*92 KAT. K A T .
cberus haalt, in zyn Verheerlykt China, een
van deze boomen aan, die men op den Berg
Etna zach : zyne dikte was zoo onmatig dan
zyn fchors tot een fchaapskooi diende, waar
in men des nachts een kudde Schapen b'e-
iloot.
De gedroogde vruchten van dezen boom,
die Onder de- naam van Kaftanjes bekent
z yn , worden in de Zuidelyke Landfchap-
pen van Vrankeryk bereid.. Een aanmer-
ie lyk e omflandigheit van deze bereiding,
die behalven d it, niets byzonders heeft, is
dat men de Kaftanjes , voor dat men haar
voor het vuur biootftelt; een beginfel van
fchieting laat verkrygen , ’ t geen haar een
zeer aangename zoetheit g eeft: in dezen
ftaat verfchillen zy van de verfche Kaftanje
s , even gelyk het gefchoten graan o f het
Mout van hetzelfde rype en ongefchoten
graan verfchilt; hier om heeft men redenen
om te vermoeden, dat z y zeer gefchikt zyn,
om goed bier te^verfchaffen.
Behalven de gemeene Mar on - Kaftanje-
boom, onderfcheid men die gene noch,’ die
gefcbakeerde bladeren h e e ft; die gene die
troffen voortbrengt, en de Virginiaanfche
Kaftanjeboom o f de Cbinkapin, en de Ame-
rikaanfche met breede bladeren en groqte
vruchten : zie Miller , ten opzichten van
de planteryen van deze boomen, in het
groot.
KASTANJE-EQUINA, zie Paar-
De - K a s t a n j e b o o m .
K A T , Felis. ( Byvoegz«) Dit is een
Viervoetig D ie r , ’ t geen een geveinft gelaat,
en zes en twintig .tanden heeft; te weten
, twaalf fnytanden, vier hondstanden,
die veel langer als de andere zyn , en tien
maaltanden, waar van vier in de boven kaak,
en zes in de onder kaak geplaatft zyn. De
mammen zyn acht in getal, waar van vier
aan de b o r ft, en vier aan den buik ftaan.
D e Kat heeft v y f vingeren aan de voor-
fte pooten , en alleen vier .aan de ach-
terfte,
Bladz. 535» ^fle reê>m J5» van onder.
Hetfchynt dat de oorzaak die de moeders zpm-
tyds aanfpoort, om hare jongen te verdelgen,
dezelve niet zyn k an , die de Katers
zomtyds aandryfü., om hen te verflinden ;
men heeft redenen om te denken , dat de
mannetjes dit alleen doen, om dat zy zien
dat hupne wyfjes ophouden hen te zoeken,
en alleen door de zorgvuldigheit voor hare
jongen bezielt worden. Men kan geloven
dat de moeders tot deze buiteniporige wreed-
heit niet gedreven worden , dan alleen in
het oogenblik der baring, en waarfchyne-
lyk door de woede , die de fmarten haar
veroorzaakt: dit fchynt hier uit te blyken,
om dat zy hen zomtyds alleen verminken,
en ’ er in \ vervolg alle mogelyke voorzorgen
voor dragen.
Idem , ide kol. reg♦ 26. van onder. De
oogen der Katten zyn gedurende de nacht,
indiervoegen met licht doordrongen , dat
z y zeer glansryk en lichtende fchynen, en
het fchynt dat de luifter en de helderheit
die men by den dach, in de oogen van deze
dieren opmerkt, van den fluweelachtigen
glans van het netvlies voortkoomt, op de
plaats alwaar dit de geziefatzenuuw omringt.
Maar het gene aan het oog van een Kat gebeurt,
die in het water gedompelt is , kan
men zoo gemakkelyk niet verklaren , en is
voormals in de Akademie der Wetenfchap-
pen van Parys het onderwerp van een groo-
te twift geweeft. Zie hier de zaak. Men
heeft ontdekt, dat wanneer men een Kat in
het water dompelt, en men haren kóp alsdan
indiervoegen keert, dat hare oogen voor
een fterk licht blootgeftelt zyn , zoo gebeurt
’er, ten if t e , dat ondanks het fterke
lich t, de oogappel van het dier zich niet
vernaauwt, maar dat hy zich in tegendeel
uitzet; en dat hy inkrimpt, wanneer men
het dier levendig uit het water neemt; ten
2de, dat men zeer duidelyk in het water,
de grond van het oog van het dier ziet ,
die. men voorzeker in de lucht niet gewaar
worden kan. Het voorftel van "een dierge-
gelyk verfchynzel, kan een foort van wón-
derfpreuk doen vermoeden, in het gene hoo-
ger gezecht i s : het is in de Memoriën van
de Akademie der Wetenfcbappen van Parys,
voor de jaren 1704 , 170.9, 1710 en 1 7 12 ,
dat men de wetenswaardige en nuttige twis-
tingen lezen kan, die de Akademiften over
dit onderwerp verdeelden.
De Kat, die reeds aanmerkelyk om hare
liften en bochtige wyze van voortgaan is ,
dopt hare nagelen niet uitkomen, dan wanneer
zy ’er zich van bedienen wil om te
ftaan, te krabben, o f om te beletten dat zy
niet afglyd. Dus verdient het konftig geitel
van deze wapentuigen , die te gelyk’
Aanvallende en verdedigende z yn , mede de
opletteoheit vao de ümleedkupdigen. Vermits
K A T O E N P L A N T . KATHARD.
mits de hiel van de Ka t, gelyk die van den.
