grove papier, donker blaauw te verwen,
geen èen weinig op hec violet trekt, waar
mede men de Suikerbroden bekleed. De Li-
queurmakers bedienen ’er zich mede wan om
hunne dranken blaauw o f violet te verwen:
men maakt ’ er mede gebruik van om eenige
gebakken , confituren en gelyen te kleuren.
Men gebruikt deze verfftof in de Waflche-
ryen , byzonder om ’er het lynwaat en de
batiften door te halen ofte kleuren, die men'
in melk wit heeft doen wórden.
T Ö U T E N A G U E of T U T A N E -
G O . De Heer Karei Gufiavus Kkeberg,
eerfte fupercarga van de Zweedfche Ooft-
Indifche Maatfchappy, zecht dat deze metaalachtige
zelfftandigheit, die men tot heden
, voor een mengzel van Zinck en Bis-
muth aangezien heeft, in China in het Land-
fcbap Wohnam gevonden word. De Chinezen
noemen haar Pachgyn : in den ftaat
van E r t z , heeft zy een graauwachtige blaau-
we kleur, en blinkt even als Yzer-ertz : z y
is zwaar , zagt onder de aarde ., maar verhard
zich in de lucht. Het is niet zeldzaam
dat men ’ er groeven van vind, waar van het
begin twee- voeten onder de aarde is , en
die tot op de diepte van tachtig roeden
voortloopen. De aardkorft die deze zelfftandigheit
bedekt, is groenachtig geel , en
met zwart gemengt : men vind de Tutanego
zeldzaam zu iv e r ; deszelfs ertz fmelt ligte-
ly k : wanneer men haar rooftert en doet fmel-
ten , koomt ’er een dikke rook uit v o o r t,
die ftirikende en ongezond is. Memori'én van
de Konihglyhe Akademie van Zweden , voor
bet Jaar 1756. De voorgaande byzonder-
heden doen my vermoeden dat deze Metaalachtige
zelfftandigheit de zelfde is als die
gene die wy Zinck noemen : zie het artikel
Z i n c k ,
T O X I C O D E N D R O N . Di t is een
Vergiftige Heefter van Karolina , waar van
men drie foorten onderfcheid. De bladeren
van de twee eerfte , zyn uit drie eironde loven
te zamen geftelt, welke aan het uiteinde
van een gemeen voetfteeltje vaftgehecht
zyn: die van het derde, beftaan uit een menigte
lange en fpitze loven, en zyn twee aan
twee op een gemeene zenuuw geplaatft, die
in een eenig loofje eindigt: dit foort heeft
groene bloemen; het draagt den naam van
Kernis o f Vernix.
De bloemen van deze Heëfters zyn roos-
wys , ’er volgen drooge en geftreepte zaadhuisjes
o p, welke de zaden bevatten. Men
w i l , dat het lap van alle de foorten van
Toxicodendron, inwendig ingegeven zynde,
een vergift is ; dit fcherp en bytent fap , op
het vleefch gelecht zynde , veroorzaakt de
roos , en in zekervoegen de fchorfc ; hier
om heeft men het den naam van Kloo-kruid
gegeeven. Dit is een al te gunftigen naam,
zecht de Heer Dubamel, voor een Plant die
verfcheide malen in Canada, zeer boosaardige
Galgezwellen veroorzaakt heeft. In
Japan, zecht de Heer Adanfon, befchouwt
men dezen Heefter als een v e rg ift, om dat
zyne uitwaaflemingen, uitdag op het ve l,
en kleine roodachtige vlakken , even als de
roos veroorzaken. Deze Schryver z e c h t ,
dat hy door ondervinding w e e t , dat een geringe
aanraking van zynè bladeren, zeer lastige
jeukingen v o o r tb ren g tw an n e e r men
zyne hand aan de oogen o f den mond brengt,
en dat zyn fap, wanneer het eenigen tyd op
het vel blyfc , ’er puiften op veroorzaakt,
die men , mogelyk ten onrechten , met de
Schorft , verward. Voor ’ t overige , het
foort ’ t geen men Kernix noemt, is een bevallig
boompje, vooral in óen Herfft wanneer
zyne .bladeren zeer fchoon rood z y n :
het is waardig om vermenigtvuldigt te worden,
om te beproeven o f deszelfs lap, niet
een fchoon vernis verfchaffen kan. De A b t
Sauvages , en de Abt Mazeas , hebben de
eigenfchap ontdekt, die mede verfcheide
foorten van Virginiaanfche Toxicodendrons
bezitten, om het lynwaat een meet.volmaakte
zwarte kleur te geven als eenige andere bekende
bereiding , en met minder fcherpheit.
Noch de Zeep , noch de loog der aflche,
hebben de kracht o f glans van deze zwarte
verw konnen verminderen, Kempfer zecht,
dat de Japanners met het fap van dezen Hees-,
ter, hunne huisfieraden zwart maken , en dat
d.e Inwoonders van Calicut, ’er hun lichaam
mede verwen : zy bekomen dit vernis met
infnydïngen in den boom te. maken ; alsdan
v lo e it’ er in houte vaten , een wit en flym-
achtig vocht u it, ’tgeen zwart word wanneer
men het voor de lucht blootftelt: men bewaart
het in een v a t , ’t geen met een ge-
öliet leder bedekt is.
T R A G E L A P H U S . ( Byvoegz. ) De
Heer de Bufon , gelooft dat dit Dier niets .
anders
anders dan een foort van Hert is : zie op het
woord H e r t .
