194 KAUWOJERD: K A V A L AM H O U T .
ire -r dan twee en een halve voet lang, en
een en een halve voet hoog was. Zyn ftaarc
had de lengte van acht duimen: het opper-
fte van net lichaam was ro s , het onderfte
van den buik en het binnenfte van depoo-
texi. Ifabelteklesr, het onderfte van de keel
w i t , eu het lichaam met zwarte en lange
vlakken gevlakt, die van den buik waren
rond, en de ooren met zwarte ftrepen ge-
ftrecpt: de harren van den baart van dit
dier waren korter als die van de Kat, Zie
de ilemaricn van de Koninglyke Akttdemis
der W etenfchajspen van Patys, lild e Deel,
ijle Jiuk.
K A T T E N - Z I L V E R : z it op het
woord M i c a .
K A J T W O E R D E . QByvoig-.j) De
Flefcb-Kalabas is de Gras-Kalafaas der Amerikanen:
Cucurbita lagenariae Het vleefch
van de K au woerde is zeer waterachtig,
eenigzïns voedzaam , en zeer verfriflènde ,
bet is by gevolg nuttig in de verhittingen
der Ingewanden , en in de verftoppingen
die ’er door ontftaan: het maakt de eerfte
wegen len ig , en word wel ras door den
Itoelgang gelooft. Men eet de Kauwoerde
niet raaaw , om haren lallen en flaauwen
fuiaak, maar men maakt rer gebruik in de
toefpyzen van, vooral in de warme landen,
alwaar men haar even als een menigte andere
moeskruiden bereid. De Geneeshee-
ren van Montpeliier, fchryven het afkooksel
o f water van Kauwoerden, in dezelve
gevallen v o o r , in welke men anders hoen-
c . i - c f kalrsnac en wei gebruikt.
K A V A L A M H O U T , Dus noemt
men een groote boom , die zeer gemeen
op Cayenne is , en wiens hout weinig duur-
zaamheït in de aarde heeft. De reuk die
b y van zich geeft, wanneer men hem omkapt,
heeft hem, in de warme landen, de
onhehbelyke naam van Strombout doen geven.
Deze reuk verdwynt onder het droog
worden. Zyn fchors is glad en w i t , zyne
bladeren zyn lan g, en zyne vruchten zyn
kleine groene zaden.
K A V I A A R . : zie deszelfs ar tikel, op
het woord S t s d e ,
K A Y M A N . ( Byvoegz.. ) Dit Dier is
ten loert van Krokodil wiens kop en het
K A YM AN o K EE R K UINGS VO G E L ,
opperfte gedeelte van het lichaam, met fchil-
'den bedekt z yn , deze zyn zoo hard, dat ’er
het dier byna onkwetsbaar door is ; zy we-
derftaan zelfs de fchoot van een musket,
k geen met een boutkogel geladen is. Men
kan het in de oogen kwetzen. Men wil dat
het met zyne tanden een menfeh in twee
ftukken fnyden kan; ten minften byt hy
een menfeh een been glad af.. Wanneer
men door een Kayman vervolgt word, zoo
moet men verfcheide wendingen maken,, om
hem gemakkelyk te konnen ontwyken. Dit
dier heeft een zoo doordringende muskusreuk
, dat het zoet water ’er door parfumeert
, waar in het zich bevind , en een
reuk uitgeeft, die men honden fchreden in
het ronde ruikt. Die gene die zich in Zee
onthouden hebben geen reuk. Men zecht
dat deze Dieren hunne oogen half toefluiten,
en dat z y zich door den ftroom van
het water laten mede voeren , zonder eeni-
ge beweging te maken , even als een ftuk
hout, ’t geen met den ftroom voortdryft ;
en dat z y door deze lif t, de dieren verfchal-
ken, die aan den oever der kreken o f rivieren
komen drinken , en zelfs de menfehen
die ’er in baden.. Wanneer dit dier middel
gevonden heeft, om een Os o f Koe te bereiken
, zoo valt het op hen aan, grypt hen
by den muil, en fleept hen onder het water,,
om ze te verdrinken, en vervolgens te ver-
llinden.
Men .geeft de naam van Kaymannen E ilanden,
aan zekere Eilanden welke niet bezocht
worden , dan in <de tyden in welke
men de Schildpadden vangt r vermits men
de onnutte deelen van deze dieren op het
ftrand Iaat leggen zoo koomen ’er een groote
menigte Kaymannen naar to e , om dezelve
te verflinden; en bier van hebben deze E ilanden
hunnen naam bekomen..
K E E R K R I N G S V O G E L . {Byvoegz.')
Dé Vader du Tertre zecht, in zyne
JMatuurlyke Hlftorie vap de Antillifche
Eilanden, dat hy gelooft , dat, dit een Pa-
radysvogel i s : echter heeft hy ’er weinig
overeenkomft mede. Deze Schryver voegt
’er b y , dat men hen byna nooit op de aarde
ziet om hunne jongen te bebroeden, o f
op te voeden: de Wilden maken veel werk
van de twee lange vederen van den ftaarc,
zy plaatzen hen in hun bair, en doen hen
onder de neusgaten, by wyze van knevels,
doorgaan.
