het gebruik minder gevaarlyk is , als dat van
den Tabak.
T A B R O U B A . Dit is een groote
Boom die op Suriname g ro e it: zyne bloemen
zyn groenachtig w ï t , en worden van
vruchten gevolgt, welke witte zaden bevatten
5,»die naar die der yygen. gelyken.
TVÏen trekt ’er een lap u i t , ’t geen door de
zonneTtraiun zwart w o rd , en de Indianen
'een verf .verichafc , waar mede zy hun lichaam
verwen. Wanneer men een infnyding
in de takken van den Tabrouba maakt, zoo
Vloeit ’ er een melkachtig en bitter fap uit ,
.waar mede de Wilden hun hoofd wr.yven,
'met oogmerk om ’er de laftige Infeflcn van
te verwyderen,
. T A C L O V O ; Dit is een foort van
Ooft-Indifche Oefter , die. verfcheide ponden
weegt. Men'heeft eenige Bands, ( een
foort van Bofch-Aapen) , die ’er gretig naar
z y n , en haar op de oevers zoeken, Vermits
deze Oefters dikwyls gapen, en de Aap
yreeft dat z y , wanneer hy haar verllinden
wil , hare fchelp zal toefluiten , en zynen
poot vafthouden , zoo werpt hy een (teentje
tuflchen de fchelpen , die haar het fluiten
beletten, en hy verflind de Oefter vervolgens
op zyn gemak,
T JE D A . Dezen naam geeft men aan de
ónderfte takken van de Pynboomen der Bergen
, welke met Harft vervult zyn , en hierom
tot T oortzen verftrekken.
T A J A C U of P E C A R I , Poreus mo-
febiferus. ( Byvoegz. ) Dit is een foort van
Wild-zwyn o f Varken , ’ t geen natuuriyk
aan Amerika is : het is een der talrykfte en
aanmerkelykfte fobrten van Dieren, die men
in dit Werelddeel heeft.- B y den eerden
öpilag van het o o g , gelykt dit Dier naar
ons Wild-zwyn , o f naar het Siamfche Varken,
’ t geen gelyk men w e e t , niets anders,
éven als ons tam Varken, dan een verfchei-
deriheit van het Wild-zwyn o f Wild-varken
is. Deszelfs lichaam is met borftels bedekt,
-die zoo ftevig zyn , dat zy naar de pennen
der Stekelvarkens gelyken.
D it Viervoetig D ie r , is , onder alle de
Dieren , het eenigfte , ’ t geen een opening
aan dat gedeelte van het lichaam heeft
( want deze beurs is op den rug , naby het
achterfte gedeelte geplaatft, en heeft een
opening van twee o f drie lynen wydte,maar
die tot een diepte van meer dan een duim
indringt).. D é Civetkatten , Geneikaiten,
enz., hebben de bewaarplaats van haar reukwerk
onder de teeldeelen. De Ondatra o f
Muskus-rot, het Muskus-dier , hebben haar
aan den buik.
Deze-Dleren zyn zeer talryk in a'llé de
warme en Bergachtige Geweften van Zuid-
Amerika; zy trekken gewonelyk in troepen
voort, en onthouden z,ich zomtyds ten getale
van twee o f drie hondert by elkande-
ren ; zy bezitten het zelfde natuuriyk vernuft
om zich te verdedigen , en zelfs om aan
te vallen als het Varken, vooral diegene,
die hunne, jongen wegvoeren willen ; zy
koomen ejkanderen onderling te hulp , be-
(chermen hunne jongen , en kwetzen.de
Honden en Jagers dikwyls. Men kan hen
gemakkelyk tam maken , Wanneer men hen
jong v an g t; zy leggen' alsdan hunne naiuur-
lyke vvoeftheit af', zonder geinteónJGiam; te
worden , want zy herkennen niemand , eh
kleven zelfs die gene niet aan , die hen van
Onderhoud verzorgen ; maar zy keeren uit
zich zelven naar hunne Schuilplaats .weder.
Dit foort van Wild-zwyn , febroomt de koude
, en zou zonder befchutzel in .onze gematigde
Geweften, nietleeven konnen , gelyk
ons Wildzwyn in al .te koude Landen niet
beftaan kan. De Tajacu is een zeer onder*
fcheiden foort van óns Europeaanfch Varken
; want z y teelen met élkanderen niet
voo rt, fchoon deze Poorten elkanderen fchy-
nen te naderen.
Wanneer de Tajacu gedood is , zoo is het
van aanbelang om aanftonds de beurs af te
fnyden,- die hy op den rüg heeft, Deze bevat
een vocht waar van den reuk minder
dien van het bevergeil , als van de muskus.,
nadert. Het is mede noodzakelyk, dat men
de mannetjes, op het oogénblik dat men hen
d o o d v a n de teeldeelen berooft, gelyk men
zulks de Wilde-zwynen mede d o e t; want,
zonder d it , zou ’ er het zelfde ongemak uit
voorkomen. Het vleefch van dit' D ie r , is
drooger, ’en'beeft minder (pek, als dat van
ons Varken , maar het is echter nieck waad
om te eeten , en zou door de iubbing, béter
konnen worden.
T A I P A R A . Dit is een bevallige Bra-
ziljaanfche Pappegaai , die de grootte'van een
Leeuwrik heeft Deszelfs vederen zyn citroen
geel , en zyne ftaart is zeer kort, Zyne
bek
bek is ro o d , en zyne beenen zyn graauw ;
hy onthoud zich op plaatzen die weinig bewoond
zyn , en op boomen-, op welke men
een groot aantal Mieren heeft.-
T A K K E N : zie dit woord in het Al-
phabetiefch. Tafreel», enz.-,. op het woord
Pl a n t .