T R A P P . De Zweedfche Miberaalkun-
digen beteekenen door dit woord een klei-
aardachtigen Steen , hy is hard , heeft een
meer o f min fyne korl , en heeft een ruits-
wyze" gedaante ; hy is yzerachtig en heeft
verfchillende kleuren: hy vormt zomtyds ge-
heele Bergen; maar doorgaans is hy in aderen
bevat , die met een rotsfteen van een
ander fo o r t , omvat is. Deze Steen voor
hetvuur blootgeftelt zynde., verkalkt, gloeit,
en verandert in een zwart en te zamengepakt
glas : hy heeft een genoegzame hardheit om
zoo fchoon als Agaat gepolyft te konnen
worden , vooral de zwarte en zeer zamen-
gepakte. " De Heer ‘Gronjfed befchouwt hem
als een foort van toetsfteen: zie de Proeve
van een nieuwe Zweedfche Mineraalkunde,
die in het Jaar 1758, uitgegeeven is.
Men heeft my te Londen' verfcheide ftuk-
3es'van een Steen vertoont, aan welke men
den naam van Trapp gK. Deze Steen, welke
men verzekerde dat het eenigfte ftuk was
’ t geen men in Engeland had , fcheen- my
niets anders dan een foort van Jaspis te zynp
ik zou -zelfs gewillig zeggen van een groenachtige
Egyptifche Keifteen: my dunkt dus-,,
dat men te Londen den Steen niet. heeft, die
men Trapp noemt.
Ik heb , op het artikel E g y p t i s c h s
K i i - s t e s » , vergeeten te zeggen , dat dit
foort van fteenen het eerfte,.door PaulLu~
co s , in het Jaar 1 7 14 , in Opper-Egypte ,
op den oever van den N y l , naby het Dorp
Incherie , gevonden zyn , alwaar men het
buskruid voor den Grooten Heer vervaardigt.
Men heeft eenige van deze- Keiftee-
neh be-arbeid, en zy hebben een zeer fchoo-
ne poiyfting aangenoomen : men ziet ’ er
Landfchappen , Kruiden, Maskers, Hoofden
en Beelden , in zeer zonderlnge houdingen
, o p , en aan welke de verbeelding
noch een meenigte andere eigenfchappen
geeft. Het zeldzaamfte foort van Egyptifche
Keifteen ,is het geene een meenigte wit
in oppervlaktens heeft.
T R A V A T E N , Travates. Dézen
naam heeft men aan de verfchrikkelyke On-
weders gegeeven, die zich op de Kuften van-
Guinee doen gevoelen. De Travaten duren
zeldzaam langer als een uur: zy kondigen
zich door een zwarte wolk aan ,. die eerft
door de lucht zw e e ft, gelykvormig aan een
kleine ftip, maar die zich met een uitnemende
fnelheit, eensklaps uitbreijl, den gehee-
len horifon bedekt, een verfchrikkelyk On-
weder verwekt, en Blixem en Donder, met
zoo veel fnelheit en geweld uitfchiet, dat
men in het vlakke veld, naauwlyks tyd heeft
om zich ter aarde te werpen : zy die zich op
Zee bevinden, zyn verplicht om hunne zeilen
en touwen te kappen , uit vrees van anders
door de baren verzwolgen te zullen
worden: dit verfchynzel fchynt tot het ftelt-
zel der Winden te behoren. Zie dit woord, •als mede dat van Storm en Orkaan.
De Travaten zyn mede zekere onftandvaiti-
ge Winden, die zomtyds alle de ftreeken van
het- Kompas in een uur doorlopen. Z y zyn
doorgaans van Blixemftralen , Donder , en
Stortregens, vergezelt.
T R I C H I T E S . De Steenkundigen
hebben , door dezen naam , de Vitriool betekent
, die zich in de gedaante van hairea- aan eenige aardens o f fteenen hecht, welke
Pyriten bevat hebben , die in bloem verandert
zyn. Zie P yriten en Vi t riool.
T R I P E L , Triplex. ( Byvoegz. ) Men
moet die gene verlftezen , die van zandachtige
deelen ontbloot i s , en zagt is , en ge-
maklyk tot poeder kan 'gebracht worden. De
Gieters bedienen ’er zich mede van om vormen
zamen te ftellen , om dat deze zelfïïan-
digheit zeer gefchikt is om het vuur te we-
derftaan.
T R I T O M A . Dit is een fchildvleuge-
lig Infedt, wiens fprieten veel dikker aan het
uit-einde zyn. Deszelfs lichaam is langwerpig
het heeft alleen drie Hukken o f gewrichten
aan de voorvoeten. D it kleine D ie r , ’ c
geen vry zeldzaam is , heeft een geelachtige
kop en buik : zyn borftfchild is zwart, vry
breed, onregelmatig gevlakt, en een weinig
aan de randen gezoomt. Men ontdekt omtrent
den voetfteun twee indrukzelen, gelyk
in zekere foorten van Bupreften: de fched'en
der vleugelen zyn zw a r t,. geftreept, lang ,
en hebben ieder twee yaalroode vlakken.
Men vind deze Infèdlen onder den fchors
der oude Wilgeb^omen,
T S I E L A . Dit is een groote en takry-
ke boom, wiens vruchten noch reuk , noch
fmaak hebben. Deze vruchten gelyken naar
onze;