aais. O S T E O L Ï T H E S . OS-TÈRLÜCIE.
twee malen in het jaar, Hy is bekwaam
om heggen te vormen , ert men vermengt
hem met den Ricinoides, welke hy on-
derfteunt. Zie op het artikel P u r g e e r -
n o t e n * Men w il, dat zyne wortel door
de Indianen, tegeris de vallende ziekte gébruikt
word , en dat zy hem tot poeder
gebracht, door den Lydér doen inneemen
op het oogenblik, dat hy door de kwaal,
aangetaft word. Deze Wortel , éven als
Snuiftabak , in den neus opgefnóven zyn-
de , bréngt' mede het Zelfde uitwerkzel,
voort. De vrucht van het Oflenhart, heeft
gewonélvk de grootte van een middelmatige
Meloen ; dié gene , die op de Eilanden
wafeht, heeft tot zes duimen middelyn, en
weegt acht ponden. Z y heeft de 'gedaante
van een hart.
In ’t algemeen is deze vrncht zeer gezond,
en wekt den 'eétluft op. Men hééft bevonden
, dat Lieden , welke door een hevige
loop aangetaft waren , genezen zyn , met
gedurende verfcheide dagen , niets anders,
dan déze vruchten te eeten. Wannéér deze
vrucht noch niet ryp i s , en men haar in
fneedëü, ser dikte van een vinger-fnyd, zoo
kan men deze , in plaats van ftoelen van
Artichokken, by gekapt vleéfch, en in de
opftoofzels, gebruiken; maar wannéér z y te
ryp is’, zOo gebruikt mëh haar mét vrucht
om de Varkfens te meften , welke ’er by nit-
ftek , -gretig naar !zyn. Zie G a c h im e n -
TI ER.
O S T E O L I T H E S . (Byvoegz.) Men
hèrkent dikwyls tot welk foort van Dieren
deze Verfteende Beenderen , behoort hebben,
getuige bier van zyn-, dié geraamtens
der Rhendietert en Nylpaarden, -wélke de
Akadefniften van Ik.rys , voor zoodanige
hetkênt hebben , en die ter z yd è , en onder
é én" zélfde Rots , in een bed van graanw.
zand, ntiby Èftampes , gevonden zyn : getuige
mede die beenderen van Olypbanten,
Honden o f W o lv en , Schapen , Geiten ,
OfTen en Harten. met hunne hoornen , die-
de Dokter Tar-ghnt-Tbzetli, in dé .heuvelen
en in de-valey- van Arno in Toskanen , ge-
gevonden heeft.
O S T E R L U C I E , Arifiolochia. ( ffr
v'eegz. en Verbet.) Men heeft dezen ttkafn
aan vier Planten gegeven, waar van de wortelen
in de Géhéeskonffi, gébruikt worden.
De eerde is de ran.de Ofterlucie : dit. is. ébn
knobbelachtige, vafte, en rondathtige wortel,
welke drie duimen dik, en met eenigévezelen
bezet is ; hy is uitwendig graauw bruin,
en inwendig géelaéhfig ; hy heeft een fchèr-
pe en bittere fmaak. Deze Wor,tel fchiet Vér-
fcbeide rankaéhtige-fteelen u i t , welke 'mót
groene , beurtelings fthandé , en ge-aderde
bladeren bezet zyn. Dé {iurperachtige: 'én
alleen ftaande bloemen, köoroen uic'den
fclioöt van deze bladeren v o o r t, en zyn
eenbladig, onregelmatig ; én pypswys : op
deze bloemen volgen rondacbtige vruchten,
z y zyn vliesachtig , in zes zaadhuisjes verde
e lt, die met zwarte'.én piatachtige zadén,
Vervult zyn.
De tweede ; is de lange Ofterlucie : hare
aan het einde afgèknotte wortel , is zoo-'cik
niet, en veel langer als de voorgaande : de
ileel is vierkantachtig, en de bladeren zyn
veel kleinder. 'Hare bloem iswirachtiggróën,
en inwendig met hairen bedekt, even als die
van dé -andere fooften van Öfteriüciè. ■ Dé
vrucht heeft de vorm van een peer, ren hare
zaden zyn bruïnachtig,
De derde, is de rysachtrge Oftetiticie ï hz-
re Wartel is lang, én fti verfcheide''takken
verdeelt, hy heeft weinig dikte, maar 'een
veel fterker reuk als de voorgaande. Deze
wortel, die zich naar 'alle zyden kronkelt ,
drukt zich diep in, dé' aarde-ih., en verme-
nigtvuldigt zeer fterk; hy fchiet vafte, fónd-
achtige, en gevóorde ft eden uit- De bloemen
kooménin aantal mdenfcboöt der bladeren
voort, zy zyn geelachtig. De Vruchten
zyn groot, zoo ook de zaden die zy bevatten.
De vierde , is de kleine Ofterlucie : hare
wortel is vezélachrig, gedachtig'; beeft‘een
fpeeeryaehugen 'reuk,dw yry aangenaam' is ,
en eenen fcherpen 'én brrterert’ fmïtakf Hare
bloemen hébben dezelve vorm ; als die van
de ronde Ofterlucie. I'n den Koophandel
noemt men dezen wo r te l, Arrftohchia' tennis:
■
Het fap der wortelen van alle deze Toor-
ten Van Ofterlucie, dOef hét blaau'we papier
róód Wordén. Men maakt if.eer gebruik van
de beidé eerfte foorten van Ofterlucie , als
van de arrderêi zy worden hoofdverftcrkeii-
de , borftzuiverertde ,. opftygrogkeerende ,
wondheelénde-, afzettende , en vergift-we-
derftaande, geichat. De zwangere vróuwerr
moeten vermydert om- haar inwendig te gebruiken.
