Ieder zaadhuisje bevat een zaad ’t geen on-*
der een dunne en breukige fcb e l, een wit-
achtige en olieachtige Amandel, bevatten ;
waar van den fmaak een middeltoon tuflchen
de Anys en Venkel is.
De Oofterlingen fchatten deze Star-Anys
hoger als het Europiefch. Anyszaad. De
Chineezen kaauwen het dikwyls na hunne
maaltyden , .om de vertering te bevorderen,
de mond een aangename geur te geeven , en
de maag te verfterken : zy trekken de Star-
Anys mede met de Gens-eng in kokent water
a f, en drinken dit foort van Thee öm de
vervallen krachten te herftellen , en de gee-
llen te vervrolyken. Z y zyn noch gewoon
om de Star-Anys met de T h e e , Ko ffy , en
andere vochten te vermengen, om hen aangenamer
te maken. Thans bereiden de Indianen
een brandende geeft van deze vrucht.
Deze geanyfeerde drank, is de A ra k , die
door de Hollanders zoo hoog gefchat word:
men mengt hem onder de Sorbet, en het
fchynt dat dit foort van Anys , de grondflag
van den beruchten Rataffia van Boulogne
is.
A O U A R A . QByvoegz.') Dit is een
foort van Kool-Palmboom , die weliger aan
den oever der Zee , dan in het midden van
het Land groeit.
menigtvuldigt worden mede Aphrodites. Deze
onregelmatigheit, die zoo ftrydig met den
gewoonen voortgang der Natuur is , fielt
veel zwarigheden tegens de bepaling van
het foort: is het om dat ’ er, om eigentlyk
te fpreken, geen foqrten in de Natuur be-
ftaan, maar alleen byzondere wezeps?
A P I N E L . Deze wortel vind men op
eenige Eilanden van Amerika. De Wilden
noemen hem Tacabani, maar de Franfchen
hebben hem de naam van Apinel gegeven,
na die gene die hem het eerfte in Europa
heeft overgebracht. Wanneer men hem aan
het einde van een ftok aan een Slang.aanbied,
en zy ’es in b y t , zoo koomt zy om:
wanneer men ’er van kaauwt, en ’er zich
de handen en voeten mede wryfc, zoo zal
de Slang de vlucht nemen , o f kan zonder
gevaar gevangen worden: nooit zal een Slang
een vertrek naderen in welk een ftuk Apinel
is. Deze zelfde wo rte l, die zoo nuttig
voor het behoud van het menfctielyk ge-
flacht is , zou, zoo men zecht, noch nuttig
tot deszelfs - vermeerdering z y n , zoo een
diergelyke daad die gedwonge hulpmiddelen
nodig had, waar van men zeldzaam volgens
de oogmerken van de Natuur gebruik maakt.
Hiftorie van de Akademie der pVetenfchappen
van Parys, -vóór bet jaar 1714.
A P A R I N A . Deze naam , geeft men
aan een geflacht van Planten , waar van de
bladeren wervelswys o f van tepeltjes vergezelt
zyn , die tuflchen hen aan de fleelen
feplaatft zyn. Men heeft eenige van deze
lanten die op de aarde 'eggen, en zyn zom-
tyds met haakswyze hairen b e ze t, die zich
aan alles vafthechten wat hen aanraakt. De
bloemen zyn hermaphroditiefch. Deze Planten
zyn , de Kruiswortel, de Meekrap , het
Walftroo, enz. Zie deze woorden.
A P H R O D I T E S . De Heer Adanfon
geeft dezen naam aan Dieren, waar van
ieder in het byzonder zyns gelyken door
de voortteeling voortbrengt, maar echter
zonder eenige uitwendige daad van paring
o f bevruchting , gelyk eenige foorten van
Plantluizen , Schelpvifichen , het grootfle
gedeelte der Wormen die geen geflacht hebben,
en de Infeéten die zonder voortteeling
voortgebracht worden, en alleen door een
verdeeling van hun lichaam. In dezen zin,
zyn de Planten die van uitfpruitzelen ver-
A P O C Y N I U M . CByvdegz.') Zedert
eenige jaren, heeft de Heer Rouviere, Mut-
zemaker van den Koning van Vrankryk ,
op een vernuftiger wys gebruik van deze
zyacbtige watten weten te maken; hy heeft
haar gel'ponnen, en geeft v o o r , ’er Fluwee-
len, Monnikenfaai en .Flanel van te bereiden,
die déze foorten van ftoffen der En-
gelfchen overtreffen. Men gebruikt doorgaans
niets anders als het katoen van de
Apocynium van Syrien, die men thans de
zyacbtige noemt, en die men in Mutingius
1672 en 1702 befchreven en afgebeeld vind.
A lle de foorten van deze Plant zyn bitter,
maar vooral de zaden, wortelen en fchors,
waar in hare voornaamfte krachten geplaatft
zyn. Haar aftrékzel in een koud vocht,
en in een kleine gifte is buikzuiverend, zoo
men ’ er de gifte van vermeerdert, zoo word
het brakingverwekkent.
