syo I IO O R N C EW A S S EN . HOORNS T't
dat de Natuuronderzoekers zedert dien tyd
een al te oppervlakkig en te weinig weetgierig
oog over de verfchillende omtrekken,
vorm , groote , hardheit ,. gebruiken , enz.
van de hoornen der Dieren hebben laten
gaan.
De Natuur heeft mede harde en met een
fcherpe punt gewapende hoornen aan eenige
Infeéten gegeven : zie het artikel I n s e c t ;
Men geeft gemenelyk de naam van hoornen
aan dat foort van kleine Verrekykers , die
uit het hoofd der Slakken en andere foort-
gclyke Dieren voortkomen, en mede aan de
boffen vederen welke zich op den kop der
Gehoornde-Uilen verheffen , en eindelyk
aan de harde en dikke nagel, die de hoeven
der Paarden omkleeden.
Men geeft de naam van Hoornvlies aan het
uitwendigfte, dikfte en fterkfte vlies van den
Oog-appel, en dat alle de deelen bevat, uit
welke het te zamen geftelt is : zie-O o g , in
he.t artikel Z i n n e n , aan het einde van het
woord, M e n s c H. Men geeft noch de naam
van Hoorn aan zekere metaalachtige zelfftan-
digheden , die met het zuur van Zee-zout,
vereenigt zyn :• zie het Woordenboek der Scbei.-
kunde.-
H O O R N G E W A S - S E N . Deze naam
geeft men aan SteengeviaJJen o f werktuigely-
ke voortbrengzelen, ’ t geen polypswyze lichamen
der Zee zyn : .hunne zelfffandigheit
gelykt naar h o u t, maar hunnen aart koomt
met die van hec Hoorn overeen : men heeft
f'er die netswys, o f getakt, en. bywyze van
Heefters , gevormt zyn. Zie het gene w y
hier van op. het artikel K os .a a .l g e w a s s
e n gezecht hebben,.
H O O R N S T E E N . (Byvoegzel.y De
Duitfche Natuuronderzoekers, en de Myn-
werkers van dat Land , geeven de naam van
Hoomjleen (Hornftein) aan verfcheide Poorten
van Steenen , van eenen verfchillenden
aart. Henckel zecht, dat men hier door een
gebladerde Steen betekent , en die een we-
zentlyke Jaspis is-: hy zou volkomen naar de
Keifteen en het Quartz gelyken , wanneer
deze met bruin , g e e l, rood , graauw , en
zwart gekleurt waren.. Dezelve Schryver
z e c h t , dat men Hoornfteen in Saze in de
nabuurfchap van Freyberg vind , en dat dez
e uit een verzameling van kleine lagen zwaar
Spath-,, Amethift, Quartz., J a s p is e n Kri-
M O O S .
Hallen te zamen geftelt i s ,. en welke met el»
kanderen vermengt zyn.
Andere hebben de naam van Hoornfteen
gegeven aan dat foort-van Silex, o f Gemee-
ne Huurjieen, die men dikwyls in het Kryt
vind, o f by ftukken door het veld verfpreid,,
en waar van de kleur naar die van de hoornen
der Dieren gelykt. Zie myne Mineraal-
kunde,
H O O S , Typbo aut Symbol Dus noemt
men een ongem.eene verheveling , die zich
op de Zee vertoont, die de Schepen in gevaar
brengt,, en die men dikwyls by warm
en droog weder opmerkt:. dit is een verdikte
wolk , waar van.zicb een gedeelte in een
fnelle en ronddraaijende beweging.bevind ,..
en even als om een fpil rondloopt,, dit word
door twee Winden veroorzaakt welke rechts-
ftreeks tegens elkanderen blazen ; z y daalt,
door haar gewicht neder,. en neemt de gedaante
van een kegelvormige , o f cylinder-
vormige pylaar aan : deze pylaar is altoos,
met zyn voetfteun aaneen wolk vaftgehecbt,.
en welke v ry 'w e l naar het wyde gedeeltè-
van een Trompet g e ly k t, en het fpitze uiteinde
is naar het oppervlak van de aarde ge-
keert. De Hoofen zyn inwendig h o l , era
bevatten geen water , om dat de middelpunt
vliedende kracht-, de inwendige deelen van-
het middelpunt verwydert , en buitenwaarts
dryft. Verfcheide waterachtige .deelen fchei-
den zich van hef middelpunt a f, vormen den
regen , die zich om de Hoos vormt : wanneer
de laagfte wind , de overhand h e e ft;
zoo word de Hoos wegge voert , en blyft in.
een fchuinfe ftrekking aan de Wolk hangen;.
men hoort alsdan, een dof geraas,, dat van geblaas
vergezelt is. Overal, waar deze Hoos.
nedervalt, veroorzaakt zy groote óverftroo-
mingen door de verbazende menigte van water.
, die z y verfpreid :■ zomtyds valt ’èr te
gelyk Hagel neder, en de fchadens die de
Hoofen veroorfaken, is verfchrikkelyk. Zie-
de Hiftorie van de Akademie der Wetenfchap-
pen van Pary's , voor de yfaren 1727, 1737,,
en 1741. "
De Hoofen zyn menigvuldig naby zekere
Zeekuften van de Middelandfche Ze e , voor
al wanneer de Lucht zeer betrokken is , en-
de Wind , te gelyk van verfcheide zyden.
blaaft ; z y zynfhet menigvuldigfte omtrent
de Kapen van Laodicea, Grego en Carmel,
Zie de evoorden., O n w ï d e u s ,. S t o r m en.