Mén brengt déze wortelen gedroogt
uit Provence, en Languedok.
P A A L -
PAALWORMEN. PAALWORMEN.
P A A L W O R M E N , of W O RM E N
die de D Y K E N en SCH E PEN D OORK
N A G EN , of B O O RW O RM EN . Men
heeft Zee-Worm.en die de Schepen doorknagen,
en hen in een zoo groot aantal aantasten';
dat de huit en knyen , ’er geheel van
doorboort z y n ,- ’ c geen zomtyds de Schepen
in groot gevaar brengt, "èn doet zinken.
Men verzekert, dat het niet dan zedert vyf-
tig jaren is , dat men deze nieuwe vyapdeh
der Schepen en Dyken kent; en dat men hen
uit de Zee der Anrillifche Eilanden overgebracht
heeft , en dat zy in onze Z e ën , op
een verbazende wyze vermenigtyuldigt zyn.
Men befcho-uwc hen als een foort van Boorwormen.
De Schryver van het Woordenboek van bet
Ryk der Dieren, zecht, dat mep twee foorten
.van deze Boorwormen t e l t : het eene
foort heeft pooten ,. en het andere .heeft hen
niet. Deze laatfte zyn de ware Boorwormen
die van de Antillifche Eilanden overgeko-
menzyn,'en waar van wy op het einde van
dit artikel fpreken zullen. De andere, welke
pooten hebben , zyn een foort van Zee-
Duizendbeenen, die de Heer Deslapd.esten
onrechte voor de ware Boorwormen aange-
z.ïen heeft, gelyk men uit het volgende verhaal
, zien, z a l, ’t geen uit de Memori'énvan
de Akademie der Wetenfebappen van Parys ,
voor het aar 1720, uitgetrokken is.
Dit foort van Wormen -, zecht de Heer
Deslondes, zyn van drie lynen tot een halve
voet lang. Hun geheele lichaam .beftaac uit
verfcheide ringen : zy hebben aan beide zyden
van den. buik , een oneindige menigte van
kleipe■ pooten., die alle. met klaauwtjes.ge-
wapent zyn. Het zonderlingfte deel van hun
lichaam , is de k o p : hy is met twee' even-
wydige fchelpen gewapêm ; ;die ter weder-
zyden geplaatft zyn , zy zyn fpits aan het
uiteinde ,. even als het yzer van een Schryn-
werkers - fpykerboor , o f een. Kuipers-boor,
en die afzonderlyk, en van elkanderen afge-
fcheiden , werken konnen. ;Dit foort van
helm, die het hooft van den Worm bedekt,
is zeer hard , in vergelyking yan het overige
van het lichaam , ’c geen zeer week is ,
én welras in de lu,cht verdroogt ,- en in ftpf
verandert. Het hooft blyft alsdan maar alleen
overig, ’ tgeen in deszelfs helm bewaart
wórd.
Het is de kop die den -geheel,en apbéic} van
den Worm verricht, en zyn yocdzc.l en woning
bereid : hy doorboopt,het,hopt, d°9f
middel van zyne beide fchelpen, die zich, by
wyze van een boor-yzer, fchikken; en vermits
de kop dikker ais het-overige van hef
lichaam }s, zoo is de ppening dieTiy maakt,
altoos wyd genoeg. De Worm knaagt het
hout yvaar in hy . doorgedrongen is , voed
zich ’ er mede , en groeit aan ; en zyn hooft
dikker geworden zynde, opent-hem. een veej
groot,er-doortocht in de zelfftandighëit van
net hout zelfs: hy gaat ’er altoos voorwaarts
in v o o r t, zondyr zich achterwaarts te koeren
, en zonder ’ er ooit weder uit te komen,
De lucht is hem zoo fchadelyk', dat hy haaf
zorgvuldig vermyden moet.
Hy volgt: altoos den draad van het hout,
en Vervolgt zynen wech in pen rechte lyn ,
wanneer geên kwaft , : o f -eenige andere hinderpaal,
hem noodzaakt zywaards af te wy-
ken. De punt van zynen helm, ’ t geen een
werktuig is , dat hy volftrekt niet pntberei)
kan , zou pp een te hard lichaam afüyten,
en onbruikbaar worden; en zoo het Dier niet
meer arbeiden kan , zoo zpa het door gebrék
van nieuw voedzel omkomen , in zyne
laatfte uitholling , .befloten zynde. Nopif
doorknaagt deze Worm het hput , van de
eene tot de andere zyde, dit vermindert het
gevaar een weinig, ’ t geen de Schepen door
een oneindige menigte van verfehillende, uithollingen
loopen zouden , dié in hunne-huic
gemaakt worden. - .
Vermits deze Wormen altoos den draad
van'het hout volgen ., zoo gebeurt hef, hen
zomtyds , met het hout op deze wy-zé door
te knagen, dat hunne koppen elkanderen ontmoeten;
zy komen alsdan beidé om, omdat
de punten van hunne helmen - op elkanderen
afbreken. Deze Worm maakt van het ver-
bazent groot: getal van klaauwtj.es gebruik,
waar mede zyne pooten bezet z y n , om^lch
aan de vezelen'yan het hout vaft te .hechten,
ten einde een vaft fteunzel je hebben , en
dus met meer krachten met zyn hoofd, te
konnen arbeiden. De Heer Deslandes gift,
dat, vier klaauwtjes , die mflehen de beide
N n a ïtuk