4*4 V O R S T . V O N T A C A .
met elkanderen het vermogen oeffenen ', ft-
geen z y bezitten om een derde voort te brengen
, ’ t geen volftandig een der beide Sexen
nebben zal. De Lezer moet vermoeden dat
men zich in de behandeling van 'eene zoo
moéijelyke en teedere ftoffe , aan een eenvoudig
voorftel bepaalt heeft van demitwen-
dige middelen waar van de Natuur gebruik
heeft willen maken om dezen' geheimen arbeid
te verrichten. Voor ’ c overige kan men
de Natuurkundige Venus van den Heer de
Maupertuis, raadplegen ; als mede de Waarnemingen
van Harvey , Wallisnieri en Mal-
phigius , over de eerfle daden der voorttee-
lin g ; de Algemeene en byzondere Hifiorie van
den Heer de Buffon ; de Phyfiologia van den
Heer Seriac ; de Ontleedkunde van Heißer;
het werk, ’ t geen tot titel voert Denkbeeld
van den Natuurkundigen en Zedekundigen
Menfch ; de Medicynfobe Inßitutien - van den
grooten Boerhave , met de aanteekeningen,
en de geleerde noten vatf den' Heer Hallert
Zie mede noch de Verzameling van een groot
gedeelte der fteltzels over de Voortteeling, en
het gene ’er betrekkelyk toe is , in dé Ontleedkundige
Boekzaal van Mauget ,• eindelyk
-de wydlópige Werken van Scburigius, over
het zelfde onderwerp: zie mede het artikel
D ier t je s (W a t e r öf V ö ch t J van
dit Woordenboek.
V O R S T . Dus noemt men dien trap
van koude die de vette Oliën doet ftremmen.,
<en die natuurlyk het water en de waterachtige
vochten in Y's , in een zekere Land-
ftreek, o f in een bepaalde luchtftreek, verandert.
De V orft; is het te gen gefielde van
den Dooi: zié dit woord. Men weet dat de
Vorft een bepaalde o vereen kom ft met de
gematigtheit der lucht en de gefteltheit van
den dampkring heeft ; dat is te zeggen , dat
het water overal' op denzelvën trap Van koude
bevrieft, en dat het zich nooit natuur!y-
ker wyze in Ys verandert, dan wanneer de
gematigtheit van de middelftof die het omringt
, welke zy ook zyn mag, tot dezen
trap gekomen is. Men heeft opgemerkt, dat
wanneer het zeer fterk vrieft , de Zon een
weinig bleek fchyn t, de uitwaafteming der
vochten aanmerkelyk i s , en de lucht middelmatig
bewoogen word ; ondermi oh en
is zy minder helder dan gedurende zommige.
winterfche dagen , wanneer het middelmatig
vrieft. De uitwerkzelen van de Vorft
op de Planten verdienen eenen by zon deren
aandacht-: hoe meer overvloed van fappeh
hare wortelen bevatten , hoe beter zy de
koude wederftaan konnen. Een fterke Vorft
brengt nooit nadeelige uitwerkzelen op de
planten en boomen v o o r t, dan wanneer hy
eensklaps op den Dooi , op langdurige regens,
en op de fmeking der Sneeuw volgt:
zie de artikelen B oom en P latstt. De
vruchten worden door de Vorft hard; in
dezen ftaat verliezen zy gewonelyk hfmnen
fmaak ; en wanneer het begint te doöyen,
zoo ziet men dat zy beginnen te verrotten.
Men merkt iets diergélyks in de Dieren op,
die de koude landen bewonen ; 1 het is niét
zeldzaam , dat men ’ er Menfchen ziét die
neus en öoren verloren hebben , om dat zy
voor een geweldige v o r ft, blootgeftelt ge-
weeft zyn. Zie de andere uitwerkzelen van
den Vorft op het Menfcbelyk lichaam, en
in *t algemeen in dèDierdyke Huishouding,
op het artikel K o u d e . Het vrieft nooit
in de Verbrande Luehtftreek, noch aan de
uit-eindens van de Gematigde Luchtftreken
naby de Keerkringen ; maar in de Bevrozen
Luchtftreeken duurt -de Vorft byna het ge-
heele ja ar.' De Gematigde Luchtftreeken
hebben byna de geregelde Omwentelingen
van Vorft en Dooi. In.de Natuur , zocht
de Heer de Mairan omtrent dit onderwerp
ftrekt alles naar een evenwicht en gelykvör-
migheic, en men kan niet twyfelen , dat ’er
de onftandvaftigheit zelfs hare wetten niet
i-n heeft: zie het artikel Y s .
V O N T A C A . Dit is een groote Indi-
aanfche Boom» wiens vrucht , Bengaalfche
Öuee.i genoemt word. Dit is de-Arbor cu-
curbitifera van Ray. De Vontaca is met
een meenigte doornachtige takken bezet :
zyne bladeren welke drie aan drie , op een
zelfden fteel vereenigt z y n , zyn rond, aan
de randen getant, blinkende est welriekende;
zyhe bloemen ftaan zeven by elkande-
ren op een voetfteeltjê : z y zyn uit langwerpige
bloembladen te z am en g e fte lten
hebben .eenen . aangenamen geur : op deze
bloemen volgen vruchten , die uit twee
fchorflen heftaan ; de eerfte is groenachtig
en dun; en de tweede, hard houtachtig, en
byna beenachtig. Het vleefch der vrucht
is lymachtig I gedachtig , en heeft eenen
rinsachtigen zoeten fmaak: men vind ’er
langwerpige en witte zaden in , die m et een
gomachtig en doorfchynen vocht , vervult
z y n ; men konfyt deze vrucht, ryp o f groen,
V O U L I - V A Z A .
in fuiker o f in azyn., en men eet haar met
vermaak : men gebruikt haar mede tegens
den buikloop.
