378 TINKAL. TITIRI .
vonshire, nooit loodlynig z yn , maar altoos
een weinig overgebogen. Men heeft in
Saxen, in het gebied van Altemberg , een
Tin-myn , die uit een klomp beftaat, en als
een wonder in de Mineraalkunde befchouwt
kan worden. Deze Myn beflaat omtrent
twintig roeden in omtrek, en leevert Tin-
Ertz uit van het oppervlak der aarde , tot
op een loodlynige diepte , van vyftig roeden.
Het is nuttig dat men aanmerke , dat de
Tin-Ertzen altoos moeijelyk te be-arbeiden
z y n , om de ftoffen met welke zy verknocht
zyn. Wanneer men een Tin-myn ontdekt
heeft, zoo vormt men ’ er aanftonds putten,
galleryen, doorfnydingen, enz., in.
Men be-arbeid het Tin met hamers, op
een kopere plaat, die op een aambeeld ge-
plaatft is , met een o f twee bevervellen tus-.
fchen deze plaat en het aambeeld.
Het Gemeene Tin, ’t geen men by alle de
Tinnegieters vind , is een vermenging van
Glad-Tin , Lood , en zomtyds, van Geel-
Koper.
Om de vermenging van het Tin , noch
welluidender te maken , zoo flaat men het
.fterk met hamers ; dit is het gene men het
Tin keut fmeden, noemt.
Het gezuiverde Tin , ’ t geen men in den
Koophandel vind, is o f in baren, o f in ftav.en,
die men roeden noemt, o f in vierkante ftuk-
ken , waar aan men den naam van hoeden
g e e ft: men beproeft het Tin , om ’er de
hoedanigheit en waarde van te ontdekken,
met het geheel gefmolten in een vorm van
Kryt-aarde te gieten: hoe ligter de baar is ,
hoe beter o f fynder het T in zyn moet,
enz.H
et Tin behoort tot het zamenfteh der
fmeltgiazen , tot dat dér foudeerzels van de
zagte Metalen, en de' verglaaszels van het
aardewerk Dit Metaal geeft een purperkleur
aan de ontbinding van het Goud.
T I N K A L . Dit is een ftoffe die zeer
weinig in Europa bekent , o f kwalyk door
de Schryvers befchreeven is. De Kooplieden
geeven den naam van Tinkal, in de
Qoft-Indiën , aan den ruwen en zeer aard-
‘ achtigen Borax. Dit is , om eigentlyk te
ipreeken; de flymachtige en glasbaarmaken-
de aarde van den B o ra x ,. die van fteenen
ontbloot, maar met de zoutachtige en met
gekriftallizeerde deelen van den Borax , be-
T L A N H Q : T L A P : T L A Q : T L EH U A ,.
laden is. Men wil dat deze zelfftandigheit
oneindig krachtiger in de Geneeskonft is ,
beter gefchikt tot de glasmaking, en gefchik-
ter tot de fmelting en foudeering der Metalen
.D
e Heer Cadet, die door zyne Scheikundige
proeven bekent i s , heeft nafporingen
omtrent de Borax-aarde gedaan , en haar aan
de Akademie der Wetenfchappen van Pa-
rys mede gedeelt, die haar onder hare Me-
moriën heeft doen drukken. Ik heb in het
jaar 1763, aan dezelve Akademie, een Memorie
voorgeleezen, in welke ik eene be-
fchryving van den Borax geeve,van zynen öor-
fprong, en de wyze der Hollanders, om hem
te zuiveren ; ik onderzoek in deze Memorie
den aart van dit zout , waar in het koperachtige
gedeelte beftaan kan , ’t geen men
gift ’ er in bevat te zyn , en o f ’er het we-
zentlyk in bevat is ,-o fn ie t , enz,
T I T I R I . ( B y v o e g z De menigvuldig-
heit en aangenaamheit van dezen Vifch , is-
oorzaak dat ’er een ieder van e e t; maar men
moet hem verfch eeten , want hy kan niet
lang bewaart worden- De wyze om hem te
bereiden, is dat men hem dikwyls in verfch
water afwafcht, om hem van het zand te
reinigen waar mede hy altoos- bedekt is;
vervolgens kookt men hem met water, zout,
boter , en fyne kruiden.
T L A N H Q U A C H U L . Dit is de
fchoone roode Wulp van Brazil : zyne
hals, is met een fchoone zwarte kraag ge-
ringt.
T L A P A L E Z P A T L I . Mengiftmet
veel waarfchynlykheit dat dit dezelve boom
is , die het Graveelhout. verfchaft. Zie dit
•woord.
T L A Q U A T Z I N . Dezen naam geven
de Amerikanen aan een foort van Philan-
der. Hernandez geeft den naam van Doornachtige
Tlaquatzin , aan een fóort van Bra-
ziljaanfch Stekelvarken, Zie deze woorden.
T L E H U A . ( B y v o e g z Dit is een
fóort van A dde r, van het Eiland Celebes,
die wel dezelve Slang zyn kan, die men
Tleonm Brazil noemt,
T O C A N -
TO C AN H : T O C -K A Y E . TO D D I , enz.
