ÓS b l o e m ;. b l o e m ;
fte gedeelte der Scbryyers hebben 'gedacht.,,
dat de verbranding door de werking der zon-
hefiraien veroorzaakt wierd,.die in de waterdroppen
op deze bladeren in een brandpunt
by een vergadert worden: maar vermits
dit verfchynzel mede zoo dikwyls ge—
heurt wanneer .het water even als een vernis
over de bladeren verfpreid is , dan wanneer
het er zich in droppen op bevind, zo o ■
kan. men befluiten dat deze ziekte o f van
een uitputting van het fap,. o f van een verbreking
der poriën, o f van een verrotting.,
der fappen voortkoomt, 33e Jfreeping o f
vlakking der bladeren hangt ten naaltenby
van dezelve oorzaken a f ,, en.men befpeurt
haar menigvuldiger in de kwynende Planten.
De honingdaauw. is dat gebrek dat de
bloemen van het graan in een zwart poeder
doét veranderen;.de Planten in welke men
het tot heden toe opgemerkt heeft, zyn ten
naaltenby de volgende: de'Tarw, de Boekwyt,
de Haver, de Garft, de Rogge, het Perzik-
kruid, de- Water - Kervel ( Rbellandrittm ,3
het D.uitfch Beerenklaaüw^ de Moeras Scor-
fonet a ,. het Zeep kruid, de wilde Nagelbloem
en het Turkskoom. W y hebben achter het
woord- Tarw J e omfchryvingen bygevoevt
van den hon'ingdaauw r o e i t , vloeijing,
k o o l, verkankering, enz. en achter het woord
Rogge wat de kwaal is die" men ergot o f
Jpoor noemt-,
Bladz. 144. ide kol. reg. 10. van ond.
De. hoornen zyn zomtyds onderhevig om
geheel met möfch longekrnid, agariks-, enz.
bedekt wórden.. Deze Planten die onmid-
d.elyk met het inwendige van den fchors en
het fpint verknocht zyn , verderven hen met
de poriën van de uitwaaffeming te verHop-
pen, wanneer,-zy in een te grobte hoeveel—
heit zyn , enz.. Dit vormt de ziekte die men
hefchimmeling noemt.
D e Kanker is een foort van vloeijende
verzwering, die een ros, verdorven en fcherp
water , droppelswys door de bariten dér
fchors, zelfs by droog weder, laat uitvloei-
je tu. Men moet de foherpe, verzweringen
met de waterbakken o f gootjes niet verwar—-
ren waar van-wy hiér na ipreken zullen, en
die zomtyds mede water, uitgeven-, maar
echter alleen wanneer bet regent.
■ Dd Vermolming is'een foort van befchim-
meling van het hout die weinig .van het
merg verfehilt dat de hoornen- doorgaans be—
vatten.. Deze ziekte, , die haar - bëginzel in-,
de.wortelen.heeft,,en vervolgens.in het on.—
derftè gedeelte van den Lam, heeft 'drié
uitwendige oorzaken;, te weten , geweldigë
hitte, ge-Hrenge koude, en het verblyfvan
het water o f de ontfchorlling van de wor—
telen. Wanneer de vermolming door groo-
te hitte veroorzaakt word, zoo noemt men
haar mede verhitting, gelyk men verhit hout
zecht..*
De ■ gemeens verrotting is die ontbinding
die aan het hout van de Hammen der boo-
men gefchied, en die hen uitholt,met ge—
wonelyk aan den top te beginnen , en ongevoelig
tot de wortelen neder te dalen.
Men merkt haar voornamentlyk aan de hoornen
op die af gekapt zyn, o f waar van een
tak afgebroken is. De Stomp flerft langzamerhand;
en zoo hy niet-geheel door de
lcliors bedekt word, zoo dringt ’ér het wa--
tér in,, en de verdervinghreid.zich. Uit door-
de houtachtige lagen van den* Ham die ’ ér
regens over geplaatfl zyn.. Zoo het de
kiuin van den boom is die men afgekapt
heeft , zoo tafi de verrotting het hart van
den boom aan,.en. gaat fchielyk.voort, . in-
diervoegen dat hy binnen , weinig tyd uit—
gehort is ; dit ziet men aan de tVilgeboo-
men gebeuren, die jaarlyks van den kruin
berooft worden,. De holligheden die zich.
in het hout van de Hompen vormen noemt
men waterbakken, o f gootjes, om dat ’ er het
regenwater in bedoren blyft: men kan dit.
toeval voorkomen met ,de afkapping fchuins
o f byna lopdlynig te doen, want het water
kan alsdan niet lang. op de wond blyven.
Haan,, welke behalven dit veel fpoediger
door de fchors bedekt word; hier om vergenoegt
men zich dikwyls -om den boom tot
op het leven a f te kappen.
De byeenvergadering1 o f de byeenzetting
der fappen is een verzameling van eigentlyk
o f harftachtig, o f gomachtig, fap, en ’ tgeen
de dood der rakken veroorzaakt in welke
het gefchied. Z y word door een uitHorting*
van het eigentlyke fap in het netswyze za-
menweefzel, .o f in de fapvaten veroorzaakt
in welke zy. verHoppingen voortbrengt. Mens
herflelt deze kwaal met door een fnoeimes--
de plaats weg te nemen op welke zich het
ongemak gepTaatH heeft , o f wel met een*,
in de lengte lopende fnede in de fchors te
maken, ’ t geen een uitlozing verfchaft Deze
ontlafling is gelykvormig aan de b lo ed -
Iterting den Dieren.-.
