B O O N .- B O R A X '. B O R R A G IN E S'.
Het doodgaan der takken, ’ t zy in de halmen
, ’t zy in de takken der boomen die
haar zomtyds in hunne zy takken ondergaan,
gelyk dt Lindeboom, Olmboom, Zwarte Moer-
bezrènboom, Oranjeboom , Citroenboom , Per-
zikbootn y- en zomtyds mede de Hazelaar en
Bruimbootn,~ ’r zy in de oude boomen, die
men hier om gekroont o f afgaande noemt,
ik een vermindering- die door een ophonding
van aangroei in het opperfte gedeelte
van de nieuwe fcheut die noch groen is ,
veroorzaakt word :. dit gedeelte word wel
ras geel , fterfc en fcheid zich van het on--
derfte gedeelte af ‘c geen voortgaat met groei*
jen.. Deze. ziekte word dikwyls veroorzaakt
ö f verhaalt , door een fterke Zonnefbhyn ,
o f door de droogte, o f door de vorft , o f
door de fpilling., o f door ^gebrek aan fappen
die gefchikt zyn om de deelen te ontwinden,
en tot rypheit te brengen, enz. Het
verfterven der airen die de menigte der granen
vermindert, kan men voorkomen met
aan de granen meer. lappen te verfchaffen
door.middel-wan een,omploeging die men
doet voor dat de airen zich vertonen , ten
einde, hare lengte en dikte' te vermeerderen.
I
De Bladdoligbeit , die door-de te groote
menigte van grove fappen veroorzaakt word,
is een- verbazende menigte van bladeren tot
welker voortbrenging de Plant alleen fchynt
te werken ; -dit belet haar om bloemen en
vruchten voort, te- brengen ; men verhelpt
dit door de groote wortelen af te fny-
den , o f noch zekerder- door de fnoei-
}ing;
De hevige^zonnefchyn ,. en de gellrenge
‘koude, werkende ontbladering uic, dat is .
tè zeggen de verdroging van den fchors en
hét hcrut’«> De hevige zonnefchyn veroorzaakt
vooral de dood aan de tedere- en. jaar-
lykfche Planten;
In de bolfchen merkt men boomen op in
welke gaten zyn waar in men een vinger
Heken kam deze gaten di'e aan-het onder-
Ite gedeelte uirgehok zyn worden door
groote wormen- gevormt, die het hout kna*-
gen. Dit is den oorfprong van die uithollingen
die> zoo gemeen in de boomen zyn,
vooral in- de- Baobab van: Afrika: zie B a o
BJABi
BÖ OMrxMO .S G H(, zierMrpiS€'m.
B. O QJN. C Byyoegz.') Men; eet de . boos- -
nen groen o f ryp, na-dat men haar in e t o f “'
zonder Speceryachtige Kruiden gekookt heeft
en met de gewone fóulFen. 'Wanneer zy
droog zyn-maakt men ’ër boonfoep van: iri
’ t algemeen, men- eet weinig gedroogde bo~
nen in Parys; maar men heeft Landfchap-
pen alwaar zy een gpmeen voedzel z yn : op
Zee worden zy dagelykfch door de Matrö-'
zen gegeten. De Engelfche koken haar mee
honing om ze tot een aas voor de Vilïchen,
te doen- dienen...
B O R A X . QByvoegz.j In het jaar 1755:
ontdekte een byzonder man van Dresden ,
in het Keurvorftendom Saxen, een minerale*
aarde, waar van men een Borax te zamen
„geftelt h e e ft, die bekwaam was om Goud
en Zilver te foudeeren e a te fmelten. De
Gommilfariflen die aangeftelt wierden , om
’er de proef van te nemen ^ oordeelden dat
dezen Borax alle de eigenfehappen van dert;
Venedaanfchen - had. Zie T i n k a l ,
De Borax word menigvuldig in de Ge-
neeskonft, Verwkonft, Scheikonft en Me,-
taalkonft gebruikt. Hy bezit in een hoge
trap de-eigenfehap om de metalen te doen.
fmelten; hier om gebruikt men hem menigvuldig
tot dit oogmerk, als mede om de me- -
talen te roofteren en te foudeeren 3 als hec
Goud, Zilver-, Koper .en- Y z e r ., Vermits ,
de Borax de eigenfehap bezit., om het Goud
in de fmeking bleek te doen worden, zoo
gebruikt men de voorzorg om by het meng-i -
z e i, Salpeter o f Sal Armoniak te-voegen,^,
waar door dit metaal. zyne,natuur-lyke kleur
behoud.t
B-O R R A G IN E S. Dé Kruidkundigen ■
geven dezen naam aan een - gedacht van
Planten dat een middelfoort tuiïchen de Apo-
cyns en Labiees fchynt -uit te maken. H e t :
grootlte gedeelte is grasachtig, en heeft langlevende
wortelen; Men heeft"’ér weinige
onder die alle jaren op nieuw-voortkomen; ,
en eenige vormen* bomen en heefters , die
alle jaren' hunne bladeren- afleggen; Hare
wortelen zyn- getakt en vezelachtig': hare
Heel en en ta,kkén zyn rond ; en de bladeren
ruuw in ’ t aanraken : - de bloemen zyn -
hermapbroditiefch.. Deze Planten bevatten <
de Waalwortel* de> Hondstong, de Zonnewen* -
dey, het Longekruid, de Offetvng, het Slan*
gekruid| \\QtParelkruid, enz. zie: deze woor* ■
den.- Hét grootile gedeelte - is flymachtig,
en. heeft .bypa geen.fmaak o f reuk:wanneer 1*
z fe
B O s c h ; B O S C H -M U r S ; -
jry gedroogt zyn , zoo.fmelten zy even als
Salpeter op de brandende kolen.
