Men at noch geen Citroenen ten tyde
van Pliniui, men begon ’er eerft in de tyd
van Galenus en jpicus gebruik van te maken;
de laatfte heeft ons de wyze bewaart
op weike men haar bereide.
Men bereid het wezentlyke zout van de
Citroenen door haar fap te doen uitdampen
, tot de dikte van een dunne Siroop.
D it fap is een uitmuntent zuur ; men ftelt
’er de Limonade mede te zanten.
Het Eau fans pareïlle, dat -algemeen bekent
fpeceryachtig vocht, is niet anders dan
Wyngeeit die met een gering gedeelte wezentlyke
olie van Citroenen beladen is , ’ c
geen men ’er droppel voor droppel en by
gilling in ontbind, to t dat men de trap
van den aangenaamften geur verkreegeu
heeft.
Men heeft , zoo men ze ch t, Citroenen
die te gelyk Oranjeappelen zyn , dat is te
zeggen , -dat een zeker getal verfchillende
ribben, o f veel eerder vatte hoeken, die
tot aan -den as van de vrucht voortlopen,
gedeeltens van Oranjeappelen en andere die
van Citroenen zyn. Is ditteen uitwerkzel
van de konft, o f is dit een byzonder foqrt,
o f veel liever moet dit niet onder - de fabelen
ge telt worden?
Men maakt, in de Epbemerides van Duitfcb-
land, van wanfchapen Citroenen gewag, die
de gedaante van een hand hebben: men leeft
mede in het 2ofte deel van de Sticbtelyke
Brieven, dat de Vader cT Entrecolles de afbeelding
van een Citroen naar Europa overgezonden
heeft, die door de Chinezen Hand
Goi&genoemt word, en die z y hoog fchatten
om hare fchoonheit eri'reuk. De gedaante van
deze vruchtis dus,, dat men zich verbeeld de
vingers van een hand te zien die zich toefluit.
Koömt deze gedaante van byzondere oorzaken
voort, die haar foort verandert hebben?
Zie hier een andere zonderlingbeit die
veel vreemder is , en waar van eenige Schry-
vers fpreken; dit is een Citroen die in een
andere befloten is , citrum in citro. W y hebben
mede een noot gezien die in andere, be vat
was , en -een ei dat een andere befloot:
maar om de oorzaak hier van in den C itroenboom
te verklaren, . is het niet genoeg
wanneer men zeeht dat het vleelch van
. twee knoppen die uit,een zelfde fteel.tje ua-
by-elkanderen voortkomen,. doorde te groote
nabyheit met elk-anderen moet verward worden:
dit zou niets ander,s als een dubbele,
t weelinks,of gekoppelde vrucht voortbrengen.
Bladz, 218. 2de kolom , regel,, 1 1, De
oorfprong , van de Citroen Bergamot ,
fchynt noch niet waarfchynelyk, want de
grifitngen in ’t algemeen konnen niet fla-
gen dan wanneer ’ er een onmiddelyke oyer-
eenkomft in de opklimming van het fap is,
tuflchen de boomen die men op elkandereij
griftelt; men befpeurt hier wezentlyke kenmerken,
die zeer veei van elkander.en ver-
fchillen in dit beide foort van boomen ,
want de -eene blyft altoos groen, en de andere
laat zyue bladeren gedurende d-e winter
vallen.
Men maakt van deze vruchten natte en.dro-
. ge confituren ; zy zyn in vier ftukken in de
natte gefneden., en geheel in de drooge.
W y moeten noch alleen van het Citroenbom
der Ouden fpreken, ’t geen te Rome
zeer zeldzaam was en zeer hoog gefchat
wierd: het was, o f de grootheit der huis-
fleraden die men ’er van vervaardigden, o f
de fchoonheit der wolken en kwafteji die
het dus koftbaar maakten. Men wil dat
men zomtyds het Cederhout in deszeifs
plaats gebruikten. Het gene men thans Citroenbom
noemt, is het Rozenbout van Guajana.
C I T R Ö E N H O U T , K A A R S H
O U T , J A S M Y N H O U T , Lignum
citri (Byvoegz.) Men beeft deze naam aan
een zelfdeboom, om zyne byzondere eigen-
fchappen gegeven.
Het fchynt dat het Rozenbont van Gua-
jana dezelve boom is , men noemt-ben mede
Citroenbom en Geelhout op de Eilanden
van Amerika:'dit is de Arbor ligno citrimt
rofam fpiranie van Barrere. Zyn hout heeft
een citroenkleur, en .een fiaauwe roqzen
reuk: zyne bladeren hebben een reuk als
het citroenkruid, en wanneer men ben-met
Krabbenbout laat koken, zoo geven zy. aan
het water een reuk , die met het citroenkruid
en de kaneel overeenkomften heeft r
dit water is-een aangename drank. De In-
woonders gebruiken het mede, tegens de op-
bruiffing van het bloed.
C O A T I. C Byvoegz. ) Dit is een Viervoetig
Amerikaanfch Dier. Het,, is-vry klein,
en zyn geheele lichaam heeft een rofTe kleur.
