o f alleen enkele zeer fyne draden van het
foorc van Spinnen, :.die men Langbeeneh
noemt. Kan men noch. niet vermoeden dat
’er onder deze in de lucht omzwevende ve-
zeldraden , een meehigte zyn , welke hunnen
oorfprorigaan het dons van zekere Planten
verfchuldigt z yn , wier bladeren en ftee-
len katoenachtig zyn: zie S pin<n e k o? en
W i l GEB oom.
Z O N , Sol. i In de Starrekunde, .is dit de
groote lichtende. S ta r , die de Wereld verlich
t, en die, door haar aanwezigheit, boven
de gezicht-einder , den .dada ukmaakt.
De Zon is het middelpunt van het fteltzel
der Dvjaalfiarren en Komeeten: zie deze woorden
♦
Z O N D V L O E D. £ Byvoegz. ) Blad-
<yde 969, 2 de kolom, regel 5 , ju an onder. In
een woord , dit is het yoornaamfte tydmerk
van de Tydrekenkunde.,
De Heer Walch ze ch t, in zyne Thefes
over de ZondvloêdeiLder;'Ouden , dat het
geheugen van den algemeenèn Zondvloed,*
by alle Volken bewaart is ; de Grieken, en
vooral de Egyptenaren en Aflyriers. hebben
’ er op verfchillende ,wyzen van gedacht.
Dezelve,Schryver zecht, noch , dat ’er een
tegenftrydigheit plaats rheeft onder, die- der
Grieken , die ’ er van. gefprooken. hebben.
Eenige houden ftaande, dat ’er twee Zond-
vloeden plaats .gehad, hebben, landere maken
van drie melding , eenige van v ie r , en
zommige voegen ’ er zelfs een vyfde by.- De
Heer Walch , brengt alle deze Zond vloeden,
tot die yslïï-N o ach 9 van welke zy hunnen
óorfprong -ontleenen; om dat alle de Onge.-
wyde Schryvers 'er dezelve omftandigheden
van verhalen. -Eindelyk verwondert hy
zich, dat, daar de woorden van Mozes zoo
klaar zyn , men noch. over. het jaar , de-
tyd , en andere omftandigheden , van den.
Zondvloed twiften kan. Dus was deze algemeens
overftrooming, dat zy alles dééd
omkomen wat op de Aarde leefden , uitge-;
zondert Noach, zyn Huisgezin , de Viflchen
en alles wat met Noach in de Arke beflotèn
was. Mozes , befchryft ’er de hiftorie van,
in het zesde .en zevende hoofdftuk van Ge-
nefis. De befte Tydrekenkundigen bepalen
hem op het .jaar 1656 -, na de fchepping der
Wereld, en 2293 jaren voor de geboorte van
C hris tus . - De Zondvloed was altoos
en Is noch het grodtfte onderwerp der na-
fporingen en aanmerkingen van de Natuuronderzoekers
, enz. De vöornaamfte zaken
die ’ er in betwift worden kan men tot
de drie volgende brengen. Tén if t e , zyne
Uitgeftrektheit; dat is te zeggen , o fh y v o l-
ftrekt algemeen ge. weeft is , o f alleen over
eenige Landen gegaan heeft. Ten 2de, zy ne
Oorzaak. En ten 3de, zyne Uitwerkzelen.
Het zal genoeg zyn dat w y zeggen ,
dat men als een natuurkundig bewys van de
algemeenheit van den Zondvloed , en de
groote veranderingen die hy op Onzen Aardkloot
veroorzaakt heeft.,, die verwonderenswaardige
meenigte Zee-lichamen bèfchouwt,
welke zoo wel over het oppervlak der Aarde
als in hare ingewanden in alle Landen,
befloten zyn : maar de zvvarighéit beftaat
hier in, om deze verfpreiding te/verklaren ,
op eene wyze die overeenkomftig is met de
ftrekking en met de gefteltheit van de banken,
de lagen en de Landfchappen, in welke
men hen vind. De H eer Pluche, in zyn
Schouwtoneel der Natuur van den Zondvloed
fprekende , ftemt toe , dat de Landftreeken
i-n de nabuurfchap van den Tiger en de Eu-
phraat, in deze verfchrikkelyke overftrooming
niet begreepen gewëeft z yn , eh dat zy
alleen hier van onder alle de Landen van
de Oude Wereld , uitgezonden zyn ; hy
geeft haar hierom den naamvan de Wieg van
het >Menfchelyke géjlachu
Z O N N E S C H E R M S W Y Z E
P L A N T E N , Umhellatce. De Kruidkun-’
digen geeven dezen naam aan een gedacht
van Planten die yry talryk, en -byna allé
grasachtig zyn ; mén heeft ’er weinige onder
die alle jaren op nieuw vöortkoomen ; de’
andere zyn langlevende door hunne wortelen
, welke raapswys o f knobbelachtig zyn.
