IS+ GUIB. G U IN E E SCH RH E E T JE .
zicht, en vlucht zoo ras men het naderen
wil. De Indianen maken van zyn huit tot
klederen gebruik.
G U I B . Dit Dier fchynt een middelfoort
te vormen tuflchen de Gazelle en de Geit;
men ziet hen in groote troepen aan de Senegal
, en in de vlaktens en boflchen van
Podor, zoo als de Heer Adanfon zecht. Dit
Dier gelykt door de gedaante van het lichaam
naar de Gazelle; maar deszelfs borft
en buik hebben een donkere kaftanje-kleur:
het is vooral aanmerkelyk om zyne witte
handen op een donkeren grond van kaftanje-
bruin hair, en die op deszelfs lichaam in
de lengte, en dwars even als een harnas ge-
fchikt zyn. Zyne hoornen zyn glad, hebben
geen dwarslopende ringen , maar zyn
met twee in de lengte, voordopende 'ribben
bezet, waar van de eene aan het onder gedeelte,
en de andere aan de boven zyde ge-
plaatft is , zy vormen een flangetrek van
het onderfte_gedeelte tot aan den punt, eb
z y fchynen mede een weinig te zamenge-
drukt.
G U I N E E S C H R H E E T J E . Onder
dezen naam betekentde Heer de Bujjfrn een
klein bevallig D ie r , ’ t geen men in de In-
diën op C y lo n , Java, aan de Senegal, in
Congo, en in andere by uitftek warme landen
vind, en ’ t geen door een groot getal
Reizigers de namen van Hertje o f Rbeetje
gegeven word.
De Guineefche Rheetjes gelyken inder-
daat in het klein naar een Hert , door de
gedaante van den muil, de tengere geftalte,
de korte ftaart, en de vorm der beenen ;
maar z y verfchillen ’er oneindig van, door
de kleinheit van hun lichaam, de gröetfte
Guineefche Rheetjes zyn niet grooter als
een Haas: behalvén dit hebben zy geen takken
op den kop. Het eene foort heeft vol-
ftrekt geen hoornen; dat gene dat ’er heeft,
heeft holle en geringde hoornen , die vry
gelykvormig aan die der Gazelle zyn; maar
zy zyn noch Herten noch Gazellen , en
maken een o f meer byzondere Iborten
uit.D
eze kleine Dieren, die de Natuuronderzoekers
door den naam: Ccrvus perpufillus,
juveneus, Guine'ènjis betekent hebben , zyn
van een bevallige geftalte, en zeer wel ge-
vormt; zy maken verbazende fprongen en
GUINEES: W O RM . G U L D E -W O L F .
huppelingen, want men zecht, dat zy over
een muur fpringen, die tien o f twaalf voeten
hoog is : echter fchynt het dat zy niet lang
lopen kannen, want de Negers konnen hen in
het lopen achterhalen. Niets is aahminniger,
zecht Desmarcbais in zyne R eize, noch makker
en liefkozender als deze kleine Dieren;
maar zy zyn zoo teder, dat zy de Zee niet
wederftaan konnen ; en welke voorzorgen
men ook gebruikt heeft om hen in Europa
over te brengen, zoo heeft men echter hier
in niet konnen flagen: behalven dit konnen
deze Dieren niet dan in zeer heete geweften
leven. Het zyn de pootjes van deze Rheetjes,
die de Indianen in goud vatten, om de
Europeanen, die Bêminnaren van natuürly-
ke zeldzaamheden z yn , te vereeren.