Het fbort dat,men Conti-mondt noemt, is
alleen aan den buik en keel van deze kleur,
het overige heeft een bruine kleur die byna
zwart is. Het heeft v y f vingeren aan iedere
poot. D e Coati is de verdelger van
de Honden die men tot deze jacht gebruikt,
®n waar toe vereiicbt word dat zy kloekmoedig
zyn:zyne tanden zyn vergiftig. Men
kan deze Dieren niet bekomen, dan met hea
door fnapbaanfchoten te doden; men moet
hen zelfs fcbieten wanneer zy de vlucht nemen
en geenzins wanneer z y ftilhouden.
Hun*vleefch word voor vry aangenaam in
Guajana gehouden.
C O B A L T . ( Byvoegz. ) Het fchynt dat
de Chinezen en vooral de Japanners mede
Cobalt-mynen in hun Land hebben, door
het blaauwê Porcelein , ’t geen zoo hoog
gefchat word, en voormaals door hen gele-
vert wierd: maar men heeft redenén om te
denken, gelyk men zulks in de Dictionaire
Encyciopedique vind, dac hunne mynen uitgeput
zyn, o f dat de Cobalt die zy thans
gebruiken een veel geringer hoedanigheit
heeft, want bet blaauw van hunne tegens-
woordige PorcÊleinen is thans zoo fchoon
niet meer.
De bearbeiding ‘ van de Cobaltmynen is
zeer gevaarlyk, vermits ’ er'zeer dikwyls ar-
ïenikale , en andere vergiftige dampen in
heerfchen, dis de mynwerkers. doen omko-
men; o f waar door- ten minften hunne handen
en voêten verzweren.
De Duitfche Mynwerkers geven, mede de
naam van Cobalt aan een fabelachtig wezen
: dit is volgens Kén een oiideraar-dfche
.Geeft o f Duivel die zy de gedaante van een
kleine dwerg toefchryven ; wanneer deze
gewaande Geeft te on-vreden is , zoo verworgt
hy de Mynwerkers ; maar wanneer
hy een goede luim heeft, zoo doet hy hea
de rykfte groeven ontdekken.
C O B B A N . Dit is een kleine boom
■ van het Eiland Sumatra : hy gelykt naaiden
Perztkboom: zyne bladeren zyn klein;
Zyne takken zyn k o r t , en met een geele
fchors bedekt, zy geven een rosachtige gom
in den zomer uit. Zyne vruchten hebben
de groote en gedaante van kleine appelen,
en bevatten een amandel die de groote van
een groote hazelnoot hebben, in welke men
een bittere amandel vind, waar uit men door
uitperffingeen geneeskrachtige olie bekoomt,
dié nuttig voor de doofheit is. , -
- C O C A o f C U C A . (Byvocgz.) D it is
-een Heefter die weinig takken heeft, en in
Zuid-Amerika groeit. Zyne vruchten dienen
de Inwoonders van Peru tot een . kleine
geldfpecie, gelyk de Kakauw de Mexi-
kanen hier toe verftrekt: men kan zeggen
dat deze Plant een der rykdommen van dé
Indianen is , want men dryft ’er een fterke
koophandel mede. Verfcheide. Spanjaarden
hebben door dezen handel groote rykdommen
vergadert, en de inkomften van .den
Biflchop., van de Kanunniken en de Hoofdkerk
van Cusco, komen- van de tiende der
gedroogde bladeren van den Coca voort.
C O C H E N I E L J E . (Byvoegz.) Bladz.
224. 2de kol.- reg, 25. In den koophandel
verkoopt men onder de naam van Bazetta,
zeer fyn krip*,of linnen , ’t geen met C o chenielje
geverwt is : de befte koomt van
Konftantinopelen, en is zeer levendig rood:
men maakt deze Bazetta te Straatsburg na.
De vrouwenbedienen ’ er zich zomtyds van
om zich te blanketten, ha dat zy haar eeni-
ge tyd in water hebben laten weeken: men
kan haar mede gebruiken, om de liq,ueur.en
te kleuren. De Portitgaalfcbe Nakarat Wol,
die niets anders als katoen is , ’ t geen met
Cochenielje. gekleurt is , dient mede tot dezelve
gebruiken,
C O E N D O U . Dit is e.en foort van
D ie r , ’ t. geen men door de igeheele uitge-
ftrektheit van Amerika vind, van Brazil en
Guajana af tot in Louifiana, en de Zuide-
lyke gedeeltens van Kanada. Dit Dier is
door verfcheide Natuuronderzoekers als een
Stekelvarken befchouwt; maar volgens de
verftandige waarnemingen van den Heer de
Buffon, gelyk dit Dier'niét na het zelve dan
alleen hier in dat het ftekels:ofpennen heeft:
het is veel kleinder, zyn kop is in evenre-
digheit zoo lang niet, en zyn foute is veel
.korter; het heeft geen pluim op den ko p ,
noch-flagtand in de bovenkaak: zyn epen*
nen zyn drie o f vier malen korter en veel
dunner. Plet is veel eerder een verfcheu-
-rent dan een vruchten-eetent Dier. Hét
tracht om de Vogelen, de kleine Dieren en
tamme Vogelen te verraflfchen; in plaats dat
het Stekelvarken zich alleen mét moeskruiden
, wortelen en vruchten voed. Het flaapt
.gedurende de dach even als den Egel , en
gaat des' nachts om aas uit. Het klimt op
de boomen, en houd zich met .zyrién ftaart
aan de takken vaft , ’ t geen het Stekelvarken
niet doen kan. Dit Dier kan tam; ge*
a maakt