E3S M A L U U W SW Y Z E -P L A N T E N .
groot voor zyne geftalte waren ; hy zocht
3e Katten en voldeed zynen lult met dezelve ,
maar zonder eene inwendige vermenging en
zonder iets voort te brengen. H y fchroom-
de de koude en vochtigheit; hy verwyderde
zich nooit van het vuur en ftond overeinde
om zich te warmen. Men voede hem met
brood en vruchten ; zyne tong was ruuw,
even als die der Katten ; en wanneer men
hem begaan lie t, zoo lekte hy de hand, tot
dat z y rood wierd, en eindigde dikwyls met
’er zyne tanden in te zetten : de koude van
den Winter van het jaar 1750 , deed hem
ilerven , fchoon hy altoos zyn plaats in den
hoek van de haardftede behield. Hy was
zeer ruuw in 'zyne bewegingen , en zeer baldadig
by tuflchenpozingen : echter {liep hy
dikwyls gedurende den dach , maar alleen
met een lofle flaap , die door het minne geraas
afgebroken wierd. .
De Fari verfchilt door zynen aart en ge-
ftaite van de Mococo ; hy is grootèr nerker
en wilder ; hy.bezit zelfs een woefte boos-
aardigheit in zynen ftaat van vryheid. Men
onderfcheid hem gemakkelyk van de Mococo
, door de lengte van zyne hairen , en
noch door de lengte der hairen die zynen hals
omringen , en waar door hy met een foort
van kraag fchynt verziert te zyn. Deze Dieren
z y n , volgens het verhaal der Reizigers,
zoo verwoed als de Tygers , en maken een
zoo groot gerucht in de Boffchen , dat wanneer
’er zich twee by elkanderen bevinden,
men zich verbeelden zou , dat ’er hondert
waren. In der daat, heeft de Hem van de
Fari eenige overeenkom!! met het gebrul
van den Leeuw , en het is verfchrikkelyk
wanneer men het voor de eerfte maal hoort.
Deze verbazende kracht van ftem , in een
Dier .’t geen een middelmatige grootte bezit,
hangt alleen a f van den zonderlingen vorm van
de luchtpyp, waar van de beide takken zich
uitbreiden, en een groote holligheit vormen
, voor dat z y aan de takken der long
komen. Deze Dieren zyn alle uit het Oos-
telyke gedeelte van Afrika oorfpronkelyk,
en byzonder van het Eiland Madagaskar,
alwaar men hen in een groot aantal vind ,
gelyk mede'in Mozambique , en in de naburige
Landfehappen van dit Eiland. ,
M A L Ü U W S W V Z E - P L A N T E N ,
Malve. Men geeft dezen naam aan de Planten
van het gedacht der Maluwe: men telt
onder dit gedacht van jaarlykfqhe Plan-
M A N G A S .
ten , Heeftere en boomen : hare wortelen
zyn by uitftek lang, en ftrekken zich doorgaans
horifomaal u it: hare fteelen en jonge
takken zyn rondachtig in het. grootfte getal
, en hoekachtig in de andere: hare fchors
fchoon dik zynde , is zeer zwak en buigzaam:
haar hout is zacht en ligt, de bladeren
ftaan beurtelingfch , zyn enkelvoudig ,
palmswys o f gevingert; en eenige hebben
zenuwen aan hunne voetfteeltjes, en een
foort van gootjes , die even als zoo veel
uitlozende vaten z y n , wier randen dikwyls
by wyze van knobbels zyn opgezwollen, en
waar uit een firoopachtig vocht voortkoomt:
het voetfteeltjei’t geen,de bladeren onder-
fteunt is in zyn oorïprong kegel vormig, aan
deszelfs begin opgeblazen, en even als met
een gewricht aan de takken vaftgehecht: het
grootfte gedeelte heeft hermaphroditifche
bloemen, en zy .zyn doosgaans van negen
uuren des morgens tot een uur voor den
avond ontloken, en zy veranderen van kleur
wanneer zy verwelken ; de roode: worden
violet o f purperkleurig, de witte, vleefch-
kleurig, en de geele worden witachtig, i haar
beyruchtent fto f beftaat uit geelachtige, bolletjes,
welke ondoorfchynende en met kegelvormige
punten bezet z yn :. de vrucht is een
bezie o f een houtachtig o f vliesachtig zaadhuisje.
De Maluuwswyze-Planten bevatten
een menigte ilymachtige ftoffe , z y maken
mede het water lymachtig en zelfs geleiachtig.
In t algemeen , zyn zy verzachtende,
verfriffendè. en afzettende. Zie Geel
e M a l u w e , A a p e n b r o o d , C e i b a
M a l u w e , V e n e t i a a n s c h e A l c e a ’
K a t o e n , enz,
M A N G A S . ( Byvoegz. en verb.) De
vruchten van dezen boom bevatten een brec-
de en plat'achtige n o o t , waar in een zeer
bittere amandel beiloten i s ; deze noot is
met het vleefch van de Vrucht bedekt ’ t
geen geel en meer ofmin vezelachtig is. Men
{chat de foorten hooger die geen o f weinig
vezelen hebben, om dat zy tuflchen de tanden,
bly ven zitten , ’t geen zeer laftig is.
