3i ï POLYPEN. POOLSCHE öF ENGELSCHE ZADEL.
en het geen hy voor een enkelvoudig Dier
genomen heeft, een zeer talrykj;eflachc van
Diertjes is , die onder een zelfde dak , ge-
huisveft zyn. De Heer Romé wil medé ,
dat de kleine zaadjes', waar mede , volgens
den Heer Bazin , het vleefch der Polypen
zoo wel in- als uitwendig bezet is , ieder in
’ t byzonder een volmaakt Dier zyn , dat van
oogen en'tuigwerkelyke vermogens voorzien
is. Deze zaden zyn dus niet langer, zOo
veel oogen, mondjes, Zuigers; klieren , o f
bewaarbakken. Hy zecht noch dat het gene
men voör den buik der Polypen aabgezien
h e e ft, niets anders dan het inwendige van
den ftrik is , die deze kleine Dieren voor
hunnen prooi fpannen ; hunne armen zyn
zoo veel banden o f netten die hier'en ginfch
verfpreid zyn , zich uitbreiden , en weder
te zamentrekkcn ; in een woord , die een-
Itemmig werken wanneer het gevoel van den
honger hen aanprikkelt. De Heer Romé,
v in ah e t verwyt van verflindzucht, dat men
de Polypen te laft le g t , niet zeer gegrond;
het voedzel is , volgens hem, evenredig .met
de menigte van Dieren , welke de gemeene
fcheden bewoonen, die tot een vuik en netten
verftrekt, en die men als eeneenige Po-
lypus befchouwt.
Onze Schryver, gaat vervolgens tot de
voortteeling en vermeerdering der Polypen
over: het denkbeeld het gene hy ’er van geeft
is voor een gedeelte het zelfde, dat men op
het woord K oraalgewasschen , in het i/A
h e e l , bledz. 607. van dit Woordenboek vind;
want hy ze ch t, dat alle de nieuwe geflach-
ten van Polypen, andere wooningen ter zy-
den, en boven de oude, bouwen; verplicht
zynde om elders hunne netten uit te fpannen,
zoo vormen zy. op hun beurt, en in
alle tydeti, nieuwe volkplantingen , en deze
weder andere, door een verbazende
yruchtbaarheit. Vermits alle de fcheden
met elkanderen gemeenfchap hebben , zoo
maken hunne Bewoonders alleen , een eeni-
. ge en zelfde Maatfchappy u i t , in welke zy
elkanderen deelgenooten van hunnen prooi
maken. Dit is vry overeenkomftig met het
gene ik voor omtrent tien jaren in myne Les-
fen-ge zecht hebbe, dat het geringft gedeelte
van een Polypus, noch uit een menigte bevruchte
eijeren van Polypuffen moet te za-
mengeftelt zyn , welke onophoudelyk ontluiken
en voortteelen.
Wanneer men met verbazing gezien heeft,
dat een fchede, (die men voor een Polypus
aanziet) ten einde van een maand, moeder,
grootmoeder, en Overgrootmoeder, vanver-
fcheide miljoenen kinderen word; hoe groot
zal de verwondering dan niet z yn , wanneer
men vooronderftelt, dat iedere fchede duizenden
van zaadjes, bev at, die volgens het
fteltzel van den Heer de Romé, zoo veel,
kleine Polypen zyn ? De vermenigvuldiging
zal alsdan noch verwonderlyker zyn. De
wedervoortkomende menigte van deze Polypen
zaadjes , moet dan de vraag van het
raadzel oploffen, over de gedaante-verwiffe-
ling en wedervoortteeling van deze gewaande
kleine Hydraas. Het is gemakkelyk,
zecht onze Schryver, te begrypen , dat men
de Schede in zoo veel deelen fcheiden-kan
als men begeert , zonder dat men de Diertjes
van het leeven berooft, welke ’er in
befloten zyn ; men moet ’er alleen die gene
van uitzonderen , welke onder de fnede van
het mes koomen , want deze fneven , onmisbaar.
Zoo de afgefnedene vezels ofar-
men niets vóórtbrengen, zoo is d it, omdat
de Diertjes o f zaadjes alleen , -in de uitge-
ftrektheit van de fchede huisveften.
Zoo de Lezer thans'den arbeid der Polypen
niet begrypen kan , zoo .moet hy zich
ten minden over de fchranderheit van het
menfehelyk verftand verwonderen , ’t geen
tracht om de geheimen der Natuur te ont-
zwagtelen , in wezens., die te veel onzen
weetluft tot zich trekken, om niet gekent
worden.
P O L Y P E N - N E S T . Dezen naam
geeft men aan de-raten , die de jonge Zee-
Polypen tot hun verblyf bouwen, zie de artikelen
P o l y pu s en K or a a lg ewa s sen,
P O O L S C H E of E N G E L S C H E
Z A D E L , Ephyppium placenti forme. Dit
is een zeer aanmerkelyk foort van Oefter,om
deszelfs gedaante en grootte. Eenige be-
fchouwen deze Schelp als een zeer groote
Ajuinfcbel-doublet. De beide Sluitfchelpen
zyn gekromt, en fluiten met zeer veel even-
redigheit. Z y zyn uitwendig violet o f ros,
en inwendig zeer fraai ligt paars : de fchar-
nieren zyn in het inwendige van de Sluitfchelpen
van dit foort van Schelp verlengt,
die door de Beminnaren der Schelpen zeer
gezocht word, en die men, zoo men'zecht,
in de Ooft-Zee vifcht.
rop-
P O P J E , Chryfalis aurelia. ( Byvoegz. en
herbet. ) Dit woord , drukt gewonelyk de
Rupzen u i t , die met een foört van harde en
dikke boon omkleed z y n : zy fchynen alsdan
dood te zyn. Het Popje wacht dus zy-
ne luifterrykfte , maar te gelyk; laatfte ge-
daante-verwiffelirig af , welke het dikwyls
niet langer geniet als de tyd die het nodig
heeft om te paren , zyne eijeren te.leggen;
en te fterven : dus is het Popje de middelbare
fta at, tuffehen die van Rups en Vlinder
; -een ftaat die de warmte v erkort, en
..de koude verlengt : zie de- artikelen R u ps
en V LINDER.