A Q U IQ U I . Dit is een groote BrazL
liaanfche Aap , die een zeer lange baart aan
de kin heeft, en die zoo bevallig gevorpit
is,
i s , dat hy met een fchaar fchynt afgefcho-
ren te zyn. Onder deAapen van dit foort,
heeft men ’er zomtyds eenige die een rolfe
kleur hebben; deze worden door de Wilden
Kortingen der Aapen genoemt. Men zecht
dat zy dikwyls op een boom klimmen, eh
met een fchorre ftem fchreeuwen even als
wilde zy een redenvoering doen. Men hoord
hen op een grooten afïtand: onder dit ge-
fchreeuw koomt ’er een dik fchuim uit hunnen
muil v o o r t , ’t geen door een kleine
Aap die naby hen zit afgewifcht word: zie
A ap.
A R A C A -M I R I . Dit is een boompje
dat vry gemeen in Brazil is , en waar van
de vruchten twee malen in het jaar ryp worden,
namentlyk in de maanden Maart en
September: haar fmaak is muskusachtig, za-
mentrekkende en verfriflende, men kan haar
geconfyt bewaren. Deszelfs wortel is pis-
dryvende en nuttig tegens de rpodelöop :
men maakt van de vruchten en bloemknoppen
van de Araca-Miri, een heilzaam bad
tegens alle de ongemakken des lichaams iri
welke men . van zamentrekkende middelen
gebruik maken kan. Ray, Hift. Plant.
A R A K . Dit is een foort "van Brande-
w y n , die door de Tartaren, Tunguzen, Onderdanen
van h e r Ruffiefch R y k , ^bereid
w o rd : dit vocht word van Merriën-melk
gemaakt, die men twee o f drie malen tus-
fchen twee weigefloten aardepotten laat gisten
, en uit welke het vocht door middel
van een houte buis uitvloeit. • Men wil dat
dezen Brandewyn zeer fterk is , en veel
fpoediger dronkenfchap verwekt als die van
den Wyn : zie het artikel M e l k ; zie noch
op het artikel S t a r of C h in e e s c h e
A n y s achter het woord A n y s , wat de
Arak der Hollanders is.
A R B O U S E . Dus word eenNoordfche
vrucht genaamt, die vry wel in gedaante 'en
groote naar een Citrulle gelykt. Men ziet
haar in menigte te Aftrakan en te Mos-
kouw. De fchel van deze vrucht is donker
groen, haar vleefch is witachtig naby
de fchel , en rood in het overige van de
vrucht, het is zeer fappig en by uitftekgezond,
en fmelt in den mond met een aan-
oename gewaarwording te veroorzaken.' Het
verfrift op een zonderlinge wyze en zonder
eenig ongemak te veroorzaken. Te Moskouw
verbied men ’er hét gebruik in de
brandende koortzen niet van; men geeft ’er
by tuffchenpozingen kleine fneedjes van aan
de ziekèn. Om deze vrucht in hare vol-
maakthe.it te hebben, moet men zich'altoos
van -zaad van Aftrakan bedienen; anderzints
ontaart de vrucht en word geelachtig wié.'
De zaden zyn door de geheele vrucht ver-
■ fpreid, uitgezonden tot op drie vingerbreedte
na van de fchel: zy gelyken een weinig
naar de zaden van onze Pompoenen, uitgezonden
hunne kleur die zwartachtig en met
bruin geel gevlakt is.
A R E N D . CByvoegz,j Het foort van
Arend met een witte kop verdient mede ge-
kent te worden , zoo het gene men van
zyne. zeden verhaalt waar is.
Deze Vogel heeft een middelmatige groote
, en weegt omtrent negen o f tien ponden:
zyn kop, hals en ftaart zyn met witte
vederen bezet; mogelyk is deze Arend dezelve
die men Arend met een witte ftaart
o f Witftaart Arend noemt, zyne . vleugelen
en het overige van zyn lichaam zyn bruin:
zyn bek, gelyk mede zyn beenen en pooten
zyn geel. Het mannetje en wyfje van deze
Vogelen gelyken zoo volkomen naar el-
kanderen dat men ’ er zich in vergiffen kan:
de kop van beide is volkomen gelykvormig,
het is alleen in kleine verfcheidenheden aan
de andere gedeeltens van het lichaam dat
men hen onderfcheiden kan.
Deze Arenden vormen hun nefl: altoos
naby de Zee ö f de Rivieren, en gewonelyk
op een oude Pyn- o f Cypreffenboom ; en
wanneer zy hem: een jaar op een boom gehad
hebben, zoo komen zy altoos in het
volgent jaar ’er weder op neftelen.
Hét is een vreemde byzonderheit in dit
foort van Arend, daar zy anderzints voorde
andere Vogelen zoo zeer te duchten zyn , dat
hy hen nooit verontruft, wannéér zy hunnen
neft vormen, en hunne jongen nooit
aantaft. Alle de omftaande bomen van dien
genen die hy tonden zynen verkozen heeft;
zyn dikwyls'met Reigers, Valken enandè-
re Vogelen bevolkt, die natuurlyk zyne mededingers
en vyanden z y n , zy onthouden
’er zich met zoo veel geruftheit even als
o f zy “een v r e d e ,1 o f ten minften een ftil-
Itand van wapenen met hem gefloten hadden;
maar zoo ras de jongen beginnen uit
te vliegen, en de ouden hen verlaten hebben
, beginnen de vyandelykheden weder van
E de