boom in de klafie van den Lorkenboom ge-
plaatft worden.
Bladz. 209. 2de kol. regel 2. De vruchten
van dezen Boom , hebben de gedaante
van Pynappelen , en bevatten hoekachtige
Nooten , in ieder van deze is een langwerpig
zaad bevat. Men kan door middel van
de Cederbomen , de onbebouwde Velden ,
van nut doen zyn. Men kan zien wat Belo-
tiius bëtrekkelyk tot dit Onderwerp in zyn
boek. De negle&d ftirpium cultura , zecht.
Het hout van dezen Boom is altoos zeer begeert
geweeit.
Men w e e t , dat de Tempel van S a l o -
m o n van Cederenhout gebouwt w a s , ’ t
geen hem door den Koning Biram verfchaft
wierd. Plinius ze ch t, in het 16de Boek ,
het 40/ie Hoofdjiuk ,. van zyne Natuurlfke
HiftoBe , dat mén in zynen tyd , een maft
van Cederenhout zach , die hondert en dertig
voeten hoogte , en meer als v y f voeten
in middelyn had, en dat men hemby gebrek
van Dennehout vervaardigt had. De Heer
de Prefontaine w i l, dat men verfcheide Poorten
van Cederboqmen op de Antillifphe E ilanden
vind; men heeft ’ er roode , witte en
zw a r te ;h y v o e g t’Cr b y , dat, noch de Wormen
, noch de Houtluizen , nooit de werken
aantaften, die ’er van zamengeftelt worden.
C E I B A . Dit is een Boom van het geslacht
der- Maluwen , en die onder de naam
van Berifen van de Kult van Afrika bekent
isJ Schöon de Ceiha zoo dik als de Baobab
niet i s , zo overtreft hy echter waarfehyne-
lyk alle de bekende Boomen in hoogte en
dikte. De Heer Adanfon , heeft ’er aan de
Senegal gezien , die meer als hondert en
twintig voeten hoog waren. Hun fteel o f
ftam , had één middelyn van acht en veertig
voeten , en tuflchen de zeftig o f zeventig
voeten lengte , van de aarde tot aan de takken.
» De ftam en takken zyn met kegelvormige
doornen gewapent, die zomtyds twee
duimen middelyn hebben, en vroegtydig afvallen
, om dat z y maar alleen aan de fchors
vaftgehecht. zyn. De bloemen zyn Heraut-
phroditiefch: hare helmftyltjes zyn zeer tal-
ryk , én fchynen verfcheide trosjes uit te
maken, die aan het onder gedeelte onderling
met elkanderen en met de kroon vereenigt
zyn.- De vrucht is een Bezie’ o f houtachttg
zaadhuisje , ’ t geen zich in zoo veel fchotdeurtjes
opent als ’ er affchutzelen voor de
zaden zyn,
De Ceiba bevat een overvloed van Slym-
achtig fap. Schoon zyn hout ligt en zagt is,
zoo word het echter aan de Senegal en in
Amerika gebruikt. Men verkieft de fchoon-
fte Hammen van deze boomen , die op/ de
Kuft van Afrika groeijen , van de Senegal
tot Congo, om ’ er Kanoes van een verbazende
grootte van te maken, en die in ftaat zyn
om op Z e e , zeil te konnen voeren. Deze
vaartuigen zyn doorgaans van acht tot twaalf
voeten breed , en vyftig o f zeftig voeten
lang, en konnen v y f en twintig tonnen van
twee duizent ponden voeren, ’ t geen een
lading van vyftig duizent ponden maakt.
Z y voeren doorgaans ■ twee hondert'minnen:
zie B a o b a b op het woord A a p e n -
BB.00D.
C E L L E T J E S , Alveoli, zie cp bet
•woord B y e . Men geeft mede deze naam
aan de holligheden o f kaften, in welke de
tanden geplaatft zyn : zie T a n d e n . De
Orthoceratites en Belemnites, hebben méde
Celletjes.
C H A M P A D A . D it is een groote
Boom van Malakka , die zeer dicht bewas-
fen is , zyne takken zyn afchverwig , kwaft-
achtig., en geven door infnydiög eén fcherp
en lymerig fap uit , even als de Wolfsmelk.
De vrucht koomt uit den ftam en gröote
takken voort, en hééft zes duimen lengte, e#
een omtrek van dezelve uitgeftrektheid : 'zy
heeft de gedaante van een.Meloen. Haar
fchors is groen, en in kleine vyfhoéken verdeelt,
in welkers middelpunt een zwarte ftip
is. Derzelver voetfteeltje is dik en hóutach-
t ig ; het dringt in de zelfftandigheit van de
vrucht in , door welke, het zich in grove vezelen
verfpreid, die zich aan de punt ver-
eenigen , maar van welke zich even als
Amandelen verwyderen, die door een witachtig
vleefch , omringt worden. Wanneer
men de fchors opent én het fponsachtig
vleefch verwydert, zoo gaan de Amandelen
uit hare huisjes los , en blyven aan den
fteel vaftgehecht, even als de Druiven aan
een tros. Dit vleefch is fuikerachtig.: men
zuigt hetuit, het heeft een vry goede fmaak,
maar een fterke reuk. De Inwoonders beminnen
deze vrucht, om dat zy v e rh it, en
in het hoofd trekt. Men laat hare Amandelen
len o f Kaftanjes in water koken; maar ?y
konnen de onze , niet evenaren. Memortën
van de Akadcmie der IVetenfcbappen van Pa~
rys, IXde Deel.