Bladz-. 145.; 1fte kol .'reg. 8. van ond. Zom—
tyds vertonen zich aan de hoornen een, foort
vau 1
B L O E M . BLOEM. (5?
■ »Van exofiofes o f uitwaffchen. die met de ge-
■ rimpelde fchors van den boom bedekt zyn.
H et zyn deze die men groeibare gezwellen
noemt. Men noemt hen mede Knoeftacbtig
■ hout en Verkeert hout« De Heer Adanfon
zecht, dat deze kwaal door een ontbinding
van het houtachtige gedeelte veroorzaakt
■ word die op deze plaats overvloediger dan
op andere is , die o f door een Herke zon-
nefchyn, o f door een Herke vorH, o f door
het Heken van een Infeft, o f door een punt
die door de fchors dringende, en een weinig
in het hout ingaande, de lagen en nieuwe
vezelen van hetzelve ontHelt en verderft.
De barfiingen zyn in de. lengte lopende
fpleten, die de richting van de vezelen van
het hout volgen, en die zonder zich weder
zamen te voegen in het inwendige van de
boomen befloten blyven , o f men ontdekt
hen door een naad van de houtachtige laag
die ’ er zich opgezet heeft. Deze kwaal ont-
ftaat dikwyls door een overvloed van fap:
het hulpmiddel hier tegens is , dat men een
menigte imde lengte lopende fneden in den
fchors maakt, o f eenige takken afkapt. Men
geeft de naam van gequadrannéerthoüt aan
dat waar van het hart door droog te worden
, barftem vormt, die uit het middelpunt
ftraatswys uitgaan , even als de .uurlynen
van een Zonnewyzer. Dit is een taken
van de kwade hoedanigheit -van het ware
hout.
De Planten Herven, wanneer na een geweldige
vorH, de dooi te flerk is: het is om
deze reden dat de groote nadeelen van dé
vorH veel eerder aan de Planten overkomen
die voor het Zuiden blootgeHelt zyn , o f
zich op vochtige plaatzen bevinden en den
invloed der nevels ondergaan , als aan die
gene die voor het Noorden blootgeHelt zyn
en een droge flandplaats hebben; en-hety-s
der boomen ’t geen fmelt zonder een onmid-
delyke werking -van de Zonneflralen befcha-
digt hen nier. Het is volgens dit .grond-
beginzel dat de inwoonders van het Noorden
■., wanneer een hunner leden bevrozen
is ; het eerfl met fneeuw wryven , o f het
niet dan langzamerhand Voor de warmte
blootflellen ; want wanneer zy het plots-
ling een geweldigeWarmtededen ondergaan,
zoo zoii het door de verrotting aangetaH
worden. Het is mede om dezelve reden dat
het bevrozen vleefch fmakelyker i s ., wanneer
aren het langzamerhand in koud water
laat ontdoyen, voor dat men het kookt.
De ziekte die men Spintachtigkeit noemt,
is een Sipint o f onvolmaakt hout dat zich
■ tuflchen twee lagen van goed hout bevind;
men noemt haar befloten Spint, wanneer het
Spint zich met een gedeelte van de fchors
in nieuw hout bevatvind , dat hen in het
inwendige van den boom befloten beeft.
De ziekte die men Tffel noemt,, verfehilt
van de fpintachtigheit, en fchynt mede vlak
tegenflrydig en in hare oorzaak en in haren
aart met de verbranding: .zie Y s s e l .
De Vaosheit, dit gebrek ’ t geen de waarde
van hetihout zoo Iterk vermindert, is een
ledige plaats, een fcheiding tuflchen de lagen
van het bout. Hare oorzaak is de afneming
van de fchors van het hout, o f de
afwyking gedurende de tyd dat het fap opklimt.
Alsdan werkt het hout niet gefladig
mede tot de vorming van de houtachtige
laag , en het is de fchors die het nieuwe
hout verfchaft, ’ c geen niet naauwkeurig op
het oude gehecht word, tuflchen welke een
opening overig blyft. Men noemt dit hout
vooshout; en dat gene dat van de wormen
doorknaagt is Vermolmthout.
De ontwrichting taH alleen de tedere Planten
aan., die laat beginnen uit te b o tten ,
gelyk de Wynflok ; zy beH-aat hier in dat
de ranken .zich byna van zich zelven van
den Heel affeheiden, even gelyk de aanwas-
fohen zich van het lichaam der beenderen
in de jonge Dieren affeheiden-; .de ranken
worden ’ er zomtyds indiervoegen door vermindert,
dat ’er geen genoegzaam hout voor
de volgende fnoeijing overig b ly f t : deze
kwaal word alleen door de vorH veroorzaakt,
die de ranken overvalt voor dat zy
houtachtig géworden zyn.
De van een fcheiding is een doodelyke
•ziekte die van de ,ontwrichting hier in ver-
fchilt dat de Planten die ’er door aangetaH
worden zich by gewrichten niet van een
fitheiden.
Wat de Galnoten betreft, zie dit woord.
Men .geeft de naam van fpilling aan die
Haat van magerheit der Planten , gedurende
welke, zy veel in hoogte opfehieten , en
byna geen dikte verkrygen, 2y Herven dus
voor dat z y hare Vruchten voortgebracht
hebben. De oorzaak hier van is dat zy o f
te bekrompen, o f op plaatzen geplant zyn,
in welke de lucht niet vryelyk kan rond-
vloeijen, en die van de Zonneftralen berooft
zyn, .
I 3 Wet