laB FLUWEELBL: FLORIPONDIO, FLUKEN. FOETUS.
vierde van een uur verre hooren kan: wee
de vreemdeling, die door een van deze by-
gelovige Negers, verrafcht wierd, wanneer
hy een van deze gewyde Vogelen doode.
Het vleefch van de Flamingoos, fchoon
flykachtig van fmaak, is echter zeer goed:
hunne tong is vooral uitnemende. Behal-
ven de dikke en middelbare vederen met
welke deze Vogel bedekt i s , heeft hy noch
zeer kleine, by wyze van een zeer fyn dons,
’t geen al zoo zacht en warm ais dat der
Zwanen is , en ’t geen men tot het zelfde
oogmerk gebruikt.
Op het Eiland Cayenne heeft men Flamingoos,
aan welke men de naam van Fo-
coco geeft: hunne vederen hebben een lui-
fterryke vuurkleur. De Indianen maken ’ er
halsbanden, mutzen , gordels, en andere Beraden
van, waarmede z y zich zeer dikwyls
verfieren. Men ziet aan de zoldering, in het
Kabinet van den Tuin des Konings van Vrank-
ryk te Parys, verfcheide van deze luifterryke
gordels opgehangen. De groote vederen van
deze Vogelen zyn uitmuntent voor de Klavecimbels.
Men wil dat de Flamingoos
zomtyds in den winter op de kuilen van
Provence en Languedoc komen. Men vind
in de Memorïên "van de Akademie der JVe-
tenfcbappen van Parys , derde D e e l, de
Ontleedkundige befchryying'van een Flamingo
F L D W E E L B L O E M , Amarantbus.
D it is een Plant die fchoon voor het oog,
en het Beraad der Tuinen van de Maand
Auguftus, tot in den Herfït, is : z y fchiet
een fteel uit ter hoogte van een vo e t, die
met breede, fpitze, rondachtige aan de randen
roodachtige , en in het midden met
groene bladeren bezet is. Hare bloemen
zyn airswys gefchikt, en gelyken naar een
vederbofch , hare kleur is karmozyn o f pur-
perverwig, o f goudkleurig geel: zy zyn uit
verfcheide rooswys gefchikte blaadjes te za-
mengeftelt: de vruchten hebben een ronde
gedaante, en openen zich in het midden
even als een zeepdoos. Men'moet het zaad,
’ t geen klein en blinkende is , in de Maand
April op een tuinbed zayen, en haar met
een klomp aarde in de Maand Juny verplanten
: zy willen zeer veel vocht hebben. De
'driekleurige Amaranth is- aanmerkelyk om
hare bladeren die met fchaflaken kleur,
geel en groen geftreept zyn. Men bewaart
het zaad van deze bloem in dofen , gedurende
den Winter , o f liever men bewaart
de gedroogde fteelen in een broeikas ; en
na dat de groote koude voorby is , doet
men ’ er het zaad uit om het te zayen.
F L O R I P O N D I O , Stramonitiides ar-
boreum, ohlongo & integro folis, fru£tu Icevi,
Dit is'een boom die gemeen in Chili i s ,
zecht de Vader FeuiUée, aan wien w y ’er alleen
een naauwkeurige befchryving' van ver-
fchuldigt zyn. Deze boom fchiet ter hoogte
van twaalf voeten op : de dikte van zyn
ftam, die zeer mergachtig is , is ten naaften
by zes duimen: zyne takken vormen met el-
kanderen een fchoone ronde kroon; z y zyn
met katoenachtige bladeren bezet, die even
als in troffen voortkomen; de • middelbare
hebben omtrent .zeven o f adht duimen lengte
, en drie o f vier duimen breedte ;, hunne
zenuwen vormen een zeer bevallig netje.
Zyne bloemen zyn pypswys , w i t , zeer
fchoon, en by uitnemcnheit aangenaam van
reuk: ’ er volgen ronda^htige vruchten o p ,
die de groote van Oranjeappelen hebben ,
met een graauwachtige fchors bedekt z y n ,
en verfcheide Amandelen bevatten. De In-
woonders van Chili bedienen zich van den.
Floripondio om te verzachten, op te loffen,
en om de etterwording der gezwellen te bevorderen.
F L U K E N . Dezen naamgeven de Myn-
werkers van het Landfchap Cörnwal'aan
een foórt van graauwachtige aarde, die afgebroken
itükken van Quartz b e v a t: zie
dit woord.
FCETU-S. Dit is het Dier ’t geen in
de lyfmoeder van zyne moeder gevormt is.
Welke zyn de eerfte beginfelen van dit lichaam
? op wat wyze neemt het zyn aanvang?
is het in den beginne volkomen gevormt ?
D it is een iluk ’t geen alle de nafporingen
en waarnemingen over de voortteeling in
bezigheid.houd. Dus, zonder ons met alle
de verfchillende uitgedachte fteltzels op te
houden, door welke men de grondbeginze-
len van de omwinding der bezielde lichamen
heeft trachten te verklaren, zoo wy-
zen w y onze Lezeren naar het woord
M ens ch, alwaar w y tot'de klein Be vorm
van het menfchelyk lichaam opklimmen, ’ t
geen de oogen die het befte aan waarnemingen
gewoon zyn , hebben konnen ontdekken;
zie mede V o o r t t e e l i n g ,
V RUC.HTF
ONT E IK FONTEIN,
V rucht b egin s e l , en het geen van de
Foetus , achter het woord M ensch ge-
lecht is.
