dat een ftilftaande water, gelyk dat van een
Vyver , gemaklyker en fpoediger bevrieft
als het water van een Rivier , die met fnel-
heit ftroomt; het is-mede zeldzaam dat het
middelfte gedeelte van èeh groote Rivier alwaar
de ftroom het fu e l f t e i s , bevrieft.
Wanneer een diergelyke Rivier , geheel
met Ys bedekt word, zoogefchieddit doorgaans
door de aan-een-hechüng derysfchors-
zen die zy afvoert, en die dóór verfcheide
hinderpalen, genoodzaakt worden zich te
veréenigen ; deze ysfchorszen hooppen te
zamen, ftapelen zich op elkanderen, en vormen
nooit een glad veld van y s , gelyk dat
van èen Vyver: de ysbergen van Ysland en
Spitsbergen , zyn mede in dit geval. ‘ Zie
Y s - Z ee. Hét is ten onrechten , dat men
gewonelyk gelooft dat de Rivieren eerft op
naren bodem beginnen te bevriezen ; het is
bewezen, dat z y , even als alle andere wateren
, altoos aan het oppervlak bevriezen.
Een geringe drooge wind is altoos hetguns-
tigfte voorde vorming van het ys , en des-
zelfs hardheit is zomtyds zo g ro o t, dat zy
die van het Marmer overtreft. Het fchynt
dat het ys des te bekwamer is om zyne ver-
breeking te wederftaan, hoe zamengepakter
het is', en hoe minder lucht het bev at, o f
hoe heviger de konde is , ' waar door het
voortgebracht is , en hoe kouder de Landen
zyn waar in het gevormt word. Het ys is,
in het'Noorden dikwyls zoo hard, dat men
het naauwlyks met een hamer verbreeken
kan: zie hier een zonderling bewys van de
vaftheit en zamenhang van dit Noordfche
ys.' ■ ' -' ' . ■ , ■
Gedurende den geftrengén winter van het
jaar 1740, bouwde men te Petersburg, volgens
de regelen van de bevalïigfte bouworder
, een Paleis van y s , ’ t geen twee en vyftig
en een halve voet lang', zeftien voeten breed,
en twintig voeten hoog was , zonder dat de
zwaarte van de bovenfte deelen, o f den top
die mede van ys waren , den voet van het
gebouw fcheen te benadeelen: deNe v a,d ié
door deze Stad 'ftroomt, en in welke het ys
twee o f drie voeten dik w a s , had ’er de
bóuwftoffe toe veffchaft. Om het wonder
te vergrooten , plaatften men voor het geb
o uw , zes ftukken kanon, en twee mortieren
van y s , welke op affuiten en ftoelen,
van dezelve ftoffe lagen, zy hadden alle dezelve
evenredigheden als gegooten ftukken
yan hetzelve ealiber , fchoon zy de groote
hadden van ftukken van jrie ponden .buskruid,
zoo laden men hen echter maar met
een vierde pond: men fchoot hen a f , en de
kogel van een dezer ftukken , doorboorde
een plank- van twee duimen dikte-, op den
afftand van zeftig fchreeden. Dit kanon ,<
■ waar van de dikte ten hoogften vier duimen
was , wierd door eene zoö geweldige uit-
barfting niet verbroken. Ditkangeloof doen'
geevën aait het geen Olaus Magntts van de
Veftingwerken van ys verhaalt, van welke,
zoo.hy verzekert, de Noordfche Volken irv
tyd van nood gebruik maken. Een Engelfch
Natuurkundige, deed in het jaar 1763 .wanneer
de koude mede zêer hevig was, een andere
wetcnswaarcjige proefneeming; bynam
èen ftuk y s , rc geen twee voeten en negen'
duimen middelyn» en v y f duimen dikte had;
hy vormde hier een lins van, die hy in de
zonneftralen plaatften, en ’ er op den afftand'
van zeven voeten , buskruid; papier, lyn-
w a a t, en andere brandbare ftoffen , mede-
deed ontbranden.
