tó ABH: A B L A Q : A BRIKO O SBO OM. A BR U S . A C A C A L IS . A C A C IA .A C A J A .
I A B H A L . De Oofterfche Volken geven
dezen naam aan de vrucht van een foort
Van Cypreflus.
A B L A Q T J E . De Franfche Kooplie-
• den geven dezen naam aan de zydé der paar-
len. Deze zyde koomt van Smyrna ; zy is
zeer fchoon maar vermits zy geen warm water
wederltaan-kan., zoo heeft men zeer weinig
werken waar toe z y gebruikt kan worden.
Zie op het woord Z y d e .
A B R IK O O S B O O M , Anneniaca Malus.
( Byvoegzel en Verbeter. ) De Abrikoosboom
die men zeer fterk aangekweekt
0 he e ft, is een Boom van een middelmatige
gro o tte; zyn fchors is zwart, zyn Ram vry
d ik , en zyne takken zyn wyd uitgebreid, en
zyne bladeren zyn rondachtig en ïjtitsachtig;
z y komen met elkanderen aan een zelfde
fteeltje in een getal van vier o f v y f , voort.
Deze Boom is een dier gene, wier fap het
vroegfte begint op te.klimmen: zyne bloemen
vertonen zich in de Lente voor de bladeren;
zy zyn rooswys gefchikt, en uit v y f
witte bloemblaadjes te zamengeilelt: de
Itamper verandert in een vrucht die Abrikoos
genaamt word , z y is vleesachtig , fappig,
byna rond , en in hare geheele lengte met
een Voor gegroeft, z y bevat een beenachtige
en platachtige N o o t , waar in een zaad
o f Amandel bevat is. Deze vrucht is uit en
inwendig geel , ‘ en heeft een zoeten en aan-
genaame fmaak.
Men kweekt de Abrikoosboomen in de
Tuinen en Moeshoven aan. Deze Boomen
moeten langs latwerk geleid worden. Men
griffelt hen met het fchild en met een flapent
oog op de Amandelboomen en Zwarte Pruim-
hoomen van. Damascus. Z y worden mede
door de pitten aangekweekt ; en' zy komen
bTOr in een ligte en zandachtige grond , als
in een zware aarde voort. Men fnoeit dit
foort van Boomen omtrent het einde van
de maand February, even als de Perzikboo-
men ; men maakt hen los ; men fnyd ’ er al
het doode hout en de verdorven takken u it ,
en laat ’er alleen de moedertakken aan , die
vruchten en nieuw hout voortbrengen kon-
nen : men fnoeit hen ten tweede maal omtrent
half Mey. Men moet die gene die ljjngs
latwerk geleid worden , alle zes jaren den
kruin afkappen, om hen nieuw hout te doen
voortbrengen.
A B R I K O O S B O O M v a n St. DO-
M IN G O . (Byvoegzel en Verbetering). Dit
is een zeer ichoone, groote en fchaduuwry-
ke Boom : zyne takken verheffen zich aan
alle zyden in een evenredige order,en pvra-
miedswys. Hy is zeer gefchikt om in een
open laan geplant te worden, maar geenzins
tot een overdekte laan.--Wanneer hy alleen
Laat en voor den wind blootgeftelt is , zoo
breekt-hy zeerJigt a f : zyn hout dat za«
en vezelachtig i s , kan tot geen gebruiken
dienen ; zyne bladeren zyn breed , fchoon
groen , en vry gelykvormig aan die van den
Lauwner: de mannelyke en vrouwelyke
bloemen komen op verfchillende boomen
v o o r t, en z y hebben een aangename reuk -
wanneer zy overgehaait worden , geven zv
een aangenaam vocht uit. J
A B R U S . Dit is een foort van Boom,
die in Egypte en in de beide Indiën groeit!
men heeft er twee foorten van ; het zaad
van het eene , is zo grpot als een Erweec
dat van her andere is een weinig grooter f
als dat van den gemeenen Dolik ; , beide zyn
-zy domter rood. Z y zyn nuttig tegens de
gebreken der oogen , en borftzuiverende.
A C A G A L I S . Dit is een Heefter die
ia Egypte groeit: zyne bloemen zyn vlin-
derswys , en zyne vruchten peulswys : zyn
zaad is gelykvormig aan dat van den Tamr-
rindenboom ; en deszelfs afkookzel is te
Conftantinopelen , een geneesmiddel , dat
het gemeene V o lk , tegens de oogkwalen gebruikt.
Ray, Hift. Plant. 6
A C A C I A (W a r e ). ( Byvoegz.) De
Egyptenaars maken menigvuldig gebruik van
het fap van den A ca c ia , in de gifte van een
half vierendeel loots , tegens de bloedfpu-
wingeri, om te gorgelen, en om het gezicht
te verfterken.' _ W y hebben geen beter middel
om den buikloop en roodeloop te doen
ophouden. De Leertouwers van Cairo gebruiken
’er een groote menigte van, om het
leder zwart te maken.
