s , het zou alsdan het lynwaat doen vlakken.
De grootte nutrigheit van de Carapas be-
ftaat in den Olie die men uit zyne vruchten
t r e k t e n naar die van de Kakauw gelykt.
Men laat haar koken, vervolgens lecht men
haar op tepels , om ’ er een voegzaam gewicht
op te plaatzen: een maand hier na
verbreekt men haaf, en fcheid ’er de Amandelen
a f , deze ftampt men , en werpt haar
aanftonds in een ketel ; vervolgens plaatft
men haar in een pers. Naauwlyks is ’er de
olie uitgevloeit o f men laat'heqj koken, tot
dat h y van water ontbloot is om hem tekon-
nen bewaren: deze Olie heeft geen reuk, en
dient alleen om te branden. De Heer de
Prefontaine zecht, dat men ’ er zich op Ca-
jenne mede van bedient om ’ er de huisfiera-
den eenigfints mede te beftryken , die men
voor de Myter en andere Infeéten wil bewaren
die zyne hitterheit niet verdragen kon-
nen. De Negers die op de jacht gaan , beftryken
’ er zich mede,om zich voor de Chi-
ques te befchucten. De Indianen maken ’ er
mede noch menigvuldig gebruik van; zy mengen
hem met de bloemen van de Roucou,en
befmeren ’ er hun aangezicht, hairen en lichaam
mede : hy is noch mede uitmuntende
wanneer hy met Pik o f Teer gemengt is ,
om de Kanoes voor Wormen te bewaren
.D
e Indianen trekken den Olieuit de vruchten,
van den Carapas op een eenigztns ver-
fchillende wyze : zy leggen de Amandelen
op boomfchorffen voor de Zonneftralen
blootgëftelc zynde_, de hitte der Zon doet
’ er alsdan den Olie uitvloeijen, welke ineen
vat afdruipt, en niet ftolt gelyk de voorgaande,
C A R I A R O U , Conmlvulus tinftorlus
fruêiu vitigineo. Dit is «en foort van Liane
van de Antillifche Eilanden , wiens bladeren
de Portugeefche Koloniften dient, om
hunne Hamaks karmozynrood te verwen.
Men trekt noch uit de bladeren van deze
Plant, een foort van dfoeifera, die het vermiljoen
nabootft ; en waar mede de Indianen
hun lichaam verwen : de Cariabou,
fchynt gemakkelyk vermenigtvuldigt te kon-
nen worden: men ziet ’er een fchoone overdekte
wandellaan van , in den Tuin van het
Gouvernement van Cayenne. Barrere zecht,
dat het woord Cariarou, de plant en de droes-
fem beteken. Zie L ian e ,
C A S C A R I L L A . ( Byvoegz. ) De
Heer Boulduc zecht, dat de Cascanlla, door
den Wyngeeft, meer harftachtig uittrekzel,
als eenig bekent gewafch g e e ft, en dat zy
dit voordeel boven de Kina-Kina heeft, dat ;
zy zoo fterk in een veel kleinder gifte werkt,'
zonder dat haar gebruik zoo lang achtervolgt
■ behoeft te worden. Dezelve Schryver zecht,
dat zy zoo veel nut in de roodeloop van het
jaar 1709 deed , dat de Ipecacuanha , ’er
haar gezach door verloor.
G A S S O N A D E . Deze naam , heeft
men aan een foort van Suiker gegeeven, die
de Braziljaahfche Portugezen, het eerfte in
Europa overgebracht hebben; en vermits zy
haar in kaifen verkochten,die door hen Cas-
fe s , genoemt wierden ; zoo heeft men haar
Cajfonade Suiker genoemt: zie op het woord
SuiKER-JtlE T.
C A S D A R I S , Cafearius aut Caforis
( Byvoegz. } Bladz, lott. ifte kolom reg. 18-.
van onder. De Cafuaris die men in het jaar
1766, te Parys en elders gezien heeft , was
vier voeten hoog, fchoon hy noch geen jaar
oud was. Zyn kop was klein in evenredig-
heit van zyn lichaam. Zyn kam was een
foort van hoorii van een donkere kleur; zyn
bek had de lengte van v y f duimen , en het
boven ftuk was boógswys ; by bad een levendig
gezicht, groote oogen en ooren ; hy
hatj onder de kin twee vleesachtige aanhang-
zels, die een blaauwachtige foode kleur had-
■ den. Zyn borft was met een eeltachtig vel
bedekt en- van vederen ontbloot; maar de
omftaande vederen die lang waren , hedekte
dit gedeelte.
Bladz. so8. ijle kolom , reg. 5, van ond.
Men merkt, op de plaats der vleugelen, vyf"
ftekels , die boogswys naar de gedaante van
het lichaam gekromt z y n , en naar die. van
het Stekelvarken gelyken , zy zyn blinkent
zwart. Het Dier kan hen naar zyne. begeerte
opzetten ; het bedient ’er zich mede tot
zyne verdediging van, wanneer men het najaagt.