Hnré fteelen zyn kegelvormig , met veel
merg v e rvu lt, cri dikwyls hol. Hare takken
ftaan beurtelings , 'gelyk mede hare bladeren,
welke of-geheel , o f -gevingert, o f
gevleugelt -zyn ; het gfootfte gedeelte der
bloemen zyn hermaphröditiefch , en zonne-
fchermswys gefchikt. De plaatzïngder zon-
nefchermen op 'de fteelen , vormt dikwyls1
vry ftandvaftige kenmerken.' De kleur der
bloemen is niet Zeer vei'andorlyk. Eehige '
van deze Planten zyn niaagverftërkëndë, en
zeer .verwarmende. 1 Het gróotfte gedeelte
der anderen zyn vry hevige vergiften ,• vooral
die.
dié gene, die op moerasachtige plaatzen groei-
jen ; het melkachtige fap van hare wortelen
is brandende. Men befchut zich tegens hare
nadeelige uitwerkfelefl , met hét zuure
fap van Planten te drinken. Men plaatft
onder de Zonnefchermswyze Planten , de
foorten van Gens-eng, Venkel, Karwei,
Kervel, Dolle-Kervel, Karótën, Duitjtb Bee-
renklaaüw ,: l Pinfternaken , enz. Z ie deze
woorden, en dat van Zonnefcberm, in het Al~
phabetiefcb Tafreel, en z ., op het woord
P l a n t .
Z O O D E . C Byvoegz. ) De graszooden
zyn een der aangenaamste voorwerpen van
het Veld voor de oogen; zy zyn meede een
der grbótfte fieraden van de bloemperken en
-bloemtuinen. Z y komen van ’ t zelfs in een
goeden grond v o o r t, o f wel van het Gras-
zaad o f de zoogenaamde plakken die men
van andere plaatsen afneeriit. W y zullen
van deze beide wyzen fpreeken , waar door
men zich fcho’one Graszoodeh, verfchafFen
kan.
- Menweetidatdefchobtie Graszboden doof
het Gras 'en dé Klaveren gevormt worden ,
en weinig mét andere planten vermengt zyn.
Gelukkig is h é t,- wanneer ’ er na de zaaijïng
regen ontftaat, .om dat dit dé moeite van de
befproeijin'g'befpaart'; behalven dit , operit
het de aarde , en doet het zaad fpoediger
nitfpruiten : hierom- verkieft men de maan-,
den Maart en September , óm het Klaveren
cn Graszaad tb zaaijen , voor en na de zware
zomeriiitteris; Men moet mede de voorzorg
gebruiken om alle jaren nieuwe zadeh
te zaaijen ■ óm haar te vernieuwen , te ver-
verfchen en te verdikken, vooral op. de plaatsen,
alwaar zy te dun worden. Men moet
haar behalven dit, geduurende de droogtens
befproeijen , het gras nederflaan wanneer
het te hoog word , ’er een boute o f ftéene
rol over doen gaan , ten einde het te'verpletten
, en te beletten , dat het eene gras-
fcheutje , het andere in hoogte, niet overtreft.
Bladz. 972 , \jle kolom , 'regel 31. Alle
deze middelen’werken u i t , dac de Graszoo-
den die meh van felders genoomen heeft,
zich onbewécglyk met de nieuwe aarde ver-
eenigen , zich in haar inlyven , ’ er aan alle
zyden Wortelen in uitfehieten , en ’ er hun
voedzel uittrekken. Niets anders word ’er
verder vereifcht om het in diep ftaat te houden,
dan om het te maaijen , te rollen , en
het met vernuft en zorgvuldigheit gade te
liaan. Het is op deze wyze dat de Jingel-
fehen hunne grasperken en andere gedeel-
tens van hunne Lufthoven met graszooden
bekleeden; het is éen bevallig gezicht, wanneer
men zyn oog over deze fchoone en ge-
lykgefchooren Veld-tapyten van groen, laat
weiden, welke men op alle de Landgoederen
van dit Vo lk ziet.
Z O O L I T E N . (Byvoegz.) Men geeft
den naam van Zoologia , aan de Wetenfchap
die alle de Dieren van de Natuur befchryfc.
Men verdeelt déze Wetenfcbap in zoo veei
afzonderlyke deelen , als mén klaflen van
Dieren h e e ft; te weëten, in de Antbrop'olo-
gia; o f de Hiftorie van den Menfch ; de 7e--
trapodologia, o f de Hiftorie van de Viervoetige
Dieren ; de Ornitbologia, o f ds Hiftorie
der Vogelen ; de Ampbibiologia , o f de
Hiftorie van de Half-flachtige Dieren , o f
Dieren van beiderlei leeven ; de Icbtbyols-
g ia, o f dé Hiftorië der Viflchen ; de Errto*
mologia, o f de Hiftorie van de Infeéten ; en
de Zoophyïologia 1 o f de Hiftorie der Plantdieren.
-
Z O O M O R P H I T E N . Dit woord,
dient om fteenen te beteekenen, die in ze-
kervoegen , naar bekende Dieren gëlykeir.
Men zecht Phytomorphites , om Boomftee-
nen uit te drukken. Eenigb hecjendaaglche
Natuuronderzoekers befchouwen de Steeh-
gewaflehen, als Pbytombrphofhe Dieren.
Z O O P H Y T E N , Zbophyta;o? Zoophy-
-ten. (Byvoegz.) Dit is één geflacht van
Water-Dierén dié geen bloed hebben, maar
eene gelykvormigheit met bekende licha-
• men-.
De nieuwe Zoopby't o f het nieuwe Plant-
Dier, ’ t geen veele Natuuronderzoekers.be-
droogen heeft, die bet voo r den waren.Ai-
lium lapideum hielden, is in den Zomer van
het Jaar 175 3 ,omtrent den Noordpool, tachtig
mylen van Groenland , door den Kapitein
Adriaanz, gevangen , die zich hier tot
de Walvifchvangft bevond.
Dit groote Plant-Dier is', zeebt de Heer
Èilis , een wezentlyke Polypen-neft , een
verzameling van Zee-dieren , die ieder acht
N nn klaau