in Amerika van deze Dieren trekken, heeft
hen doen befluiten om te bezoeken, om hen
in Europa te naturalifeeren : zy hebben ’ er
eenige , met dit oogmerk , in Spanje overgebracht
; maar de luchtftreek van dat Land
was zoo weinig voor hen gefchikt, dat z y
alle omkwamen. Echter ben ik ,. zecht de
Heer de Bujfon, overtuigt, dat de VigognesN
op onze Bergen beftaan können , en vooral
op het Pyreneefche gebergte zy die hen in
Spanje overgebracht hebben ,. fchynen niet
bedacht te hebben dat deze dieren in Peru
zelfs , alleen in de koude luchtftreken gevonden
worden; dat is te zeggen, op de verheven
tfte gedeeltens der Bergen , alwaar zy
in troepen weiden-; dat men hen nooit in de
lage landen vind, en dat zy in de warme landen
fterven : in tegendeel, dat zy thans zeer
talryk in de naburige Landftreeken van de
Straat van Magellaan zyn, alwaar de koude
veel grooter als in het zuidelyke gedeelte
van Europa i s e n dat men bygevolg om
hen te bewaren, hen niet in Spanje ,. maar
in Schotland , en zelfs in N oorwegen, moeft
ontfcheept hebben , en noch met meer ze-
kerheit aan den voet van het Pyreneeflche o f
Alpifche gebergte , alwaar zy hadden kon-
nen klauteren , en zelfs de luchtftreek zoeken
, die nuttig voor hen is.
De huit van deze Dieren, is met een wol
bedekt welke gezocht w o rd: men maakt ’ er
mutzen en zeer goede hoeden, van ,. die men
Vigognes noemt. Men bereid ’er mede zeer
fchoone handfchoenen van, alsmede uitmuntende
halsdoeken, die zeer zacht en- warm
z yn , en. tapyten van een zeer groote waarde.
Men onderfcheid zelfs drie foorten van
Vigogniën-woi, de fyn e , het baftaart foort,
en de kluuwswyze, de laatfte word weinig
gewaardeert, en altoos- in kluwen overgebracht
; echter worden alle drie deze foorten
gebruikt; maar men vermengt hen met
Konynen-hair, en zelfs met Hazen-hair, om
’er hoeden van zamen te ftellen.
V I S C H . £ Byvoegz* ) Bladz. 715*. ijle.
kolom y reg. 3. van onder. Men kan den
ftaart, de vinnen, en blaas der Viffchen,
als zoo tfeel zwaarden , riemen en zeilen, be-
fchouwen. Het is waarfchynelyk.,. dat de
V iffchen mede het vermogen bezitten , om
de lucht uit hunne blaas uit te dryven , (ye-
ficula pneumatica, aut. utriculm natatortus.J.
om ’er nieuwe in te ontvangen. Ray heeft
m het grootfte. gedeelte dezer D ie ren .e en
geleibuis opgemerkt, welke van dén fïbk-
darm tot in deze zwemblaas voortgaat, en
die ongetwyfelt tot dit gebruik dient. Deze
Schryver zecht mede , dat wanneer deze
blaas doorboort o f verfcheurt is- , de vifch
zinkt, en hy zich niet langer ophouden, o f
opheften kan. Maar dit ongemak veroorzaakt
de dood van dit foort van Dieren nier.
want een hedendaagfch Schryver , heeft de;
blaas van een vifch , door middel van de
Luchtpomp doen barften ,. zonder dat het
Dier hier door geftorven is*
Bladz. 717. 2de kolom 1 reg. 2'. Men vind:
zomtyds viffchen welke wezendyke herma-
phroditen zyn. De Heer Mqrand heeft, in.
het jaar 1737, aan de Akademie der Welen-
fcbappen van Parys , de inwendige de el en
van een grooten Karper vertoont, in welke
men aan de- eene zyde duidelyk de k u it , en
aan de andere de hom zach by deze gele-
genheit, zecht de Heer de Reaimur, dat hy
het zelfde verfcheide malen in de Snoeken-
ontdekt heeft. De Heer Marchand, heeft
zulks mede in de Wyting waargenomen.
Men kan hier deMoJJhlen-byvoegen waarvan
wy gefproken hebben. Zie daar een aantal van
hermaphroditifche viffchen, welke een menigte
andere doen vermoeden. Hoe veel ophelderingen
zyn ’er over dit onderwerp niet
te verlangen ! | Verfcheide hermaphroditen
hebben de gewoone behoefte van een ander
Dier van hun foort om voort te teelen ; de
Moffelen brengen alleen voo rt; maar z y z y n
Wormen, die in een fchaal befloten zyn. T o t
wat geflacht zouden deze nieuwe hermaphro-
diten behoren , die zich onder de viffchem
bevinden? Dit zyn alle vragen die de Heer
de Fontenelle. , voorftelr...
