Zyn Ham word van verfcheide dunne ftee-
len verzelt, die getakt en buigzaam zyn.
Men heeft opgemerkt, dat zyne vruchten
zich van het eene tot het andere uiteinde
op zeven o f acht plaatzen openen, die goots-
wys uitgeholt zyn , deze gootjes eindigen
aan een as , die midden door de vrucht loopt:
. deze as is gevoort, en verdeelt het inwendige
van de vrucht in zoo veel deelen als men
'gootjes aan het uitwendige opmerkt. Zie
het gene wy betreffende de krachten van
deze Planten gezecht hebben op het artikel
R Y E. Lite Heel, bltidz. 184.. 2de kolom.
AS S P I N &. De Heer Linnaus geeft deze
ïiaam aan een foort van Coluber die men
in Smaland vind: hy heeft honderten vyftiv
fchubachtige ftreepen aan den onderbuik t
en vier en. dertig, fchilden aan den itaarc.
A F G R O N D . -Men noemt dus in ’ t algemeen
een zeer diepe plaats, en die om dus
te fpreken geen grond heeft. Men bedient
zich mede van het woord Afgrond om de
onmeetbare bewaarplaats der wateren aan te
duiden, in welke G od op den derden dach,
alle de wateren by een vergaderde : deze
bewaarplaats drukken w y in onze Spraak,
door -het woord u it9 jM o z e s noemt
haar de groots gifgrond , en andere Schryvers
de Chaos» — J
De Hebreeuwen dachten dat de F onte i
nen en: Rivieren y a lle , hunnen ooHpron?
uit den Afgrond o f Zee hebben : zy komen
er , zeide z y , door onzichtbare Kanalen,
uit v o o r t, en- keeren ’er* door de beddingen
die zy zich op de aarde gevormt hebben ,
weder naar toe. Ten tyde van den Zondvloed
verbraken de benedenfte Afgronden
o f de Ze e , hunne dyken , de Fonteinen de*
den hunne bronwellen openbarften, en hare
wateren verfpreide zich ter zelfder tyd , dat
de Sluizen des Hemels de geheele Aarde
o verftroomde :■ Genef.VIh v f.1 1 . De Aarde
kwam vervolgens uit het midden van den
Afgrond voort-, even als een Eiland 'uit de
Zee voortkoomt , en plotsling verlchynt,
na dat het langen tyd onder het water verborgen
ge weeft i s : Genef» VIII: vf. 5.
WoodwarP§ van den grooten Afgrond in
zyne Natuurlyke Hiftorie van de Aarde
fprekende , houd ftaande dat ’er een groote
verzameling van water in de ingewanden der
aarde oefloten is , ’t geen een wyduitgeftrek-
te kloot in haar middelpunt vormt:. dit ia,
volgens hem het g e n eM o zE s de groote A K
grond noemt. Het beftaan van deze verzameling
van water in het inwendige gedeelte-
van _den Aardkloot, fchynt door een groot
getal waarnemingen beveiligt te worden.
Dezelve Schryver wil , dat het water van-
dezenwydukgeftrekten-Afgrond met dat van
den Oceaan , door eenige -onderaardfche
opemngen , gcmeeenfchap heeft; maar heeft'
deze Helling eenige zekerheit? Zie Z ee
Z o n d v l o e d , M a a l s t r o o m , C ahos
en A arde.
_Men vind in- de Memoriën van de Akade-
vne der Wetenfcbappen van Parys , voor hef
Jaar 1741. van de' grondelooze fontein van-
Sablé in Anjou gewach gemaakt, welke in
den-rang der Afgronden moet geplaatft w o r -
den ,. om dat alle die gene die haar gepeilt
hebben , ’èr geen grond in vinden-konden;*
en dat, volgens de-overlevering van-het Land,
vericheide Dieren die ’er ingevallen zyn
nooit wederge vonden hebben konnen worl
den. Dit is een foort van een K o lk , die
twintig o f v y f en twintig voeten, openino-
heeft , hy leeht in bet midden , en op het
laagite gedeelte van- een Heide , die acht o f
negen uuren in den omtrek beflaat,. waar
van dé trechterswys verheven randen-, door
een onmerkbare helling tot aan dezen Ko lk
anoopen , die ’er even zoo veel als de waterbak
van is. De aarde beeft gewonelyk
onder de voeten van alle de Dieren die door
deze Kom gaarr. Men h e e ft’er van tyd tot
tyd overilromingen , die niet altoos na de.
zware regenvlagen ontilaan , en gedurende
deze ," koomt ’er een verbazende groote menigte
Vifch uit de Fontein voo rt, en vooral
forelachtige Snoeken, die van een foort zyn
dat in-het overige van het geheele Land on-
bekerrt is. Het is -echter niet gemakkelyk
om ’er in te viflchen , om dat de trillende
grond die geftadig aan den rand van den Kolk
inzakt, en zomtyds zeer verre in de omliggende
vlakte , de nadering ’er van zeer ue-
vaarlyk maakt;- men moet hier toe dfogela-
ren afwachten ,. en in welke de regenvlagen
de grond alvorens niet week gemaakt hebben.
Zou dezen grond het gewelf van een-
Meer zyn, dat ’er onder verborgen is?'
Dus noemt men een foor»
van Vlafch , t geen uit de Levant gebracht-
word, Zie V l a s c h .