KEIK
KEISTEEN. KEIZERSKROON. E M P H A A N . K E R M E S . 195
K E I S T E E N . (Byvoegz.) Bladz. 5$9.
ade kol. reg. ay. Henckel denkt dat de Kei-
fteen in zynen eerften oorfprong, door mergel
gevormt is , hy grond zyn'gevoelen hier
op , om dat het mergel de cigenlchap bez
it , om zonder-eenig byvoegzel, indiervoe-
gen in het vuur te verharden, dat het vonken
uitgeeft., wanneer het door het ftaal
geflagen word; ’ t geen een der voornaam-
jte eigenfehappen van den Keifteen is: maar
hy kan niet geloven, dat in zyne vorming
het vuur als een uitwendige bewerker, moet
■ befchouwt worden,
ximmerman zecht, dat wanneer men een
keifteen- v e rb re ek tm en hem gebladert en
fnydende vinden zal , op de plaats alwaar
hy. gebroken is-; dat de keifteenen altoos
harder, zuiverder en doorfchynender omtrent
het middelpunt, dan omtrent het om-
kleedzel zyn zullen ;, indiervoegen dat de
korlen van het middelpunt, zich altoos van
de andere omliggende deelen onderfcheiden
zullen, wélke zachter en minder zamenge-
paktzyn. Wanneer men de Keifteenen doorzaagt
en p olyft; zoo verkrygen o f ontwinden
z y een doorfchynentheic, die des te
grooter is:j naar-mate dat de 'korl zuiverder
o f kriftalachtiger is: maar hier uit volgt
dat de Jce-iftech in zyn grondbeginfel in een
vloeibaren Raat moét geweeft zyn ; want
de doórfchynentheit vooronderftelt een order,
een fchikking, en een foort van za-
menvoeging in de deelen , die men alleen
in een vloeibare ftoffe vinden kan. Wanneer
de Keifteen uitwendig gebarften , en
vol fcheuren is-,- zoo is het klaarblykelyk,
dat de ftoffe, waar uit hy te zamengeftele
i s , dor was; welke eigenfehap waarfchyne-
lyk uit een plotzelinge. verdikking ontftaat:
maar het inwendige gedeelte, ’ t geen veel
helderder is , is zoo fchielyk niet verdikt,
De kléine en zandachtige Keifteenen zouden
mogelyk groot, zuiver en volmaakt geworden
z yn , zoo zy in hunne vorming met gc-
ftporc waren geworden.
Het kctimerk van dit foort van Steenen,
is , dat zy o f vliesachtig zyn, als dan zyn
zy een foort van harde Silex, die dooreen
vei'ftopping o f ovcrloping, gevormt word:
zoo zy u i t 1 ldootswyzo en onregelmatige
klompen beftaan, die met een witte korft
bedekt z yn ; zoo zyn zy door een zarnen-
ftremming voortgebracht, en dor ze] ver middelpunt
is even als Quartz gekriftallifé'crt:
zoo zy uit korlachtige, porieachtige en wryfbare
klompen beftaan, die geen. hardheid
hebben, en zich in geen ftukken breken ,
die bot aan de eene, en hol aan de andere
zyden zy ir , zoo zyn zy door aangrèei-
jing gevormt.
K E I Z E R S K R O O N . (/yveegzi) De-
ze Plant is uit het Goden bor fpronke 1 yk«.
Men kweekt haar alleen om hafe bevallig-
'heit aan: want men wil dat zy vergiftig in
alle hare deelen is , en vooral haren worte
l, die, volgens Wepfer, inwendig gebruikt
zynde, dezelve uitwerkzelen als de Dolle-
Kervel voortbrengt.
K E M P H A A N , K amp h a a n , Avk
pugnax. De Zweden in wier Land dezen
Vogel gemeen is , geven hemde naam van
Brutbane. Deze Vögél heeft de groote van
den Plevier : zyn bek en de vederen van
zynen hals zyn lang* De fchakering der
kleuren van de vederen der mannetjes is
verwonderlyki deze is altoos zoo verlckei-
den, dat men ’er nooit twee vind die el-
kanderen gelyk zyn. De Mannetjes "beminnen
het vechten o f kampen indiervoegen ,
dat wanneer’ er twee elkanderen ontmoeten,
de ftryd niet eindigt, voor dat een'van beide
gedood is.
K E R M E S , Cbermes. Dit is een ge-
{lacht van Infedten , ’ c geen onder de naam
van Gal-Infe&en bekent is : zie dit woord.
De Dieren van dit gedacht hebben een fnuït
die uit het borftfehild tuftenen "het eerfte
en tweede paar pooten voortkóomt, twee
rechte vleugelen, die in de mannetjes-alleen
opgeheven zyn , en het uit-eïnde van
den buik is met vezelen bezet. Wanneer
het wyfje jong is loopt het over de takken
en bladeren ; maar ten einde van eenigen
t'yd neemt het zyn verhlyf op een plaats van
een boom , het word hier volmaaktelyk onbeweegbaar
; eindelyk begint deszelfs lichaam
óp te zwellen, het vel fpant zich u it, de
ringen verdwynen , het verdroogt, en word
glad, in eeu woord het word gelykvormig
aan de Galnoten o f uitwaflchen , die men
óp de boomen vind : zie daar de eigenfehappen
der Gal-Infeften. Hunne verdroogde
buit dient laftgèr n ie t, dan tot een fcliaal,
onder welk de eijeren van het dier beflóten
zyn. Men onderfcheid de Kermes der JKor*
telen , die men Poolftbe C&cbenie/fe neemt,
die der Oraniehoomen , 'aan welke dè Tuin-
B b a Ue