Men heeft, opgemerkt dat het fchelle geluid,
,he: zware overtreft, onrde viffchen in*
heweeging. te brengen*
Idem y. regel 30. Onder alle de foorten
van viffchen, (de leventbarende uitgezondert-)
naderen de mannetjes zomtyds de wyfjes in
den tyd der kuitfchieting-.; het fchynt zelfs
dat zy hunne buiken tegens elkanderen wry-
v e n , want de mannetjes keeren zich zomtyds
op den rug., om den buik van hunne-
wyfjes te ontmoeten ; maar ondanks dit,,
heeft ’ er geen paring plaats; het l id ’t geen
tot deze daad vereifcht word., is niet in-
wezen; en wanneer de mannetjes-viffchen,
de wyfjes van zoo naby naderen, zoo. is dit,
allee.©,
alleen om het vocht, ’ t geen in hunne hom
bevat is , over de eitjes te verfpreiden die
de vyyfjes alsdan uitfchieten. Plet fchynt
dat het veel eerder de eitjes als de wyfjes
zyn , welke hen tot zich trekken; want zoo
ras zy ophouden met eitjes uit tefchiecen ,
zooerlaten de mannetjes hen, en volgen met
drift de eitjes die de llroom met zich voert,
o f die door den wind verfpreid worden: men
ziet hen hondert malen over alle de plaatfen
heen en weder zwemmen op wélke zich; eitjes
bevinden: dit is waarfchynelyk. niet ter
liefde van de moeder dat zy zich alle deze
beweegjngen geeven; het is niet te vermoeden
, zecht de Heer de Bujfon , dat zy haar
altoos kennen ; want zy befproeijen met
hunne hom alle de eitjes die z y vinden om
te bevruchten , en dikwyls voor dat zy de
wy fjes ontmoet hebben.
.. Bladz. 718. ide kolom, reg. 13. van ond.
Van de grootfte Dieren af die in het water
leeven , tot de kleinfte toe , is alles in
beweeging en in eenen geftadigen oorlog;
men befpeurt onder hen niet dan liften, vervolgingen
, ontvluchtingen , en geweldplegingen
, zy beroven en verfijnden elkanderen
zonder eenige palen te kennen ; men
heeft ’er die door hunne vlugheit en vooruitzicht
de krachten van hunne vyanden ont-
wyken ; het is hier door dat de foorten altoos
in ftand blyven , en zy worden niet
verdelgt door hunne fterke vermenigvuldiging.
De waterblazers, gelyk dq Dolphynen y
enz. hebben tot aanvallende en verdedigen-:
dé wapentuigen , behalven hunnen ftaart,
het vermogen om op een afftand van drie
roeden, een ftraal water i-n het oog van
hunne vyanden te fpuiten,’ c geen hen voor een
oogenMik blind maakt, o f de mtg.eftre.kt-
heit tuffehen de twee kampvechters beroert,
en aan den zwakften gelegenheit verfchaft
om het gevaar te ontwyken , ’ t geen- hem
drygr* De Heer Lamorier wil , dat het aan
de krachten der long, aan de zonderlinge gedaante
van- de luchtpyp , aan een waterleiding,
o f zypgat, ’ c geen aan het onderfte
gedeelte van het voorhoofd geplaatft is-, en
eindelyk aan een groote-Spier is , die-men
Sterno Jijlui aria noemt, dat men het vermogen
der Waterblazers moet toefchryven om
het water met geraas in de lucht op te. werpen.
Deze Schryver , verklaart noch het
verfchil der richting van deze waterftraal ,
die dan eens loodlynig , dan weder fchuins,
en dan weder horifontaal is , naar mate dat:
de kop van dit foort van ‘viffchen , meer o f
min door de zamentrekking van deze Spier,
nedergedrukt is. -
. Bladz. 720, ijle kolom, reg. 12. van ond.
Wanneer de Bécune, de Bonet, enz. de vruchten,
van den Mancelier eeten, zoo word hun-
vleefch een vergift voor alledie|gene,die’er
gebruik van maken. Men ontdekt, dat de
viffchen dus vergiftigt zyn , wanneer hunne
tanden zw art, en hunne lever bitter is.
V I S C H L U I Z E N . (Byvoegz.) Blad-
zyde 721 ^ <ide kolom , regel 12 , van onder.
Het y/as de menigte van deze Infeften , in
zekere wateren, die hen zoo rood als bloed
deed fchynen, en een hevigen fchrik in den
geeft van het gemeene Vo lk veroorzaakten.
Deze gewaande 'verandering van het water
in bloed , merkt men in alle Landen , en
vooralin Zweden o p , alwaar, zecht de Heer
Linnaus, een der drie vyvers , die men in
den Tuin van Upfal heeft, en waar in zich
geen Waterplanten bevinden, het water zich
altoos omtrent den Zomer-zonneftand, in
bloed fchynt te veranderen , vooral by ftil
weder ; alsdan fchynt het alle morgen-, voege
?er deze Schryver by , o f men aan a-lle vier
de hoeken van dezen vyver Buspoeder op
het water geftrooit had. Dit poeder reilt
langzamerhand van de boorden- naar het middelpunt
v o o r t, even als zoo veel Legers,
die in een geregelde order voorttrekken , ent
ten einde van eenige uuren , houden zy ft i l,
en verzamelen zich in het middelpunt van
den vyver- Het water over welk dit poeder
gegaan is , fchynt met een graauwachtig
en byna onmerkbaar vlies bedekt te zyn ;•
wanneer men een weinig van dit poeder , ineen
leepcl byeen verzamelt, zoo-ontdekt
men, met verwondering-, dat het vol leeven
is-, en uit miljoenen van Infeden beftaat,
die de Heer de Geer, volmaaktelyk wel be-
fchreeven en afgebeeldheeft, onderdennaam
van Podura aquatica. Te gelyk ziet men
onder het water, een bloedachti-ge. zelfftan-
digheit die het rood maakt-, op de plaats, alwaar
zy zichfbevind, en hetzelve een vleefch-
kleur doet- verkrygem : , deze- zelfftandigheit
heeft, dan eens meer, en dan weder minder
vaftheit; zomtyds-ontbind zy zich en word
onzichtbaar , terwyl een andere nieuwe bare
plaats vervult. Het water is ’er alsdan
in diervoegen mede.vervult, dat’erzich nie-
E e e 3 mand