A ap , Leeuw, en Hond, niet verre van bet
overige van den voet verwydert is , zoo kan
dit dier gemakkelyk gaan zitten.
K A T O E N P L A N T . ( Byvoegz♦ )
Bladz. 555. 2de kolom, reg. 20. van onder.
De ftam van den Katoenboom, is zoo dik
als een been en ze-ér takryk.
Bladz. 556. 'ijle koL reg. 26. De Heer
de Prefontaine merkt aan, dat het Katoen
onder alle de Amerikaanfche Koopwaren
dat gene is , dat het gemakkelykfte kan aangekweekt
worden , en waar toe men het
minfte getal Negers nodig heeft. De Katoenboom
koomt van zaden voo rt: alle gronden
zyn hem nuttig, \vanneer hy eenmaal
uit de aarde vooregekomen is. Wanneer
de boom ter hoogte van acht voeten opge-:
ichoten is , zoo verbreekt men zyn kruin,,
waar door hy rond word; men kapt'mede
de takken -af, die hunne vruchten tot Typ-
heit gebracht hebben , om dat ’ er uit de
voornaamfte Hammen nieuwe fcheuten zouden
voortkomen, zonder dit koomt de boom
in weinig tyd om : het isr mede om deze reden
dat men de ftam alle drie jaren gelyks
de aarde af kapt, op dat hy nieuwe fcheuten
zoude vóórtbrengen. De boom brengt
ten einde van zés maanden katoen voort.
Men heeft (twó'ê-inzamelingen , een in den
Winter. De eerfte is de overvloedigfte en
jfchoonfte; zy- gefchied in de Maanden September
en Oótöber: de andere die ge- ,
wonelyk in de Maand Maart gefchied , is
minder voordeelig , om dat de regenvlagen
het Katoen helmetten , en de ftorrn-
winden de boomen befchadigen. Om het
Katoen wel in te zamelen, moeten de Ne**
gérs zich alleen van drie vingeren bedienen;
en zy hébben hier toe niets anders
dan .een korf nodig, om het Katoen in te
plaatzen, dat men gedurende twee o f drie
dagen voor de’ Zon biootftelt, Waarnamen
het in de pakhuizen brengt, en voorzorgen
gebruikt, dat ’er de rotten geen fehaden aan
toebrengen konnen; want dit ongedierte is
’er zeer gretig na: men bedient zich vervolgens
van -een molen, die een , twee o f vier
kammen heeft om het uit té pluizen , en
van het zaad af te fcheiden; vervolgens doet
men het in balen, ’ t geen zakken van fterk
lynwaat z yn , mén maakt deze nat, om dat
het katoen ’er zich zou konnen aan vaft
hechten , en dat men de balen gelyk zou
m
konnen pakken. Deze Katoen-balen wegen
van twee hondert en zeventig ponden
, tot drie hondert en twintig ponden.
Men wil dat de Katoenboömen in Ame-
rika^langlevende zyn, en dat de Indiaanfche'
en Maltheefche Katöenplanten alle jaren
ft er ven.
Idem, 2de kolom, regel 23. Behalven de
werken die men van he.t gefponne Katoen
bereid, en waar van wy reeds gefproken
hebben, maakt men ’ er noch diemit, bom-
bazyn, en koüften van, waar van dé fchoon-
heit en volmaaktheit zomtyds zoo groot is,
dat een paar kouflen , die een en een half
o f twee oftfen wegen, van vyftien tot dertig
, en zelfs veertig hollandfche guldens
koften. In Amerika mengt men de ver-
fchillende foorten van katoen met elkande-
ren , om ’er geftreepte ftoffen van te za-
men te ftellen; hier toé plaatft men op de'
kaarden zoo veel draden in vlokken van een
zoodanige hoedanigheit, en zoo veel van
éene andere, volgens het gebruik dat men
’ er van maken wil: de Indianen kennen deze
vermenging niet. De verfcheidenheit der.
foorren die de Natuur hen verfchaft, fielt
hen in ftaat om aan alle de eigenzinnigheden
der Konft 'te voldoen; en de bereidingen
van hun katoen , heefc geen de minfte
overeenkomfl met dat van het onze.
Welke de etgenfehappen van het Katoen
Moxa ook zyn mogen , het is zeker; dac
ons waar Katoen, by wyze van een wiek,
op de wonden gelecht zynde, "er ontflekin-
gen in veroorzaakt. Leeuwenhoek fchrvfc
dit uitwerkzel aan de gedaante van de vezelen
van het Katoen toe , die , door een
Microscoop befchouwt zynde, twee zyden
hebben, die even ais fnydende, fyn en hard
zyn.
K A T - P A R D , Catus - P ar dus. Deze
naam geeft men aan een woeft Afrikaan fch
Viervoetig D ie f, waar van de naam en gedaante
doet gelooven, dat het van de vermenging
van een Luipaard en een Kat, o f
van een Kater en Pantherdier is voorige-
fpróten. Dit gevoelen is door de Ouden
ftaande gehouden, fchoon ’er een groot onderfcheid
tuflehen deze Dieren plaats heefr,
in hunne groote, en de during van den
tyd hunner dracht: men heefc een mannetjes
Kat-Pard, in de Akademie der Weten-
fchappen van Parys ontleed , ’ c geen niét' B b meer