S I8 S T E M . S T I E R .
men. Dit dier kan hierom door deze over-
eenkomften befchouwt worden , als een gedeelte
der fchakéering uitmakende , die tus-
-fchen de Viervoetige Dieren en de Vogelen,
plaats heeft.
| S T E K E L I G E M A A N K O P , zie
A g r im o n i e .
S T E M , Fox. Hier door verftaat men
byzonder het geluid , fg geen de Menfchely-
ke 1'praak vormt, dat geluid ’ t geen uit den
.mond der Menfchen , en die der Dieren,
voortkoomt: zie het gene w y hier omtrent
■ op het woord M e n s c h , gezêeht hebben.
S T I E R . QByvoegzl) De Stier , die wy
aan het hoofd van onze kudden zien, een
Dier zynde , ’ t geen reeds langen tyd , een
tam Dier ge weeft is , moet noodwendig van
den Stier ontaart zyn , zoo als hy uit de handen
der Natuur voortgekoomen is , en wanneer
hy alle zyne krachten en een volkoo-
men vryheit bezat: men heeft redenen om
te denken , dat de tamme Stier van den Au-
rocb o f Ures afïlamt, die hem in krachten,
grootte, enz. overtreft: zie U r.es.
De Stier ftryd edelmoedig voor de kudd
e , en trekt vrywillig aan derzelver hoofd
; vo o ru it, gelyk men zulks in de Lente opmerkt
wanneer het Vee eerft in de weiden
gebracht word. Wanneer ’er zich twee te
gelyk by elkanderen bevinden, zoo durft de
:zwakfte de tochtige Koeyen niet naderen ,
dan wanneer de fterkfte ter zyden gewee-
ken is ; o f door de genieting afgemat zynde
, hem ’ er het bezit niet langer van be-
twift. 5
Bladz. 600, ide kol. reg. 22. van onder.
W y zullen hier het uittrekzel by voegen van
eenige gewichtige waarneemingen, omtrent
de befmettelyke ziektens van het Hoornvee :
men is deze waarneemingen aan den Heer Ie
Clerc , oud Geneesheer van de Legers des
Konings van Vrankryk , verfchuldigt. Na
dat deze nuttige Man van de befmettelyke
ziektens der Menfchen gefprooken h e e ft,
gaat hy tot die der Dieren, o f van het Hoornvee
, over. De eerfte teekenen der befmet-
ting zyn , het verlies van den eetluft, de
opryzing der hairen , de brandigheit o f wa-
terachtigheit der oogen , de flymachtigheit
van den neus , de ftuiptrekkende beweeging
der leden , de knarfing der tanden , en een
gezwel in de liezen o f aan den koflem : de
hoornen en ooren worden koud , de tong
ruuw , o f met een wit fchuim bedekt, het
inwendige gedeelte van den mond met zwee-
ren bezet, en den buik ftrak gefpannen.
De drek is eerft geel o f zwart, vervolgens
word hy vloeibaar en rotachtig; hierop volgt
een moeijelykheit in het ademhalen, en een
gefpannenheit o f uitnemende zwakheit in
de beenen, waar door deze Dieren zich niet
nederleggen o f blyven ftaan konnen: zie daar
de toevallen en de veranderingen die de dood
voorgaan, welke op den vierden o f vyfden
dach het zieke Dier, wegfleept,
De Heer le Clerc wil , dat ieder deel van
het lichaam van het D ier, duizend wegen aan
de befmetting aanbied , maar dat ’er twee
zyn door welke zy gewonelyker voortgeplant
w o rd: namentlyk door den mond en
door de neusgaten , o f door de inademing
en de doorzwelging.. :■ Hy zecht mede i dat
de eigenfchappen van dit rotting veroorzakende
vergift, wezentlyk van een loogzoutachtige
fcherpheit afhangen , die met een
grondbeginzel van Phlogiftiek vuur veree-
n ig t, en algemeen door de Natuur , ver-
fpreid is.
■ Zie hier de middelen die onze Schryver
tegens de fterfte van het Hoornvee, opgeeft.
Zoo ras een Dier ziek fchynt, zoomoetmen
het overvloedig aderlaten , door een groote
infnyding die men aan den hals o f in de
borft maakt : deze aderlating moet men de
volgende twee dagen vernieuwen , ingeval
de ziekte hardnekkig blyft. Men verricht
de aderlating na den derden dach niet, want
z y is alsdan nutteloos, en zelfs dodelyk;
men zet eenige klifteeren ,die ieder uit twee
ponden Lyn-olie , en twee ponden gemeen
Zo u t, in een glas fterken Azyn ontbonden,
te zamengeftelt.zyn; maarmen laat deze klis-
fteeren achter, zoo ras men buikloop begint
te ontdekken. Men moet het Dier met
Zemelen en Roggemeel voeden , en het mede
Appelen en Pompoenen geeven, die met
een glas Azyn gekookt zyn. Men moet zich
wachten om het hooi te laten eeten , maar
het om het u u r , laauw en zuur geworden
Melk laten drinkeD. Men moet het Dier
mede., om de drie uuren , een en een half
lood van een poeder doen doorzwelgen , ’t
geen van Salpeter, en witte Wynfteen, van
ieder een half pond, Room van Wynfteen
vier lood, en twee lood Kamfer, te zarnen-
gefteld is. Tuflchen iedere gifte van dit
póe-
S T I E R - O L Y P H A N T .
poeder , moet men het Dier een drank gee-
ve'n, die uit laauw Water , en twee lepels
vau een mengzel tc zamengeftelt, is , ’ tgeen
men op het vuur bereid van zesponden Wyn-
azyn, zoo veel raauwen Honing , een half
pond Salpeter, en een lood Olie van V itriool.