A C A J A. ( Byvoegz. en verbet. ) Deze
Boom heeft de grootte van een Lindeboom
zyn houd is rood, en zoo ligt als Kork: zyn
fchors is ru uw , en heeft een afchverwige
kleur: zyne bladeren_Haan tegens elkanderen
over, zyn drie duimen lang , twee duimen
breed, glansryk,.zagt in ’t aanraken,
wor-
A C A J O U .
worden in hunne lengte van een dikke rib
doorlopen, en hebben een zamentrekkende
fmaak: zyne bloemen zyn geelachtig , en
worden van vruchten gevolgt, die-naar onze
pruimen gelyken , zoo wel in gedaante
als in groote, zy .zyn geelachtig en hebben
een -rinie fmaak, de noot die zy bevatten
is houtachtig, gemakkelyk te verbreken, en
bevat een pit o f amandel die geelachtig wit
is. Op het Eiland Cylon maakt men van
zyne bladeren over. het gebraad gebruik :
men bedient zich van zyne vruchten , die
men Pruimen van Monbain noemt, om een
fap te bereiden , ’t geen naar wyn gelykt.
Deze Pruimen hebben de groote van onze
Keizers Pruimen , en zyn zoo gezond
als onze karffen. Men gebruikt haar' tegens
de koorts en roodeloop. Men kon-
fy t de bloemen wanneer zy noch in den knop
zyn.
A C A J O U , Cajous jive Acajaiba, ( Byvoegz.
en verb. ) Dit is een boom^ die op
de Eilanden van Amerika, in Brazil en in
Indiën groeit. Men onderfcheid ’ er twee
foorten van. De -een is de Plank Acajou,
van Cayenne. Hy fchiet-hoog o p , en ver-
krygt een evenredige dikte; zyn hout is rood
dat van andere gemarmert, geel, o f helder
wit. Het kan. gemakkelyk gepolylt worden,
en “neemt een fraye glans aan. Het over--
treft dat der Eilanden door de fynheit van
korl en de fchakering der vezelen ; men
maakt ’ er huisfieraden van, die hunnen lief-
felyken reuk aan het lynwaat mede deelen,
dat men ’ er. in befluit: dit foort van Acajou
word Cederboom op St. Domingo ge-
noemt. .
Het andere foort geeft men de naam van
Appel Acajou: dit is een bochtige boom die
niet zeer hoog opfchïet: zyne bloemen, die
zich in de maand September vertonen , hebben
een trechterswyze 'gedaante, en een vry
aangename reuk. Op deze bloemen volgen
vruchten, die de gedaante van een peer, en
een geele o f purperkleur hebben : zy worden
in de maanden December o f January
ryp. De inwendige zelfftandigheit van deze
vrucht.is w it , bevat veel fap, maar het geen
eenigzins zuurachtig is. Deze een weinig
zamentrekkende vrucht, 'is zeer goed in den
buikloop: de Indianen gebruiken haar zelfs
tot fpyze. Op de plaats alwaar andere vruchten
een navel hebben , vertoont zich een
noot van een niersvvyze gedaante, die Noot
A C A J O U . 17
van den Acajou genoemt word. De noot o f
amandel is in deeze vrucht, in plaats van
inwendig in-dezelve bevat te zyn, uitwendig
Deze r o o f van den Acajou, heeft een
graauwe fchors, die dik, hard, houtachtig,
en uit twee vliezen te zamengeilelt is , tus-~
fchen welke een foort van mergachtig gedeelte
o f fponsachtige zelfftandigheit ge-
plaarfl is , die een honingachtig, fcherp en
bytent fap bevat,, dit zypelt ’e r , door een
menigte kleine openingen u it, wanneer de
vrucht verfch is , en men haar warm maakt:
eenige Caraïbers maken ’er gebruik van om
de hoornachtige uitwaffen der voeten weg
te nemen : dit fap geeft het lynwaat een
yzer kleur , die men zeer bezwaarlyk kan
doen verdwynen. Deze noot bevat behal-
ven dit een witte amandel, . die zeer goed
om te eeten is , ’t zy raauw o f gerooftert;
zy- heeft een fmaak als een hazelnoot.
De Inwoonders van het land waar in de
Acajounoot groeit, perffen uit hare pit o f
amandel een brandende o lie , waar van zy
zich bedienen om het hout te verwen, waar
door zy het voor het verderf bewaren. Men
perlluit .de vruchten een fap, ’t geen, naar dar
het wél gegift heeft, wynachtig word, en.
waar uit men door de overhaling een zeer
vlugge en brandende geeft trekt. Uit den
boom vloeit, wanneer men ’er infnydingen
in maakt, een rosachtige en doorfchynende
gom, die, wanneer zy in water ontbonden
is , de befte.vogellym evenaart. Men bedient
’er zich op Cayenne van, om alles te
lymen wat men voorde vochtigheit der luchc
en Infeften bewaren wil. Men Ilrykt haar
mede over de huifiïeraden die men een aangename
glans geven wil. Het hout van den
Appel- Acajouboom , fchoon minder hart,
minder welriekent, veel bruinder zynde ,
en zoo ras: niet als dat van den Plank Acajou
drogende, word echter zeer gezocht tot
huiflieraden, en om te bouwen. Vermits het
bochtig is , zoo maakt men van zyne takken,
bogen tot kroonlyften van kabinetten , enz.
Hunne omtrekken zyn zoo volmaakt , dat
’er zómtyds maar een geringe bearbeiding
vereifcht word om hen tot volmaaktheit te
brengen. De Verwers gebruiken de Olie
van de Acajou-Noten om zwart te verwen.
De Inwoonders. van Brazil , tellen hunnen
'ouderdom door deze noten : zy fluiten ’er
jaarlyks een weg.
A C A -