F O N T E I N , Fons. QByvaegz.') Bladz.
323. ifie kol. reg. 5. Men heeft noch de
naam van Saifoen-Fonteinen, aan die gene
gegeven, die maar alleen gedurende een zeker
jaargetyde vloeijen. Men noemt die
gen o Mey-Fonteinen, wier vloeijing omtrent
de Maand Mey een aanvang neemt, wanneer
de fpeeuw begint te fmelten , en die
in den Herfft weder ophouden. Éindelyk
een groot getal Fonteinen vertonen in haren
loop wyzingen die haar beurtelings van
de gelyk vormigheit tot de tuffchenpozing',
en van de tuffchenpozing tot de ophouding
doen overgaan, en vervolgens tot de gelykvormigheit
weder keeren door fchakeringen
die even zoo merkbaar zyn.
Bladz. 313. ttde kol. reg. 33. Men z ie t '
in het Koningryk Cachemire , een Mey-
Fonrein die regelmatig drie malen in de vier
en twintig uuren vloeit en ophoud,- by het
begin van den dach, op den middach , en
by den aanvang van den nacht : zy vloeit
alleen gedurende de Maand Mey , in welke
tyd de fneeuw fmelt: zy houd vervolgens
o p , en blyft het geheele jaar droog.
Echter vloeit zy mede, na langdurige regenvlagen,
zonder tuffchenpozingen .en zonder
order, gelyk de andere fonteinen: dus is zy
een beurtelingfchvloeijende, een gelykvor-
mige, en een Mey-Fontein.
Bladz. 323. 2de kol. reg. 7. van ond. Va-
renius plaatft in Japan een Minerale en beurtelingfchvloeijende
Fontein. Hare uitvloei-
jingen herhalen zich twee malen des daagfch,
en duren een uur : het water ftroomt ’ er
met geweld u i t , en vormt niet verre van
haar een brandenf heet Meer. Haar water
is , zecht hy , veel heeter als kokent
water.
Bladz. 324, ijle kol. reg. 15. van onder.
Men ziet naby Bofely , in het Landfchap
Shrop in Engeland, de beruchte brandende
Fontein. Het water het.gene zy uitgèéft
is koud; maar het geeft dampen op die men
met een brandende fakkel ontfteekt; aan-
ftonds komen ’er vlammen uit voort , die
zoo heet en brandende zyn dat zy een groot
ftuk groen hout in een o ogenblik in affche
verteeren. Zie het artikel B randende
B ergen.
Men kan hier mede de zonderlingheden
129
vaneenige natuurlyke vyvers o f breken aanhalen.
Eenige die in het midden der Landen
liggen, zyn gedurende de droogte met
water vervult, en byna droog , gedurende
de regens. Andere die naby de Z e e , o f
Rivieren die Vloed en Eb hebben, geplaatft
zyn , zyn laag wanneer het hoog water is,
en zyn met water vervult wanneer het water
laag in de Zee is. Een dezer is de V y -
ver van Greenhive, tuffchen Londen en
Grayefand.
Men kan door de werktuigelyke werking
der beurtelingfchvloeijende Fonteinen een
zonderling verfchynzel verklaren , ’ t geen
zekere holen aanbieden. Naby Salfedan,
in de bergen van de nabuurfchap van T u -
rin, is een rots die een loodlynige fpleet
heeft, waar uit gedurende een zekere tyd ,
een ftroom-van lucht voortkoomt, die zoo
fnel is , om uitwaarts alle de ligte lichamen
tedryven, die men voor hare werking bloot-
ftelt; vervolgens word ’ er de lucht weder
ingetrokken , en zy voert de ftrooitjes en
andere ligte liehamen met zich, die zy bereiken
kan. De rots ademt de lucht in , en
blaaft haar even merkbaar weder uit. D it
alles fchynt een hevel tot grondbeginfel te
hebben. Terwyl het onderaardfche' water,
’ t geen zich. in het hol ontlaft, niet gelyk1
met de onderfte mond is , zoo ontfnapt de
lucht uit het hol door middel van den hev
e l, naar mate dat het hol met water vervult
word ; maar zy gaat vervolgens door
de fplyting van de rots u it , wanneer zy
geen uittocht door den hevel meer vinden
kan, en dat het water ’t geen door de ge-
meenfchaps buis aangevoert w o rd, haar te
zamendrukt. Z y keert te ru g , wanneer
het water overvloedig door den hevel uitloopt,
en dat de holligheit ledig word. Zie
H o l .
Stroomen en Rivieren. ,
Men beeft op het oppervlak van den
Aardkloot verheven Landftreken , welke
verdeelpunten fchynen te zyn die de N atuur,
tot vêrdeeling van het water bepaalt
heeft. De omliggende ftreken van den Berg
St. Gothard zyn een van deze punten in
Europa. Een ander punt in Amerika is het
Landfchap Quito , ’ t geen water aan de
Zuid-Zee ,‘ N o ord-Z ee , en aan de Go lf
van Mexiko verfchaft; in A z ia , is het Land
der Mogolfche Tartaren een derde , waar
R ' uit