30* P L A N T . P L A N U l
mede vliesachtige Stipulaas, even: als ia de
Spurie, enz.
T a k k e n . Dit zyn de buigzame en veerkrachtige
armen der boomen ; het zyn deze
die hen gedaante geven : zy zyn doorgaans
regens elkanderen over , o f beurtelings geplaatft
en zomtyds wervelswys. Het uit-
fpruitzel ftrekt zich langzamerhand in een
zylings geplaatfte tak u i t e n is uit dezelve
deelen als de ftam te zamengeftelt. Deze
rakken ilrekken zich- vervolgens u i t , ver-
fpreiden en verdeelen zich in kleine takjes-,
uit welke een menigte bladeren voortkoo-
men : zy geeven aan het oog van den fteel
der bladeren , .bloemen u it ; die vervolgens
vruchten voortbrengen, welke in zaden veranderen.
tor voortplanting van her fb o r t:
men w il, dat de beweeging der takken ,. die
door den wind veroorzaakt word , dat gene
voor de boomen is-, dat de klopping van het
hart in de dieren , uitwerkt. Men onder-
icheid hoofdtakken ofmoedertakken, zwakke
en tedere takken , houttakken , vrucht-
rakken-, kwyne-ade takken,. verllindende
takken, de Auguftus takken, doorgefcboo-
ten takken, en waterloten.
De boofdtakken zyn de grootfte, en uit
deze koomen alle de andere v o o r t: de hout-
takken zyn die gene J die de dikfte , en met
platte knoppen vervult zynde ,, de vorm-aan
een vruchtboom, geeven , en voor een gedeelte
moeten behouden worden: de vrucbt-
takken zyn veel zwakker, en hebben ronde
knoppen: de kwynende zyn kort en zeer dun;
de verjlindende zyn dik, recht en lang.; de
doorgefchoten zyn la n g e n beloven geen de
minne vruchtbaarheit; de augufiustakken
zyn dié gene-, die na de maand Auguftus
beginnen te groeijen ,. verharden en. zwartachtig
worden ; eindelyk de waterloten zyn
dik op de plaats alwaar zy dun zyn moeten,
en geeven geen merkteeken. van vruchtbaarheit.
Zie B oom.
T ros. Wanneer de as van een air nederwaarts
hangt in plaats van zich opwaarts
op te heffen , zoo geeft men haar den naam
van tros tot deze. behooren die van -den
Aalbeziënboom en W-ynftok,
U iT S P R c i r -Z E L , Taiea. Dit is- een
kleine ta k , die men aan, yerfcheide merg-
■ aehtige boomen affcbeid , gelyk de Vygen-
hoómWilgebo.öm,, Kweeboom-, en Karsr
feboom,- welke in de aarde zonder wortet
uitfpruit; echter hangt de flaging der uit-
fprüitzels van hunne gemakkelykheit af o n
wortelen voort te brengen en niet van den.
overvloed van het merg der takken , gelyk
men gewonelyk, denkt; want de Oranjeboom
, Palmboom , en Zevenboom , dia
weinig merg, hebben , koomen met gemak
van uicfpruitzels voort.. Veele Lieden verwarren
de uitfpruitzeh met de loten, circum-
pofitio , die ’er veel van verfchilt , hier in ,
dat deze laatfte een tak is di,e in de aarde in
een kas ingelecht is,, enz. maar die van den
boom niet afgefcheiden is,, die hem.het lee-
ven geeft., en die men niet affnyd voor dat
hy wortelen uitgéfchoten -heeft;. in plaats
dat de uitfpruitzels- en afzetzels-takken zonder
wortelen zyn..
V l eu g e l t j e s . Dit zyn, in dé bloemen
der Moeskruiden , twee bloembladen welke
tuifchen die gene geplaatft zyn, die men-het
vlaggetje en Carena noemt, en de vleugelen
van. :een, Vlinder verbeelden. Men ..geeft
noch mede den naam van- vleugel,. A la , aan
het kleine vliesje., ’ c geen een deel van zekere
zaden uitmaakt ;.by voorbeeld, die van
den Booghoutboom :.men noemt^deze zaden
gevleugelde fteelen wanneer ’er van dit foort
van vliesjes „zich langs, den fteel uitftrekken.
V l in d e r sw y z e Pl a n t e n : ,2ie.op
het einde van het artikel Peu lv rucht
en.
W ans-Ch ape-nhou t . Zie. op h?t ar,
tikel M ons t e r .
ÏZERE-NAGBT-EN^.iyoSW./MT&r. in
de Kruidkunde geeft men dezen naam aan de
Nachten, w-ier gematigheid de groeijïnzvan
zekereplamen doet ophouden ,hare onmerkbaar
vermindering naar zich fleepc, haar doet
verrotten, en eindelyk fterven: zy doen opmerken
dat men de uitlandfche planten weder
in de ftoven moet opfluiten,; wélke door
deze, koude zouden omkóomeru. Zie. de
Aunenit. de UpfaL-Linn.
. Z l-E K T E NS DER.P-LA N T-E.N, zie BOOM,
Z onnescherm. Deze, beftaat uit een
groot getal bloemen, waar van.de fteeltjes,
die een,.óngelyke lengte hebben, uit een
zelfde, middelpunt. o f uit.dezclve plaats vaa-
' ’ den.