G U I N E E S C H E W O R M . (_By-
voegz.j De Heer de Romé de F Ijle, heeft
ons gezecht , dat men mede Wormen van
dit foort in de Ooft-Indiën', in het Koning-
rykTanjaour, heeft; dat’er verfcheide maanden
nodig zyn om hen geheel, uit te doen
komen , want men trekt ’ er niet. meer dan
een o f twee lynen op iederen dach uit. Deze
zelfde Waarneemer heeft ons verzekert,
dat men geen van deze Wormen in hetLand-
fchap Arcatte verneemt, ’ t geen aan dat van
Tanjaour grenft, en dat verfcheide Franfche
Krygsknechten , die in het laatfte in bezetting
lagen, ’er door aangetaft wierden. Men
fchryfide oorzaak hier van aan het water van
dit Landfchap toe , ’ t geen mogelyk de eitjes
van deze Infe&en bevat. Veele Lieden,
worden mede door deze Wormen, in Zuid-
Amerika, gekwek ; zouden deeze Wormen
geen Draakjes zyn ? Zie D a a u w w o r -
m e n. Men flaagt om den Cuineefchen Worm
op te fpuiten, zonder zyne lengte te verminderen
, die zeer aanmerkelyk is , en
fchoon hy zeer dun is , ettmen weet hem
mede zyne natunrlyke kleur te doen behouden.
G U L D E -W O L F , Aureus Lupus. Dit
Dier doet zich, door zyne diefachtige gc-
neigtheit, door geheel Azia en in Turkeyen,
vreezen : het jaagt in troepen , die zomtyds
twee honden in getal zyn. Het baft des
nachts , even als de Honden , en zyn ge-
fchreeuw vormt de woorden hau, ban. -De
huit der GuUle Wolven, heefteen geele kleur,
waar van de Inwoonders fchoone Peltereyen
„ be-
G Y P S .
bereiden, die zy tot een hoogenprys verkopen.
‘ G Y P S . QByvoegz. ) Bladz. ijle kol.
reg. 19. De Gyps van Montmartre , naby
Parys „ die een beitelswyze Kriftalfchieting
heeft, is een fchoon doorfchynent plaafter,
’ t geen gebladert, geelachtig, en uitmuntent
tot plaafter werk, en afgietzelen is, De Stukadoorden
maken ’er menigvuldig gebruik
van , en alle de' Standbelden en Afbeeldingen
, die zoo zeer in de mode in Vrankryk'
geworden zyn , zyn van het Plaafter van Parys
gemaakt: men moet deze ftofle met het
Rumfcbe Glas niet verwarren, ’ tgeen Mos-
koviejcb- o f Marien-glas genoemt word : zie
M i c a , dit is de ware Ezelsfpiegel, o f de
Lapis fpecularis, eigentlyk gezecht,
Bladz. 395. ide kolom, reg. 2. van onder.
Het is niet zeldzaam, dat men ftukken Plaafter
ziet, d ie, voor een groot gedeelte, de al-
gemeene en byzondere eigenfchappen van
de Kalk deelen. De Gyps is geen ooripron-
kelyke Steen : zy is geen voortbrengzel, ’ c_
geen toevallig gevormt is ; en wanneer zy
opbruifcht, zoo is dit een b ew y s , dat zy
G Y P S . iSS
niet zuiver i s , en dat ’ er de kalkachtige
Steen zich noch naakt in bevind.
W y hebben gezecht, dat men de Gypzen
by lagen in den fchoot der Aarde vind. N e men
wy de Heuvel van Montmartre tot een
voorbeeld, die byna alle de Plaatfter veifchaft,"
welke men tot de Gebouwen van Parys gebruikt.
Merken w y te gelyk aan , dat dit
Bergje verfchynzelen aanbied, die de oplet-
tenheit der Natuuronderzoekers waardig zyn.
Het is in het midden van een geheel kalkachtige
Landftreek geplaatft , en uit een
groot getal lagen te zamengeftelt, welke
evenwydig met den Gezichteinder zyn , in
welke men verzekert nóóit delfbare Schelpen
gevonden te hebben, fchoon ’er alle de
omliggende Streeken van Parys mede vervult
z y n , en, om dus te fpreeken , alleen
door hunne puinhopen gevormt zyn : w y
konnen echter verzekeren , dat men ’er menigvuldig
malen Beenderen en Wervelbeenderen
van Viervoetige Dieren in vind, welke
niet verftéent, maar reeds een weinig
vernietigt, en zeer naauwkeurig in den Steen
bevat zyn , wy hebben ’er zelfs Noten o f
Afdrukzelen van Gaperfchelpen in gevonden,
die wy in ons Kabinet bewaren.
V 4 HAAG»