Deze V o g e l, aan welke men bytta
geen eigentlyke gezegde vleugelen ontdekt,
loopt zeer fnel. Zyne pooten zyn by .uit-
ftek groot, en hebben aan de voorzyde drie
vingeren, die met fterke, rechte en fpic-
ze nagelen gewapent zyn. De tong van de
Cafuaris is zoo k o r t, dat men ’er geen in
zyn bek gewaar word ; hier om drinkt hy mede
mede met moeite. Hy geeft een eenigzins
onaangename reuk van zich,
Men vind in het Algemeen rvoordenhoek
van Hubner , de Hiftorie van een Ëmeu o f
Cafuaris van, de Molukfche Eilanden , die
weinig van den Indiaanfche Cafuaiis fchynt
te verfchilleh: hy heeft op den kop een foort
van geele kroon , die tot op den bek neder
gaat; hy verheft hem allejaren met zyne
andere vederen in den ruityd. Zyn hals is
met twee,roode.vellen bezet , even als die
van de Kalkoen, zyne bouten zyn vleesachtig
, en met een lchubachtig vel bedekt;
zyne pooten zyn dik, zeer fterk, en met v y f
genagelde vingeren bezet, die met zeer fterke
fchubben bedekt «yn ; hy gelykt* vry wel
naar een Struisvogel; maar zyne eijeren zyn
veel kleinder: hare fchaal is groenachtig en
met een groot getal knobbels bezet; de In-
woonders voeden ’ er zich mede. Deze V o gel
zwelgt alles door wat men hem aanbied,
en looft door den aars, al het gene hy niet
verteeren kan. .Men w i l, datzyn v e t , ver-
zagtende, rypmakende, enzenuwverfterken-
de is.
C A T A P P A S . Dit is een foort van
Amandelboom, die gemeenzaam in de Ooft-
Indiën, en vooral, op het Eiland Java groeit.
Zyne bloemen zyn geelachtig w i t ; zyne
vruchten zyn in den beginne groenachtig ,
zy bevatten een langwerpige N o o t , die een
witte kleur heefc, en na een groote Amandel
gelykt. Vermits de bladeren van den
Catappas zeer groot zyn , en veel fchaduwe
verfchaffen, zoo planten de Inwoonders de*
.ze boomen om hunne Tuinen, ten einde hen
tegens de zware winden en brandende Zonneftralen
te befchutten.
C A U M O U N , Palma coccifera ïatifb-
Ita , fruStu atro purpureo omnium minima.
Barr. Dit is een foort van Kool-Palm-
boom , die vry hoog opfchiet, on byna
overal in Guajana groeit. Men maakt van
zyne bladeren gebruik, om de hutten te bedekken
, maar men plaatft hen dwars, om
den rook : zy duren v y f o f zes jaren. Zyn
zaad het geen zeer klein is , is met een vliegje
bedekt dat een zwarte kleur heefc, die op
het Purper trekt. De Heer de Prefontaine
ze ch t, dat wanneer dit vliesjé tuflchen de
vingeren gedrukt zynde, om ’er de Amandel
van a f te fcheiden , en met deze in water
ontbonden wordende , het aan het vocht,;
dat men ’er van bekoomt, en het geen lichaam
heeft, een kleur als Chocolaat geeft.
Dit is een aangename drank, ,die door de
Kreolen en Negers zeer begeert word, en
die hen dikwyls doet befluiten om den, boom
om te kappen , ten einde zyn zaad te bekomen
, vóór dat het door de rypheit- afvalt.
De begeerte om zyn en kool te eeten , werkt
hier toe , niet weinig mede. De Olie die
men uit de geheele vrucht van den Caumoun
tr e k t, bekoömt men op dezelve wyze , als
die van den Palmboom Aouara , en deze
Olie is om zyn kleur en ftnaak , hoger tè
fchatten: hy is zoo goed over de Salade , als
de Olie van Ouangla , o f Sefamum, .welke
de Olyf-olie evenaart.
C A U R IS . Deze naam geeft men aan
een eenfchelpige Schelp., van het gefiacht
der Porceleinhoorns : deze Schelp verftrekt
tot een foort van klein geld in eenige Land-
fchappen van de Qoft-Indiën. Zie r o r c E-
LEI N HOORN.
C A V A L A M H O U T . Dit heeft de
{tinkende reuk van den Menfchendrek , hieY
om heeft het in de warme Landen , den on-
hebbelyken naam van Stronthout verkregen;
zie C a c a - hout,
C A Y P O L L IN ; - Dit kleine foort van
Die r, hééft in gedaante , zeden en geneigt-
heden, veel overeenkomft met de Philander,
uitgezondert dat het alleen veel kleinder is :
zie P hi l ander.
C E B I - P I R A . Dit is een Braziljaan-
fche boom , wiens bittere en zamentrekken-
de fchors in de badingen en ftovingen gebruikt
word, die men tegens de Nierkwalen
voorfchryft, die de Portugezen, Curimenfos
noemen. Deze Boom is de Arbor Brajili-
enjis , floribus fpeciofis , fpicatis , pericafpws
ficco der Schryveren.
C E D E R B O O M . Q Byvoegz.') Bladz.
209. ifte kol. reg. i jv De ^Cederboom is
de Aeres der Ouden. Men k'ent ’er verfchei-
de foorten van, die, ondanks hunne gelyk-
vormigheit met,den Pynboom en Dénne-
boom, echter verfchillende kenmerken hebben,
.en welke dienen om hen te onderfchei-
den: zie de woorden P ynboom en D ek-
neb o om. Voor ’c overige moet de Ceder-
L 3 boom