P L A N T A N A . P L A T A N U SBO ÖM .
den fteel voortkoomen ; zy wyken op een
óngelyke wyze af, om aan den top een foort
van zonnefcherm te vormen , welke niet
kwalyk. naar de leliën van het wapen van
Vrankryk g e ly k t: dus zyn het grootfte gedeelte
der bloemen van de zonnefcherms-
wyze plan teu, gevormt.
Z y s p r u i t e n , Stolones. Dit zyn gewortelde'
takken , welke met den voet o f
ftam vereenigt z yn , waar van men hen niet
afnemen kan zonder ze te fcheuren.
P L A N T A N A . C Byroegz. ) De Heer
Rooiê de Plße fpoort ons aan om te geloven,
dat.deze boom die in de Hißori/cbe Befchry-
virtg der Reizen befchreven word , de Banaanboom
is , die men met den naam van
.Plantana vermomt ?. welke naam hy op de
Kanarifche Eilanden draagt: inderdaat heeft
zyne hoogte , de zelfftandigheit van zynen
ftam, de lengte van zyne bladeren, de plaats
uit welke zy voortkoomen , de vorm, de
grootte, de kleur, het getal en de plaatzing
van zyne v ru ch ten -d e jaarlykfche afkap-
piiig van dezen zonderlingen boom ; eindelyk
alles heeft een zeer merkbare overeen-
komft met den Banaanboom. Behalven dit
heeft de grond en de luchtftreek van de Kanarifche
Eilanden die zoo vruchtbaar in
uitmuntende wynen-en vruchten zyn, zeer
veel gefchiktheit- tot de aankweeking van
den .Banaanboom '■ zie dit woord.
P L A T A N U S B O O .M . ( Byveegzelj.
Mén ziet zomtyds eenige- van deze boomen
die een ongemeene dikte, hebben , Plinius
fpreekt, in het eerfte Kap lade boek van zy-
11e Nat. Hiß. van twee Platanusboomen ,
waar van den eenen meer als tachtig voeten
iniddèiyn had, en»in wiens holli'gheit, Mu-
tiamis, meteen en twintig perfonen fpyzig-
den en üiep ; in. den anderen fpyzigde de
Prins Cajus met vyfeien perfonen , van zynen
geheelen ftoet omringt zyüde.
P L A N T L ü IZ E N . . C Byvoegz, Eenïge
Natuuronderzoekers willen , dat deze
Dieren ,. te gelyk vaders en moeders zyn,
en door zich zelven zonder eénige paring
voortteelen, fchoon zy mede paren wanneer
liet hen behaagt, zonder dat men kan weten
o f deze paring een vereeniging der Sexen i s ,
vermits zy ’ er alle van voorzien fchynen,
'VV.iLmen vaeronderftcilen. dat de Natuur
P L A N T LU IZ EN . P L A N T V L O O . 309
behagen gefchépt h e e ft, om in dit kleine
Dier, meer bekwaamheden tot de voorttee-
lin g , dan in eenig ander Dier teplaatzen ,
en dat zy het met het vermogen befchonken
heeft om alleen voort te teelen , maar noch
om zyns gelyken met een ander Dier van
zyn foort voort te brengen ? Echter is het
zek er, dat men de een en andere , jongen
ziet baren. De Heer Geoffroi ( Hiftorie der
Infecten van de omliggende jlreeken van Pa-
ry r jg ift, dat de Plantluizen leventbarende'in
den Zomer, en eijerbarende in den Herfft
zyn , in welk jaargetyde zy elkanderen bevruchten
, en zomtyds langwerpige en dikke
eijeren leggen, waar uit de jongen in ’ t vervolg
voortkoomen: dit verfchynzel is noch
een der verbazentfte zonderlingheden.
De getakte Plantluis is eigentlyk de Boomsr
wyzi iVater-vloo. Op den 13de Auguftus ,
van .hetjaar 176 4 , nodigde de Heer Pajfe-
ment m y , om eenige beweegende lichamen
waar te neetnen, die men vry merkbaar on-
dcrfcheide , in het water-, waar van men
zich in zyn huis bedienden ,. ’ c zy om de
fpyzen te kooken , ’ c zy tot drank : dit water
was in de Seine, regens over den Tuin
van de Infante gefchept, en fchoon het door
de bezinking, en doorzyging door het zand
en fpönfen gefuivert was , zoo had men het
echter van deze: bewegende lichamen niet
kon-nen ontdoen, die ik , Op het bloote oog,
voor getakte -Plantluizen aanzag :, ik deed my
een microfeoop geeven; en-een droppel van
dit water , onder een fterk vergrootent glas
gebracht hebbende , ontdekte ik niet alleen
de uitwendige gedaante der getakte Planclui-
zen , maar zelfs de beweeging van zamen-
trekking en uitzetting, ais mede de orovloei-
jing der fappen^
, P L A N-T V L O O , Podura. Dit is een
onge.vlengelt Infeét, ’ t geen zeer gemeen ,
vry zonderling , en echter zeer weinig bekent
is . zelfs aan het grootfte gedeelte der
Natuuronderzoekers, Ditkleine D ie r , evenaart
de Luis door zyne gedaante ; het heeft
het zelfde getal pooten en-oogen. Deszelfs
fprieten zyn een weinig langer. Aan het
uiteinde van zyn lichaam merkt men een
langen,gevorktpn, harden, en veerkrachtigen
ftaart op ,• die gewonelyk nederwaarts om-
geboogen, cn regens zynen buik geplaatft is.
Plet is door de fpeeling van dezen veerkrachtigen
ftaart, dat het Infeét wanneer het hem
fterk tegens de aarde Haat, zyn gqhcele 1-ic