Dit vezelachtige vleefch is met een buit
omringt die vry fterk is , fchoon z y dun is,
zy bevat een. bitter, en harftachtig fap waar
van den reuk vry doordringende, maar echter
aangenaam is: dit fap is melkachtig en
brandende voor dat de vrucht ryp is. Hoe
kleinderde noot is , hoe meer volmaaktbeit
de Mangas bezit. De Indianen maken ’er
veel
MANGLE. MANG OUSTAN. MAND:
veel met azyn in , dit is het. gene men
Akbars van de Mangas noemt,
M A N G L E . ( Byvoegz.) • Dit is een der
getneenfte boomen die öp de-aan Zee gelegen
piaatzen van de Weft-Indiërr groeijen.
Het afkookzel van zyne fchors , geeft een
roeftklèuruit, De fchikking van de wortelen
van dezen boom belet de kleine vaartuigen
het ftrand te naderen, en verfchaft de Viflchen
een veilige feluülplaats voor de ViiTchers.
M A N G O U S T A N . Q Byvoegz.) Deze
boom groeit op de Moluklche Eilanden,
en. hy heeft veel overeenkomt! met den C itroenboom.
Zyne bladeren zyn veel langer
en ftaan tegens elkanderen o ver; zyne
bloemen zyn geel en roosverwig. Men
merkt een zonderlinge zaak in zyne vrucht
op, deze. is dat het vleefch weekmakende,
eii de fchel zamentrekkende is.
M A N D E R K R U ID . ( Byvoegz-.) De
Kruidkundigen teljen twintig foorten van
Manderkruid: men kweekt ’er eenige van in
Engeland aan: He het gene Millèr ’ er van
zêcht. Zie mede op het hrtikel G a l l e n
van dit Woordenboek, de vreemde plaat-
zing van de Gallen van het Manderkruid.
De bladeren en bloemen van het Manderkruid
worden in de klafle -der bittere
fpeceryachtige middelen geplaatft.
M A N IO K . ( Byvoegz.) Men eet in de
beide Indiën by wyze van Spenaadje'de bladeren
van dén Maniok, gekapt en in Olie
gekookt zynde.
Bladz. 16. ude kol; reg. 24. Men heeft
op den 17 van de Maand Mey 1764, in de
Akademie van Bierlyh eenige wetenswaardige
proefnemingen voorgelezen, die de Heer
Pb. Fermin, een Geneesheer, op'Suriname
gedaan heeft., met het uitgeperfte fap van
den bitteren Caflaven wortel o f Maniok-
wortel: deze Geneesheer, heeft binnen vier
en twintig minuten, Honden en Katten doen
omkomen die hy dit fap in een middelmatige
gifte ingegeven had (als 'e en en een
half ons aan een middelbaren Hond^. De
toevallen die een. zoo fchielyke dood voorgingen
, waren begeertens om te braken ,
benaauwtheden, ftuiptrekkendebewegingen,
kwylingen en een overvloedige loozing van :
ue pis en drek. Wanneer de Heer Fermin, '
MANIOK. Sr. MARKUS-VL: enz. 233
de maag van deze Dieren geopenf had, Zoo
.vond by ,’er dezelve 'hoeveelheid van fap
in die zy ingekwolgen hadden, zonder éehjg
merkteken van omfteking, o f .verandering
in de ingewanden, en zonder eenige ftrem-
ming van hef bloed; waar uit hy be'fluit dac
dit vergift noch brandende noch bytende is,
en dat het alleen pp de zenuwen werkt. De
Heer Fermin_ zecht, dat hy een Kat genezen
heeft, die hy op deze wyze vergeven
had, met haar door middel Van warme raapolie
te doen braken:, hy vpegt ’e r .b y , dat
wanneer hy vyftig ponden fap van verfche
Maniok-wortelen door een -trapswys vuur
overgehaait had, de vergiftigende kracht alleen
in de drie eerfte, oneen. van. den geeft
bevat was, welke ’er van overging, en waar
van den reuk onverdraaglyk was. Hy heeft
gelegenheid gehad om de verfchrikkelyke
kracht van dezen geeft aan een flaaf te.beproeven,
diereen vergiftiger was': h y g a f ’er
dit ongelukkig fchepzel v y f en dertig droppelen
van in ,. die naauwlyks in zyn maag
• nedergedaalt waren , o f hy boezemde een
verfchrikkelyk gehuil uit, en verichafce.het.
fchouwfp'el van de geweldigfte wringïngen
des lichaams, dit wierd van -üiriozingenen
ftuiptrekkende beweegingen gevolgt, in wél-'
ke hy ten einde van zes minuten ftierf. Drie'
uuren hier na, opende men het lichaam , en
men vond geen der deélen beledigt noctv
ontftoken , maar de maag was meer als de
helft ingekrompén,
S t . M A R K U S - V L I E G E N . Deze
Vliegen koomen , even als de Langpooten,
van Maskers voprt, die zich in den koedrek
en üyk onthouden , waar méde zy zich voeden.
Deze Maskers gelyken naar een foort
van lange Vliegen , o f liever naar de kleine
Rupzeri der Vlinders.
M A R E N T A K . QByvoegz.) Dit is
een opfchuimlopende , langlevende , en
houtachtige Plant , die , in het oog der Natuuronderzoekers,
een zeer zonderling groei-
jent lichaam is* De oorfpronv van deze
P lan t, hare uitfpruiting en hare”Omwinding
verdienen een oplettent onderzoek , en by-
zondere navorfchingen. Het is dus, dat ’er
Malpighius, Tournefart , Faillant, Boerha-
ve, Linnens , Borelli en Camerarius , over
gedacht hebben ; eindelyk , heeft de Heer
Duhamel, in de Meinorihi van de Akademie
der Wetevfihappen van ParyS , voor bet jaar'
G S , 1/4°,'