C H A N C E L A G U A . Dit is een plant
van Nieuw Spanje. Z y groeit in overvloed
in de nabuurfchap van Panama. Haar fmaak
is bitter, 'gelyk die van de Santorie, en haar
aftrekzel heeft een fpeceryachtigen reuk ,
even als de balfem van Peru. D it is de be-
fchryving , die mogelyk te kort is , welke
men van deze Plant in de Memori'èn van de
Akadcmie der Wetenfcbappen van ; Parys ,
voor het Jaar 1707 vind. Men fchryfc haar
byna dezelve krachten to e , als de Kina-Ki-
na , de gifte. is van een half o f heel vieren-
- deel loots in een afkookzel , ’t geen zoo
heet als mogelyk is gebruikt word. Wanneer
de-- zieke dit gebruikt heeft , zöo dekt men
hem, zeer warm,' en doet hem zweeten.
C H A O S. De oude Philofophen ver-
ftonden door dit woord , een ftaat van dui-
fteinis, een verwarde vermenging Van deeltjes
van allerlekfoort, die noch vorm noch
regelmatigheit hadden: de Natuuronderzoekers,
de Wyzenonder het Heidendom, de
Godgeleerden, enz. der eerfte eeuwen, hebben
het'zelfde gevoelen omhelft; de Chaos
was voor hen de wieg van het Geheelal :
z y bepalen den oorfprong van de Wereld,
aan een vormelooze en verwarde klomp van
fto ffe , die onder elkanderen vermengt op
een gehoopt waren, en in allerlei richtingen
over elkanderen bewogen wierden. De
Platonifehe Philofophen, enz. fielden in
den Chaos verfcheide tydperkeri en omwentelingen
, als beurtelingiehe overgangen van
den eenen 'Chaos In den anderen , tot dat
eindelyk, volgens hen , de wetten der beweging
en de verfchülende zamenvoégin-
gen de order der :zaken die het Geheelal
uitmaakt, voortgébrach't hebben. Burnet
verzekert met reden, dat wanneer men Ari-
Jloteles en de Pythagoriften uitzondert, niemand
ooit ftaande gehouden heeft, dat on-
zèn Aardkloot van alle eeuwigheic dezelve
gedaante gehad h e e ft, die wy 'Hein thans
zien hebben; maar dat volgens het gevoelen
van alle Wyzen in alle tyden, dat gene
dat wy Aardkloot noemen , in deszelfs
oorfprong niets anders dan een vormeloze
klomp was, die de grondbeginzelen en ftof-
fen van de Wereld bevatte, -gelyk wy'haar
thans zien. Mozes, de oudfte van alle Schry-
veren, beeld mede, in herbegin van de ge-
wyde hiftorie, de Wereld als een gedaan-
telooze klomp a f, in welke de hoofdftpffen
zonder order en met elkanderen vermengt
waren. Waar kan men een krachtiger be-
fchryving van dén Chaos vinden? De Chaos
was, volgens dezen gewyde Schryver, een
klomp die met water bedekt was.
Hoe het ook zyn mag met den Chaos
der Ouden en zynen oorfprong, zoo is het
echter zeker.dat die van Mozes alle zaken
reeds bepaalt in-zynen boezem bevatte, en
dat hare fchikking door de hand van het
Opperwezen, 'wel ras die verfcheidenheit
van fchepzelen voortbracht, die het tafreel
van het Geheelal uitmaken. Dus was alles,
tot dien tyd, in de Natuur in een ftaat van
verdoving gebleven: het toneel der Wereld
ontwond zich niet dan naar mate dat de
ftem van den Schepper de Schepzelen in
die wonderbare order fchikte, die ’er thans
de fchooriheit Van uitmaakt,
C H I K A O . Dit is de naam van een al-
kalyn en geftreept Spat-h", ’ t geen ;de 'Chinezen
tot het zamenftel en de verglazing
van het Porcelein gebruiken: zie S path,
C H E L I F E R . D it Infeét/word dus
genoemt om de gedaante van zyne fprletên
waar van het uiteinde naar de nypërs der
Krabben gelykt, die men in hét i.utyn Che-
loe noemt. De Cbelifer heeft acht pooten
en twee oogeh. Zyn-lichaam is breed en
kort; zyne houding en wyze van vóortgaan
die achterwaarts o f ter zyden is , wanneer
men het aanfa'akt, o f wanneer het -eenig
voorwerp vermyden wil- dat het ontmoet,
alles duid genoegzaam-de kenmerken van dit
Infedl aan ’ t géén men-op vochtige p!aarzen
, onder de fteenen en bloempotten in
de tuinen vind. Men ondérfcheid ’ er twee
foorten van ; het eene ’ t geen men Spiriacb-
tige Schorpioen noemt ( is dé Acarus; can-
. croides van L i n m e u s en het andere :’ t geen
veel kleinder i s , word Roode ‘Cbelifer genoemt
Cdit is dé Acarus lóngicorriis van den
zelfden Natuuronderzoeker ]), Hunne fprie-
ten zyn dik én hebben gewrichten o f rönd-
achtigé knopen.
C H E R IM O L I A . Deze Boom kweekt
men met veel zorgvuldigheit in Peru aan,
óm dat de Indianen-zyne vruchten .voor de