee
voeten uit, deze zyn dun en getakt: de bladeren
zyn groot en breed, in ftrookjes m-
gefneden, geranten groenachtig.. De bloe-
men die aan het uiteinde van de takken
voortkomen , zyn rooswys , in troffen by
elkanderen gefchikt, en worden van zachte
en- zwartachtige beziën gevolgt, die met
d I at achtige zaden vervult zyn. Men bedient
vich alleen uitwendig van deze Plant, t zy
om de fchorft te genezen, o f omhetonge-.
dierte te doen fterven.
C H R Y S I T E S . Deze naatn geven de
oude Steenkundigen aan den T o e tte en , om
de eigenfchap die hy bezit van het Goud
te konnen beproeven: zie T o e t s t e e n ..
Men betekent mede door de naam van tbry-
ntes, de zelfftandigheit die men anders de
naam van Goudglid geeft, om dat het een
geele kleur heetc, die naar die van dit metaal
gelykt: zie op het artikel L o o d .
C H R Y S O B A T E S . Deze naam heeft
men aan (een door konft gemaakte Boom-
Iteen gegeven, die door een groeijmg van
het goud tuffchen twee kriflallen ge vormt
word welke men in het vuur aan elkande-
ren foudeerc, men flypt deze vervolgens om
hen in een ring te vatten, en men maakt mede
dekzels tot fnuifdofen ’er van: zie de Memorie
van den Heer de la Condamine, in die
van de Akademie-der Wetenfcbappeii van Parys
voor betjaar 1731. Dit Griekfche woord
betekent Goudheefter.
C H R Y S O C O L L A . QByvoegz.^) De .
hedendaagfche Mineraalkundige , en onder
anderen IVallerius, betekenen door het woord
Chryfocolla een Ko p e r -E r tz , in welke dit
metaal na dat het ontbonden was, zich ne-
derveploft.heeft. Men geeft dezen naam
mede aan het Bergblaauw en Berggroen:
zie deze woorden, en K o p e r .
C H U M P I . Dit-is een foort van M ineraal
, ’ e geen men in Po to fi, dikwyls in
de Zilvermynen vind. Het heeft door zy*
. ne kleur, zwaarte en eigenfchappen , veel
overeenkom!! met de Amaril: zie dit woord,
Alonz, Barba,
C H U P A L U L O N E S . Dit is de naam
van een Hcefter wiens vruchten men e e t ,
en die in de Landfchappen Esmeraldas en
Mindo , ten Weden van Quito groeit. De
bloem van dezen Heefter door de Héér de
la Condamine getekent en. in waterverf 'ge-ïffii
fchildert, en aan den Koninglyken Tuin te
•Parys gezonden , gelykt naar een fchoone
karmynkleurige roos , uit welkers midden
zich een kegelvormige en witte buis verheft,
die aan den top karmynkleurige en
geftreepte vlakjes heeft; uit den top komen
geele helmftyltjes en verfcheide ftampertjes
voort.
C 1R I - A P O A . Deze Krab vind men
op den grond van de zoute wateren in Bra-
zil , dit is de Xirica van Cayefine : haar
vleefch heeft een zeer goede fmaak.
C I T R O E N B O O M . QByvöegz.') Het
is nodig dat .men aanmerke dat de vrucht
die men doorgaans in Parys de. naam van
Citroen geeft , de Limoen van alle de Landfchappen
van Vrankryk, van alle de Landen
van Europa, en van alle de oude en latere
Kruidkundigen is.
Bladz. ai8. iJle kol. reg. 1. Men kweekt
de Citroenboomen mede in China, en in de
Ooft- en Weft-Indiën aan ; maar in de
Noordfche Landen brengt hy vruchten voort
die veel minder als die van de warme Landen
zyn. De Kruidkundigen onderfcheiden
’er tien voorname foorten van , fchoön zy
niet onkundig zyn, dat de Tuiniers van Genua
, welke Stad de groote boomkwekery
van Europa van dit foort van boomen i s ,
zoo begerig zyn om deze verfcheidenheid
uit te breiden, dat zy ze dagelykfch vermeerderen.
Het foort van Citroenboom die
het terkfte begeert word, is de Florentyn-
fche, waar van iedere Citroen te Florence,
zelfs voor omtrent v y f en twintig hollarid-
fche ftuivers verkocht word: men zend haar
tot een gefchenk naar -alle de Europifche
Hoven. Dit byzonder foort kan tot vol-
maaktheit niet komen dan in de vlakte tus-
fchen Pifa en Livorno; en fchoon men dit
foort van Citroenboomen van deze plaats
haar andere uitmuntende landfchappen van
Italiën overgebracht h eeft, zoo hebben zy
altoos oneindig veel van die fpeceryachtig-
h e it , en van die fynheit van fmaak verloren
die de grond van deze vlakte aan hunne
vruchten 'verfchafc,
M Men