Men moet niet verzuimen om ver-
fcheide, malen op een dach den mond , de
tong en het tandvleefch van het zieke Dier,
met een mengzel van Azyn , Brandewyn,
en L y n -o lie , alles in gelyke deelen , met
een weinig Salpeter vermengt, te wryven:
men moet het gebruik van dit hulpmiddel
niet dan langzamerhand, achterwegen laten;
en naar mate dat het Dier herftelt. De Heer
le Clerc pryft mede aan, om de zieke Dieren
twee malen des daags te roskammen. Men
moet hen mede een fontenel zetten : men
verricht dit door middel van een zeer dikke
naald, waar door men acht draden fte ek t,
die in Teer gedoopt en niet gekronkelt zyn.
Men moet de bedding dikwyls vernieuwen ,
en verre buiten het Dorp brengen ; de ftal
aan de Ooftzyde luchten ; haar dikwyls beroken
met fterke Wyn-azyn , dié men op
gloeijende plavuizen giet, ’ er paardemeft in
brengen, ’er eenige piftoolfchooten in doen,
en ’er gefloten Genever- en Lauwrierbeziën
in branden. Men moet het gebruik van de
Look , brandewyn , Zwavel en Theriaket
verbannen , welke , volgens onzen Sehry-
v e r , de fterfte begunftigen , en vereeuwigen.
Men moet vooral, de gemeenfchap van
Menfchen en Dieren , affnyden, met de
plaatzen , alwaar de- befmetting heeTfchr.
Men moet den ommegang met de Vleefch-
houwers en Leertouwers vermyden ; diep
en op een verre afgelegen plaats van het
Dorp, de doode Dieren begraven , én zorgvuldig
de aarde waar mede men hem bedekt,
aanftampen D é Perzomen die de zieke Beesten
opgepaft hebben, moeten hunne kledderen
afleggen , hen met Zwavel beröoken ,
wanneer zy uit wolle ftoffe beftaan. W y
moeten hier aanmerken , dat de befmettelyke
ziektens, altoos de Dieren van een föort,
aantaft.
Idem, reg. 11, vanonder. Om het vleefdr
te rooken, kapt men het in groote ftukken ,
die men met wit zout bëftrooit; men laat
het gedurende twee o f drie dagen in het zout
ftaan , vervolgens perft men. het tuftenen.
ST IGM IT E S . S T O F -R E G E N . 55$
twee planken, en hangt het in de fchoor-
fteenen op , vry verre van het vuur verwy-
dert, ten einde het ver , niet fmelten zo u ,
en ftookt ’er vervolgens vuur onder ’ t geen
zeer veel rook van zich geeft : hier toe ver-
kieft men boven alles Geneverboomenhout,
’t geen aan het gerookte Offenvleefch , een
fpeceryachtigen fmaak geeft: men bereid dit
te Hamburg en in het Hertogdom Gelder,
beter als ergens elders. Wanneer het gerookt
is, fnyd men het in dunne fneedjes, en
eet het raauw o f gekookt, op boterhammen,
enz. Mén bereid een zeer fterke L ym ,
Taurocolla, van de zenuwen, kraakbeenderen
, affchaafzels der huiden en fchoenen der
Offen , ' welke men in water iaat weeken ,
kooken en ontbinden, tot dat alles vloeibaar
geworden is : men ftort deze dierlyke zelf-
flandigheit op platte fteenen o f in vormen
uit; en wanneer het geftremt is , fnyd men
haar in ftukken , welke men naar zyn begeerte
vormt. Deze Lym dient de Schryn-
werkers om het hout ’t geen zy be-arbei-
den , te lymen , enz. Men fchat de Hol-
landfche en Engelfche, het hoogfte, want
die gene , die men te Parys zamenftelt, is
veel zwakker, en heeft een kwaden reuk.
De fterke Lym die men in Vlaanderen bereid
, is noch veel zuiverder en doorfchynen-
der als ‘de Engelfche : zy word met meer
keurigheit en zinnelykheid bereid.
S T I E R - O L Y P H A N T , zie O l t -
p h a n t - S t i e r . De Heer de Bujfon gelooft
met zeer veel waarfchynelykheit, dat
dit niets anders dan een foor! van Ethiopi-
fchen O s , is.
S T I G M I T E S . Eenige Natuuronderzoekers
hebben dezen naam aan fteenen ge»
geeven, die met vlakken o f kleine flippen
bezet zyn. Plinius geeft den naam van Stig-
mites aan een foórt van röod Porphyr, ’c
geen met zwarte vlakken verfiert is.
S T O F - R E G E N . Dit is een zagte en
zeer fyne regen , die zeer langzaam neder-
valt. Wanneer hét niet waait, zoo is de
byzóriderè zwaarte van déze kleine waterdroppen
, byna niet verfchillende van dié der
lu ch t, vooral wanneer de ontbinding der
W o lk , aan het onderfte gedeelte begint: z *
R e g e n .
STO F -