T O C A N H O H A . Dit is een vrucht
van het Eiland Madagaskar, die de Honden
doet fterven. Het.fchynt dat ,dit een foort
van Kraans-oogen is. Zie dit woord.
T O C - K A Y E . ( Byvoegz. ) De rug
van de Toc-Kaye is met een gefagrynde en
met vlakken gewolkte huit bedekt, die met
verfcheide reijen kegelvormige punten van
een bleekblauwe kleur bezet is ; de buik is
bleek-graauw en met rood gevlakt; de ftaart
is byna zoo lang als het lichaam en het hooft
te zamen : . hy is dik aan zynen oorfprong;
de kop heeft een driehoekige gedaante; de
vingeren eindigen in zeer fcherpe en gekromde
nagelen ; iedfere vinger is noch met
een breed en eirond vlies bezet , ’ t geen
zelfs met een zeker getal vliesjes bezet is ,
die onderling eyenwydig , en loodlynig met
het groote vlies zyn : deze fchikking geeft
het. Dier een zonderlinge bekwaamheit, om
zich aan de gladfte lichamen re hechten. De
oogen van deze Haagdis zyn zeer g ro o t, en
dé openingen die de ooren vormen , zyn eirond
: zie de Memori'èn van de Akademie der
Wetenfchappen vanParys, derde Deel, tweede
Stuk.
T O D D I . D it is een geeftig v o ch t, ’ t
geen de Inwoonders van Indoftan, door een
infnyding uit een foort van Palmboom trekken
, die men Wyn-Palmboom noemt.
T O I B A N D A L O . De Spanjaarden,
geven dezen naam, aan de Kruishaai, een
V ifch, waar van wy op het woord Tlamer-
vifcb gefproken hebben: zie dit woord.
T O J U G U A . Dit is een gekroonde
Slang van Nieuw-Spanje : het voorfte gedeelte
van haren kop, is met groote en bree-
■ de fchubben bekleed , die alle met wit en
zwart gemengc zyn ; die van het opperfte gedeelte
van den rug, zyn fchoon gii-zwart:
de hals van dit Dier , is aanmerkelyk door
een witte vlak, die bultswys verheeven, en
met een zwartachtige kroon bezet is ; de
ftaart eindigt in eenen beenachtigen punt ;
de fchubben van den buik zyn donker bruin,
en hebben een witten rand. Men plaatft de
Töjugua , in den rang der fchoonfte Slangen
; zie den Thef. II. van Seha, Tab. 105.
n. 4.
TOM : TO NG -C : T O N N E T JE , enz. 379
fier aan een Infeét, ’ t geen de Hemerobius
van Linnceus is ; het is de Vlieg van den
Leeuw-Mier: zie het artikel Juffer, van
den L e euw-Mi er.
T O M A T E . Dit is een verfcheidenheit
van den Dol-Appel (j Lycoperficou j) : . deze
vrucht heeft de grootte van eenen middel-
matigen Oranje-appel, zy is eerft groen, en
verkrygt vervolgens een roodachtige geele
kleur; eindelyk, word zy geheel rood en
gevoort, o f verkrygt ribben, o f een oh ge-
lyke gedaante. De Plan t, die de Tormate
voortbrengt, wo rd, door eenige Schryvers,
onder de Poorten van Solarium geplaatft, De
Heer de Tournefort, heeft ’ er haar van afgescheiden
: zie, D o l - A p p e l . In ’t algemeen
worden de vruchten der Solanum
QNacètfchade') niet gegeeten ; maar men
merkt aan , dat die gene die rood zyn , en
een rins vocht bevatten, niet gevaarlyk zyn.
Men eet thans een menigte Tomates : men
vermomt haar door verfchiilende fouffen.
W y berichten , dat zoo iemand by-toeval
’er zich ongeftelt door bevinden mocht, het
befte hulpmiddel hier tegen is , dat men gebruik
van Azyn maakt.
T O N G - C H U . Dit is de Boom, waar
uit men, in C h in a , een Olie trekt, die
fong-Yeou , genaamt word. Zie de woorden
V e r n i s b o om, en B oom waar
ui t men O l i e TREKT.
T O N N E T J E . CByvoegz.) Dezen
naam geeft men aan een draadswys zamen-
weefzel, ‘ t geen den Zyworm tot een om-
kleedzel dient, en waar van men door een
be-arbeiding,' die men Haspeling noemt,
die Dierlyke zelfftandigheit bekoomt , die
men den naam van Zyde geeft, en tot menig-"
vuldige koftbare werken gebruikt word. Zie
op het woord Z yworm. Het Tonnetje,
i s , om eigentlyk tefpreeken, hétgraft, in
welk' de Rups in een Popje, verandert. Zie
P opje.
T O N Y N . CByvoegz,j) De fnelheit met
welke de Tonynen en verfcheide andere Vis-
fchen zwemmen , en de ftandvaftige during
van deze fnelheit, zouden niet waarfchyne-
lyk fchynen , zoo zy niet algemeen bekent
waren. De Ridder de Cbimhaud zecht, dat
wanneer hy van Martenique naar Vrankryk
overftak, het fchip waar op hy zich bevond,'
B b b a : gedu-
T O L M E R U S . Dezen naam geeft Li