T A L A P O I N . - Dit is een klein foort
van Guenon , ’ t geen een vry bevallige gedaante
heeft: men vinddit Dier- in de Land-
fchappen van Ooftelyk Azia: z ie A a p :
T A L 11R - K A R A , Arbor Indien Jpi-
n.ofa , flore & fruBu vidua. Hort. Malab.
Dit .is een groote Boom van de Kuft van
Malahaar, die altoos groen is : zyne wortel
is met een. donkere (chors bedekt , die
een fterke reuk en ; een zamentrekkende
fmaafe heeft ;■ zyne ftam is zeer hóóg , witachtig..,
en met- een gladde en ftofachtige
fchors bedekt ; zyne. takken zyn talryk,
breiden zich verre uic, en zyn met langwerpige
en zeer harde doornen gewapent; zyne
bladeren zyn groen ,. langwerpig , een weinig
aan de zyden getant, dik-, blinkende,
zeer fpeceryaohtig,.eh zeer fcherpvanfmaak.-
De bladeren die aan den-top voortkoomen,
zyn , voor het grootfte gedeelte , malfch ,
en hebben een purperachtige roode kleur.
Men w i l, dat men tot heden to e , geen bloe--
men of'vruchten op dezen Bo om, gezien
heeft.
T A L K . QBjcoegz.y Het foort ’t geen
geel is , vergezelt dikwyls de Tin-Ertz , en'
verftrefct gewonelyk tot een Ertz o f Matrice
aan de Grenaten,
■ In ’ c algemeen is. het gene men oneigent-
lyk Kryt van Briançon noemt, een gemeene
Talk , die vet in het aanraken , en uit korte
, maar vafte en te zamengepakte plaatjes
te zamengeftelt is , die dan eens wit o f ros-'
achtig',. en dan weder leikleurig , o f groenachtig
zyn. Eenige Geneesheeren , fchry-
ven zomtyds deze wederfpannige aarde voor,
als een opflorpent en zamentrekkent middel
zynde ; maar zy kan geenszins dit oogmerk
vervullen, vermits het een talkachtige zelf-
ftandigbeit is , die onoplosbaar in het zuur der
eerfte wegen is , en dus bygevolg , onbekwaam
, om in de Dierelyke huishouding,
o-ver te gaan, met zich met de vochten te-ver- -
eénteen. ■
T A M A L A P A T R A . D it isd eB o om
die het Indiaanfche hlad verfchaft , ’t geen
onder den naam v&siMaiabathrum en Folium-
Indum bekent is; Zie Indiaanse h-Blad.
T A N D E N , . Dentes, Dit zyn de hardde
beenderen van het lichaam der Menfchen
en zelfs van dat der Dieren. Alle de foor-
ten van tanden, van het eene en andere kakebeen
, bezitten de verwonderenswaardig-
fte gedaante , plaatzing en fchikking».: zy
zyn des te harder, om dat zy nader nahyhet
middelpunt der beweeging geplaatft zyn , zy
zyn in byzondere holligheden be v a t, die
men tandkaflen noemt; zy zyn hier in door
een nagelswyze gewrichting vaftgehouden
die men Gompbajis noemt. Men heeft drie
foqrten van tanden in het grootfte gedeelte
der Dieren,- én vooral in den Menfeh.: Die
gene-, die in het voorfte 'gedeelte- van
ieder kakebeen geplaatft zyn , noemt men
Snytdnden ; zy zyn breed , dun en plat |
eenige noemen hen, eerfte tanden', Primo-
res, om dat zy het eerfte te voorfchyn komen,
: andere , geeven: hen den naam van
Melktanden, Lactei ;-.';en weder aadère', die
van Lacbtanden, Ridentes , om dat zy zich
het eerfte vertonen wanneer, men lacht.- De
Hondstanden , die tuflchen de Snytanden en :
M a a lta n d e n geplaatft zyn ; zyn die gene
, die het gemeen,- (Slleres o f Oogtanden
noemt, om dat een gedeelte van de zenuuw
die het oog-doet beweegen , zich ’er door
verfpreid, en om dat hier uit het gevaar
ontftaat, om hen te doen trekken: eindelyk
heeft men deMaaltanden^we\ke‘'zot de kaau-
wing dienen. ' De eerfte-hebben alleen eene
wortel, de hondstanden hebben ’er zomtyds
twee , en de maaltanden ,- hebben ’ er zona-
tyds drie en vier; Naar mate dat de tanden
buiten hunne kaften komen , wórd het tand-
vleefch rood en zagt. To t dezen tyd is de
(toffe van de tanden , zagt en (lymachtig : :
p op het artikel M e n s c h . De Tanden
zyn, volgens Peyer, uit gekromde en harde
vliesjes te zamengefteld, die door een lym-
achtige (lymerigheit , vereenigt worden.
Wanneer men de tanden van.het H é r t , van
het Paard, van het Schaap, enz. befchouwr,
zoo zal men bevinden dat het gevoelen Van
dezen Schryver zeer gegrond is. De Heer
de la Hire de Jonge , beeft waargenoomen,
dat het lichaam van een tand , -met een byzondere
en witte zelfftandigheit bekleed is , •
die emailjeerzel o f verglaaft genoemt word,