Het Popje kan noch als eén fchel , o f een
-foort van hoekachtige en rondachtige doos
befchouwt worden. Men kent geen hoekachtige
popjes , uit wélke geen Dach-Vlin-
ders. voortkomen, en men kent weinig rondachtige;;
die geen Nacht-Flinders uitleveren.
Zie dit woord, én het artikel V l in d e r .
Alle de Vliegen ,>gaari door den ftaat van
Popje, vooral de Infeéten, :gelyk de Maskers,
de Muggen, Langbeenen, enz. welke
in het Water voörtkoomen.
De Heer de Reaumur, heeft nagefpoort,
waar door dat goud in de Goudpopjes voortgebracht,
w ord, waar mede zy zomtyds, zoo
rykelyk bedekt fchynen ; en hy heeft een
zeer fyne...bruine huit.'onrdèkt, die een . andere
van een zeer heldere witte kleur be-
k le e t; de, kleur van deze laatfte huit, met
dié yan'de opperhuit vermengt, doet ons
goud z-ien, op een plaats alwaar het niet is :
het- is- mede op deze wyze dat de fchubben
van verfeheide foorten van Viifchen , verguld
fchynen. •
P O T L O O D ; Byvoegz. j Bladz. 338.
ijle kol. keg 19. Men vind het in ..Heffe, in
Finland,:; en vooralj in Engeland , in het
Landfchap Cumberland, op een geringen
afftand vin Carlifle: de Ertz van deze plaats
is eenig in haar foort; :en de Regering heeft
’er een byzorrdere voorzorg voorgenomen:
men wil zelfs dat de uitvoer van dit fyne
Potlood , .op zeer zware ftraffen verboden
is , voor dat men het tot teekenpennen, ge-
vormt heeft. W y bekoomen , de zandachtige
o f grove 'Ertz , alleen door den koophandel.
P R IO N U -S . Dit is een groot en zeer
zeldzaam fchildvleugeliglnfeét, ’ t geen zaags-
wyze fprieten heeft , welke even als in het
midden der oogen van het Dier , ingeplant
fchynen. Deszelft geheele lichaam , heeft
een zwarte en blinkende kleur. Deszelfs
kaken zyn fterk.
P S Y L L A . Dit is een geflacht van
halffchitdige Infeéten , die de Heer Linnens
onder de Kermes, geplaatft heeft. De Pfyl-
la is aanmerkelyk , om den vorm van zynen
mond , waar van de fnuit uit den kop niet
voortkoomt, maar uit het borftfehild , tus-
fchen het eerfte en tweede paar pooten : dit
kenmerk heeft dit Infeét met de Kermes en
Cocbenielje gemeen : zie deze woerden. De
Pfylla heeft , even als de groote Krekel,
drie kleine en gladde,oogen aan het achter-
fte'gedeelte van het hoofd geplaatft. Het
Masker van dit Infeét, is zesbeenig ; het is
langwerpig , en gaat langzaam voort ; deszelfs
Popje heeft twee platachrige knoppen
op het borftfehild, welke de vier vleugelen
bevatten , die men vervolgens aan het Infeét
in zynen ftaat van volmaaktheit ontdekt. Deze
Popjes verwiffelen dikwyls'van gedaante
op de bladeren van den Vygenboom: zyne
vleugelen zyn groot, ge-adert, en «takswys
gefchikt. Dit Infeét fpringt mede vry vlug
door middel van deszelfs aehterfte pooten,
die , even als een foort van fpringyeer werk
en , zyn bek eindigt in een punt >; de wyf-
jes zyn zelfs van een puntig en verborgen
werktuig voorzien , ’ t geen zy uit doen komen
om hunne eijeren te leggen, met ’er de
plant méde te fteeken, welke hier toe gefchikt
is. Men heeft Pfyllaas op den Palmboom
, Vygenboom , Elzenboöm , Denne-
hoom, Pynboom, Eflchenboom, en op de
Stee'nen, enz. De Heer de Reaumur, heeft
aan dit geflacht van Infeéten , den naam van
Baflaart Plantluizen gegeeveh : 'zie op hét
woord Plantluizen.
P T E R O P H O R U S . Dit is een geflacht
van Infeéten, die het grootfte gedeelte
der Natuuronderzoekers , met dat der
Nachtvlinders verwart 'hebben , naar welke
het zeer w e l:g e ly k t: het fchynt zelfs eén
middelfodrt tuffehen de Dach-Vlinders en
Nacht-Vlinders te vormen.' Deszelfs fprieten
zyn draadswys en kegelvormig.' Deszelfs
Popje is naakt en horifontaal geplaatft.
Deszelfs vleugelen zyn getakt, in verfchei-
de deelen ingefneden , lang , ’ dun, en even
als êen veder gebaart, en echter met kleine
gekleurde fchubben bedekt. De Héér Ge-
K r offroi