V O U L I - V A Z A . Dit is een fchoone
Heefter van het Eiland Madagaskar. Zyne
bloemen geven eenen zeer aangenamen geur
van zich, die iets van de Kaneel Oranje-
bloezem, en Kruidnagelen , bezit: zy zyn
zeer dik; hare kleur is w i t e n zy zyn met
rood geboort;: op deze bloemen volgen
vruchten die de groote van een’ pruim hebben,,
en met kleine zaden vervult zyn.
V R U C H T . C Bymegz.y Bladz. 773..
Q.de kolom, reg, 1. van onder. Men merkt
in de vruchten , dezelve wezentlyke deelen
als in de Planten op ; te weeten, de huic,
de vliezen,: het vleefch, cn de vezelen , .o f
het houtachtig lichaam- Zoo men.-de vrucht
ten opzichten van hare zelfftandighek be-
fehouwt, :-;oo zal men bevinden dat ’ er by-
na geen grenspalen zyn ze dit de Fleer
A d a n fo n tuftchen de bezie van den Perzifc-
boom^ den Appel , en de korl van den druiventros
o f van de Aalbezië: zomtyds is dezelve
vrucht eerft eene vleesachtige Bezië ,.
en vervolgens, verkrygt zy een fchors , o f
word een zaadhuisje , gelyk men zulks in
eenige. foörten van Wilde Wyngaaid, en
Yzerkruid opmerkt. De gedaante der
vruchten verfchilt zeer veel zy is doorgaans
bolrond, o f eirond ;. maar men heeft
’er echter die gevleugelt , hoekachtig , opgeblazen
, en gewricht zyn. Dezelve S-chry-
ver houd de bladeren o f fchubben van den
kelk voor geen vruchten , noch mede de
fchyf, o f eenig ander deel der bloem , maar
alleen die van het eijerhuis. Volgens dit,
jfteUzel, heeft men Planten die geen vruchten
voortbrengen ; dat is te zeggen , alleen
zaden zonder ömkleedzelen, andere hebben
drooge, vliesachtige o f taye vruchten , een
dezer is het zaadhuisje o f'de peul: alsmede-
de vrucht die vleesachtig is-, vervolgens
zoo droog als een fchors word en die men
bolfler noemt; de vrucht die geheel vleesachtig
is , als de beziën en de appelen; de
vrucht die inwendig vleesachtig, en uitwendig
met een fchors o f korft, o f houtachrige
o f beènachtige zelfftandigheit bekleed is *:
en eindelyk, de beenachtige vrucht, die geen
vleefch heeft.
Men moet noch op het getal der,afdelingen
van. een vrucht acht geven en dat het
v R u c H r. 4*5
grootfte gedeelte dér vleesachtige, beZiëó-
wyze , appelswyzé o f féhörswyze vruchten,
zich niet openen ,. voor dat zy een weinig
droog zyn 5. en de opening gefchied in eeni-
gen aan den top , in andere aan het onder
.gedeelte, o f dwars, o f door gaten, o f door
vakjes , .o f door valdeurtjes, die even als
met gewrichten bezet zyn. De affchutze-
len in de vruchten zyn-vry verfchillende in
de verfchillende vruchten geplaatft.
Bladz. 774, xfte koU reg. 31. Men geeft
den naam van houtachtige vrucht, aan de
Wa ln oo t, Amandel en Hafelnoot; en die
van rokswyze vrucht, aan.de Kaftanje,welke
zelfs de wortel is-, die haar weder voort-
brengt. Men geeft den. naam van wormftee-
kige vruchten, aandie'gene, welke door de.
Wormen, Rupzen, o f andere Infeéten, be-
fchadigt, bewoond,, en uitgeknaagt zyn.
Hoe minder het jaar vruchtbaar in vruchten
is , hoe meer de vruchten aan wormftee-
ken. onderhevig zyn , ’ c geen algemeéne
klachten veroorzaakt-
Wat de ryp wording, dier vruchten betreft,
men merkt op , dat in ’ t algemeen de planten
die in de Lente bloeljen , in den Zomer
vruchten geven ; die gene, die in den Z o mer
bloeijen , geven in den Herfft vruchten
; die gene wier bloemen in den Herfft
voortkomen, hebben in den Winter vruchten,
zoo zy door den Vorft niet omkomën,
o f wanneer men hen in broeikaftc n- opfluiu-
De Planten , die gedurende onzen Winter r
bloeijeö- , brengen in de L ente, in de Oranjehuizen,
vruchten voort. De tyd die tot de
ryping der vruchten verelfcht word , en die
der bladfchietbtg, ö f ukfpruiting der zaden
van de planten , geeven dé uitgéftrektheit
ofduring van-haar ïeeven te kennen , die deste
korter voor het zelfde foort i s , boe warmer
de luchtftreek is waar in men haar aankweekt
: en bet fchynt in ’ t algemeen, zegt
de Heer Adanfon , dat hoe gelykvormiger
en geftadiger de warmte i s , hoe gHykvor-
miger de tyd welke jaarlykfche planten hefteden
, tuflchen het oogenblik in welk z y
beginnen uit te fchieten, en d a t, in welk
zy bloeijen, net den tyd is , die ,. tuftchenj
hare bloeijing en de ryping van hare vruchten
, o f zelfs hare geheele vernietiging, verloopt.
ïn boomen die een grooter tufTchen-
wydte van tyd beftede, als de gemeeneplanten
tuftchen het tydftip van hunne bloeijing,
en dat der ryptng van hunne vruchten kanmen
I