W in d ,
H O R -
H O R S E L . H O U T .
- H O R S E L . Deze naam geeft men aan
«en groote en ftekende Vlieg , die naar de
Wefp gelykt , maar veel grooter en-vergiftiger
is u zie haar .artikel, op het woord
W e s p ,
H O U T . CByvoegz.~) Door dit woord
-betekent men die harde ftoffe , die ons het
inwendige gedeelte van de ftammen en takken
der boomen verfchafc , en tot timmerhout
voor gebouwen, en fchepen, en tot
brandhout dient.
Bladz. 469.. ifte kol. reg. 3. De houtachtige
lagen zy eerft zagt en malfch , voor dat
;zy de vaftheit verkrygen , die zy niet dan
langzamerhand aannemen ; en vermits zy
zich uitwendig op elkanderen plaatzen , zoo
volgt hier uit, dat de inwendige in een gezonde
boom, veel harder en meerder gekleurt
-als de uitwendige zyn ; het zyn deze inwendige
lagen , die men Hout noemt. De uitwendige
lagen , die veel zagter , en doorgaans
van een verfchillende kleur zyn, worden
Spint genoemt: dus is het Spint niets
■ anders als een zagter hout, \ geen noch alle
zyne vaftheit niet verkregen h e e ft, maar
h ie r toe bekwaam is , gelyk men in ’ t vervolg
zien zal. Het Spint is niet zeer on-
derfcheidbaar; dan in de harde houten -, gelyk
het Ebbenhout, Pokhout, en zelfs het
Eikenhout, Pynbomenhout, enz. In de
•zagte boomen , in tegendeel , die niet
veel vaftheit verkrygen konrfen , gelyk de
Linden , Berken , Wilgen -, Elzen , en de
Ceiba, Baobab, enz. heeft men geen Spint;
-of,- om naauWkeuriger te fp r c e k e n g e e n
h o u t, om dat het houtachtige ..lichaam altoos
in zyneneerften ftaat van Spint b lyft,
zonder ooit vaftheit te verkrygen. Het is
dit fpint, ’t geen de Rupzen, Torren, Vlinders
, Maskers, en andere Infeéten aantallen,
welke ’er hun verblyf in nemen, en ’ er zich
mede voeden, De krachtige boomen hebben
meer Sp in t, maar in een minder getal
lagen , als die gene , welke kwynen. De
Eikeboom heeft doorgaans van zeven to tv y f
en twintig van deze lagen, welke men in het
gebruik, ’ t geen men van dit hout tot de
Ichvynwerkers kond maakt, verwerpt.
Mén heeft hout dat zeer fchoon gepolyft
kan worden , en tot een groote deelbaar-
heit bekwaam is , gelyk men uit het inge-
lecht fchrynwerk zien kan.
Bladz 469. O-de kol. reg. 19. Het is nuttig
, dat wy hier een Proefneming van den
H O U T - T O R R E T J E . i f t
Heer Faggot aanhalen , welke bewyft , dat
het hout, wanneer het met Aluin doordrongen
i s , niet brandbaar is : dit zekere middel
van het timmerhout voor de Werking van
het vuur te bewaren , beftaat hier in , dat
men het eenigen tyd in water-legt, in ’ twelk
Vitriool , Aluin , o f eenig ander zout ontbonden
is , ’ t geen met geen brandbare deelen
beladen is : door dit middel, bewaart
men het .voor de verrotting, voor al wanneer
men het na deze werking teert o f befchil-
dert. De Heer Salberg wil , dat het hout ,
’’t geen alleen in Vitrioolwater geweekt
h e e ft, nooit door Infeéten aangetaft word,,
dat ’er de Wandluizen nooit hun verblyf innemen
, en dat ’ er het zaad der Paddeftoe-
len nooit in groeit. Memorïèn van de Aka-
demie van Stohholm, Voor het Jaar 1740.
H O U T dat V I S S C H E N D R O N K
E N M A A K T . Zie B oom d ie dE
V l S S C H E N D R O N K E N MA A K T .
H O U T V a n A G O U T Y , oir
H A A G D I S H O U T . OpÉde FranfchS
Eilanden heeft men deze naam aan een vry
groote en misvormige Boom gegeeven,. waar
van de vrucht, die naar een kleine No ot ge-'
ly k t , zomtyds tot voedzel aan het kleine'
Dier verftrekt, ’ t geen men Agouty noemt
zie dit wóórd. Het hout van dezen Boom,
die de Tattonhai van Barrere is , duurt vry
lang in de aarde.
H O U T v a n F E R O L E S , zie G s -
marmert Hout.
H O U T - T O R R E T J E , Byrrhus. Deze
naam geeft men aan een geüacht van kleine
Torren, die eenige. als een foort van Der-
mefies aangezien hebben, door de eigenfchap
die zy hebben, om zich onbe.weeglyk te
houden, en even als dood te blyven leggen
wanneer men hen aanraakt; maar zy ver-
fchillen ’ er door hunne byna knodsachtige
fprieten v an, en waar van de drie laatfte ge-:
wrichten, veel langer als de andere zyn. De
Infeéten van dit fo or t, doorboren het hout,
en maken ’er ronde gaten in , even als o f zy
’er met een fret ingeboort Waren : men bemerkt
dagelyks in de oude tafels, en andere
oude huisfieraden van hout op , 'dat zy met
een oneindig getal ronde gaten doorboorc,
en door deze Infeéten , even als vermolmt
zyn. Het witte en zesbeenige Masker van
Y 3 ffe