A GA—
A G A R I K , Agaricum. ( ByvoegZel en
Verbet.) Dit is een vleesachtige of kork-
achtige zelfftandigheit, die gewonelyk aan
de zydei vaftgehecht en zonder fleel aan de
Hammen -der boomen groeit , en in zeker
voegen naar een' PaddeRoel. gelykt. De
Heer Micbeli is de eerfle die bloemen aan
dit groeibare lichaam ontdekt .heeft. De
Agarik is , zecht h y , een Gedacht van Planten
, waar van de kenmerken voorhament-
lyk van. de gedaante'vari deszelfs verfchil-
lende bladeren afhangen ; zy zyn uit twee
onderfcheide deelen te zamengeftelt: men
heeft ’er die porieachtig aan de-onderzyde,
en met loodlynige openingen doorboort zyn,
andere zyn kamswys getant , weder andere
beftaan uit plaatjes , en eindelyk andere zyri
glad. - Hunne bloemen hebben geen bladeren,
en hebben alleen een vezeldraadje ; zy
zyn onvruchtbaar , en hebben noch k e lk ,
noch ftampèi:, noch helmftyltjes; zy komen
in holligheden , o f aan de mond Van zekere
openingen voort. De zaden zyn rondachtig
en op verfchillen.de plaatzen volgens de föor-
ten van den Agarik-geplaatft.
Men moet aanmerken dat den Agarik zich
niet aan het fpint van den boom h e ch t, dan
wanneer hy dood is , en geenzins de oorzaak
is dat deze vergaat, gelyk eenige Waarnemers
gefchreven hebben. De buikzuiverende
Agarik beftaat. uit Hukken van ver-
fchülende grootte, is:wryfbaar, kaft ligte-
lyk tot poeder gebracht worden, en heeft
een bittere en fcherpa fmaak.
DeHeer Boulduc, (Memoriën van de Aka-
demie der Wetenfcbappen van Parys ) zecht,
dat de Agarik een geneesmiddel was, Ygeen
zeer hoog door de Ouden gefchat wierd ,
fchoon men ’er thans, en met redenen, weinig
achting voor heeft; want het.is zeer
langzaam in zyne werking, en door zyn lang
verblyf in de maag , verwekt het brakingen ,
o f ten minften ondraaglyke walgingen , die
va-n-zweetingen, bezwymingen , kwyningen,
enz. gevolgt worden; het laat mede. een langdurige
afkeer v o o r de fpyze na: het harft-
achtige of.buikzuiverent gedeelte van den
Agarik is geheel in de fchors bev at, en in
een zeer geringe hoeveelbeit, in het meel-
achtige gedeelte..
A G A R I K d e r E I K E N . ( Byvoigz.)
Dit is een foort van zeer zware PaddeHoel,
die op de verdorven plaatzen van verfchei-
(fc foorten. van. boomen groeit.. Het oppervlak
van dit foort van PaddeHoel is ruuw en
knobbelachtig, en zyne inwendige.zelfllan-
digheit vezelachtig , houtachtig/moeijelyk
om te verdeden , met verfcfieide' kleuren
geverwt, uitgezondert w i t , en ondragëlyk
bitter en fcherp van fmaak. De Heer Boulduc
geeft aan deze mannetjes Agarik , de
naam van Valfche Agarik. In het Noorden
zamelt men hem in , voor dat hy op de bomen
verdroogt is ; vervolgens zuivert men
hem eenigzins van zyne fchors.
A G A T Y . ( Byvoegz. ) Dit is een groote
Boom van de Kuit van Malabaar, die op
zandachtige plaatzen g ro e it, zyn wortel is
vezelachtig en zw a r t; zyn Ham heeft vier
en twintig voeten hoogte, en beflaat omtrent
zes voeten in omtrek ; zyne takken komen
uit het middelfte gedeelte, en uit den kruin
voort, en fpreiden zich verder 'in hoogte.of
loodlynig als horifontaal uit : wanneer men
een infnyding in den fchors maakt, zoo
vloeit ’er een helder en waterachtig vocht
u i t , maar het verdikt wel ras en word een
Gom,
A G N A N T U S . Dit is een Plant waar
Vaillant gewag van maakt , hare bloemen
vormen trosjes, en zyn aan het uiteinde der
fteelen en takken geplaatft ; zy hebben veel
overeenkomft met die van den Kuifchboom:
zie dit woord. Wanneer de bloemen afvai-
len volgen ’ er Beziën op , die een eenig.
zaad bevatten. Zie de Memoriën van de Aka-
demie'der Wetenfchappen" van Parys , . voor'
bet ffaar 1722..
A G O U T Y , f Byvoegz. ) De vobrfte'
pooten van die Dier zyn in vier vingeren verdeelt
die met fcherpe nagelen bezet zyn,
waar tegens de achterfte pooten ’ ér v y f
hebben. De Agouty heeft twee tanden in het.
opper kakebeen, en twee andere in het on-
derfte , welke naar die der Hafen gelyken..
Het wy fje van dit Dier vormt z ich , voor
dat zy werpt, een bed van Kruiden en Mofch-
ohder een Heefter : zy zoogt hare jongen op
deze plaats;, gedurende twee o f ’drie dagen,
en brengt hen vervolgens in een holle boom-
over, alwaar zy hen verzorgt tot dat zv hare
befcherming onfbéeren- konnen; Hiftorier
van de AntilUfche Eilanden.
A G R M l \ l-.l 1) of A (11 H A L ID ;
Dit is , volgens- Lemery , een.Boom die zoo'
C 3, groot