‘B O S C H .. CByvoegz.) Bladz. 153. ode.
BI . reg. 20, Het fchynt dat men m alle-
tyden het gewicht van de behoudenis der
Boffchen begrepen heeft : zy zyn byna altoos
als het byzonder eigendom van den
Haat befchouwt , en in. zyn naam beftuurt.
. . .
Idem, reg.'So. T o t in de twaalfde-eeuw
gaf het hout der Boifchen , en vooral dat
der Eikenbootnen alleen Godfpraken , men
bewees het alle den eerbied van de verbor-.
gentheit der Fabelgodsdienft, en men vorderde
’er alleen gewydc ÏVIaren takken van,
maar andere beweegredenen- van eerbied en
godsdienft , deden BB als toen .groote gedeelten?
van aan de eerfte Kloofterlingen
afftaan, deze namen ’ er hun ve rb ly fin, en
trokken ’ er de groote ryk'dommen u i t d i e
men thans aan hunne opvolgers benyd.
Bladz. 154. lfie fo !. regel 5. Het is niet
zonder redenen ,. dat men vreeft , dat de
Boffchen in ’ c algemeen , vernietigt, zullen
wor.den ; het brandhout is zeer duur: hettinv
merhout tot Schepen en Huizen, word zeldzaam.
Reeds hebben ’ er de' Heer de Reau-
mur, in het jaar 1721 , en de Heer de Buf-
j&» in-het jaar 1739, in de Memoriën van de
Akademic der [Vetenfchappen vau. Parys ,
hunne aanmerkingen over deze vernietingen
der Boffchen opgegeven , welke in die tyden
reeds aanmerkelyk waren.- Wanneer men
in het Huk van hout, en vooral van zwaar'
bout;,' gebrek begint te befpeuren, zoo ftygt
dit wel ras tot den uiterften to p , de herftel--
ling hier van is zeer langwylig , vermits ’ er.
hondert en vyftig jaren nodig zyn. om . een
balk te vormen: de kundigheden, zomtyds
dé moed , en noch menigvuldiger de middelen
ontbreeken aan het grootile getal der
Landlieden,, Voegen w y ’erby , dat men in
dit gedeelte van het huishoudelyke Landleven
, die fchielyke veranderingen van het toneel
niet gewaar word, dié de nieuwsgierigheid
opwekken en tot belang aanfporen ,,.in
deze tyden in welke men door de drift om t&
genieten bezielt word. . .
B O S C H -M .U I S , Min agreftis. Dit is
een Dier dat kleinder als de R o t , en grooter
als de Muis is ; het bewoond, nooit de huizen
, en men vind het alleen in de velden en
builenen. Het.is,aanmerkelyk omzyne 00—
69
gen , welke fchoon zyn- en uitfteken ; het
yerfchilt noch van de Rot en Muis door de
kleur van het hair , ’t geen witaehtig onder
den buik en ros-bruin op den rug is‘. Het is
vry_ algemeen en in een groot aantal over de
verheven Landitreken verfpreid. De Boich-
Muizen verfchiUen onderling veel in grootte
; dit geeft- redenen om te denken , dat zy
langen tyd nodig hebben om tot hare volkomen
grootte te komen ; de grootte zyn vier
duimen en eenige lynen van den top van den
heus tot aan den oorfprong. van den Haart-
Hng. ■ ,
Men vind mede in de velden , een ander
D ie r , ’tgeen onder de naam van Bofch-Muis'
met een korte ftaart ', o f kleine Veld-Rot bekent
is; maar vermits het veel. van de R o t ,
en Bofchmuis verfchilt,. zoo word het door
de Heer de Ru f f on , met de naam van Cam~
paguol betekent ; dit is de VeUIMuts, zie
dit woord. Men. geeft op de verfchillende
plaatzen, byzondere hamen aan de Bofch-
Muis , als die van Aard-Muis, Springhaan-
R o t , om'dat zy altoos alfpringende voortgaat
; Rot met een groote Jlaart , Groote. Veld*
Rot, enz.
De Bofch-Muis,; zocht- de- Heer dé Buffon (
bewoond de Boffchen en derzelver naburige
Velden j zy verbergt zich in de holen die- z y
vind, o f zich onder de ftruiken o f Rammen
der boomen vormt. Zy. vergadert. ’ er- zicli
een verbazende menigte van Eikels, Noten,
en andere foortgelyke vruchten in ; .men vind
’ër zomtyds.een geheel fcheepel in een hol;-
en dezen voorraad in plaats van evenredig
met hare behoefcens.te zyn !, is zulks alleen
met- de uïtgebreidheit van haar hol. Deze
holen zyn ge-wonelyk meer dan ter diepte
van een voet onder hec oppervlak der aarde
geplaatR, en dikwyls in twee vertrekken verdeelt
; in het eene, woont zy met hare jon--
gen, en het ander is hare voorraadfehuur.
Deze Dieren, brengen'Zomtyds groote na--
deelen aan de Planteryen toe.;' z y delven de -
eerftgezaaide vruchten op , - en voeren- haar'
weg. Het heffe middel om.dit te beletten; .
is , dat men ftrikken van tien tot- tien febre-
den plaatff,;.het aas.tot.deze is een gebraden
N o o t , onder een Reen vaftgehecht, dier door
‘èen mikje onderfteunt word; men vangt ’er
een verbazende menigte op.deze wy ze : men-
verdelgt ’ er. mede een groot getal mét hars1
holen toe' te floppen ;en in de andere, damp.
van zwavel te doen ingaan,.
De Bofch-Muis' vermënigtvnldigt noch veel-’
R&j fter--