Men begrype- ligtelyk, dat het Y s , ligter .
als het, water zynde , aanmerkelyke lallen'
dragen kan, wanneer het zelfs door het war
ter onderfteunt, en gedragen word. Gedurende
den hevigen vorft, van het jaar 1633,
had het ys in de Teems, niet meer dan e lf
duimen dikte, echter reed men ’ér met ko e t-
zen over. Men kan mede geïnakkelyk b e-1
grypen , dat y s , ’ t-géen aan yafte. liéhatnenr-
gehecht is , gelyk dat van een Riv ier, aan
hare bporden , een veel grooter laft dragen
kan, dan dat, ’ t'geen los op bet water dryft^
o f op verfcheide plaaizen gebarften, en ge-'
fcheurt is.- ■
Y S B E R G E N of Y S V E L D E N .
Men heeft mogelyk geen treffender fchpuw-
fpel in de.Natuuf, als dat van de Tsbèrgen
o f T melden van Zwitzerlaed; men vind hen"
op verfcheide plaatzen van .het Alpifche gebergte.
Hunne toppen, welke zoo verheven
z y n , dat eenige, volgens Scbeucbzer ,
twee duizent vademen boven- het -oppervlak
der Ze e , uitfteekén, bevinden zich in
een koude luchtftreek gedómpelt , en zyn
altoos met fneeuw*en y s , bedekt: naby deze
toppen bevinden zich zeer groote Meeren
, Of be waarplaatzen van water , * welke
tot op een groote diepte ,. bevrozen zyn ;
maar die door de verwilfeling der jaargety-
den beurtelings o n td o o ije n e n weder,be-^
Vriezen ; welke verwiflelingen, de be-
zienswaardigfte verfchynzelen , vóórtbrengen.'
Ónder alle deze ■ Tsbergen en Tsvelden van
het Alpifche gebergte , . vind men de aan-
merkélykfte mogelyk op den Grindelwald;
mefi heeft dezen Berg twintig uuren van
Bern, naby een Dorp , ’ t geen zynen naam
draagt. De Hèer Altman, in zyne Verhandeling
over de Tsbergen en Tsvelden van
Zwitzerland, ze ch t, dat het Dorp van
Grindelwald, in- eén doortoeht .van bergen
lecht, die lang en fmal is-; van deze plaats
a f , begint men reeds deze Natuurlyke zeld-
zaamheit te ontdekken ; maar wanneer men
hoger op den Berg klimt , zoo ziet men een
der fchoonfte fchouvvfpellen ylie men zich
verbeelden kan: dit is eene Zee van Ys , o f
eene onmeetbare uitgeftrektheit van bevrozen
water.' Met de helling van eenen hogen
Berg te volgen op de plaats alwaar-zy
naar de Valey nedefgaat , en een hellent
vlak vórmt, koomt ’ er uit dezen bevrozen
waterbak een verbazende meeuigte van pyramiden
v o o r t, wélke een foort van dekkleed
vormen, en de geheele breedte van de
Valey beflaan , dat is te zeggen, eén uitgeftrektheit
van omtrent v y f bondertfchreden;
deze pyramiden' bedekken de geheele helling
van den Berg: de'Valey is aan beide’
zyde met twee zeer hooge- Bergen b e ze t,'
die met Kruiden en een Bofch van Denne-
boomen tot een zekere hoogte bedekt zyn ;
maar hunne toppen zyn onvruchtbaar, en'
kaal. Deze byeenverzameiïng van pyrami-
,den o f Ysbergen , geiyken naar een Ze e ,
die door de winden beroerd is , en wier baren
plotfeling door den vorft bevangen zyn;
o f liever, men ziet eenen halfronden lchouw-
burg, die door een tallooze verzameling van
zeshoekige pyramiden gevormt word , waar
van ieder dertig o f veertig voeten hoogte
h e e ft, ’ t geen een fchouwfpel van een verwonderenswaardige
fthoonbeit, vérfchaft.
Niets is vooral te vefgelykèn methetuit-
werkzel dat het voortbrengt, wanneer de
Zon in den Zomer hare ftralen in een fchuins-
fe richting op deze pyramiden van ys , ne-
derfchiet; alsdan begint dit geheele Ysveld
te rooken , en geeft eenen luifter van zich,
die de oogen naauwlyks wederftaan konnen.
Het is eigentlyk aan het gedeelte , ’ t geen
dus hellende voortgaat met de daling van den
Berg te volgen , en ’t geen een foort van
gewelf vormt, dat met pyramiden bedekt is,
waar aan men den naam van Tsveld o f van
Gletfcber in de taal van dat Land geeft.
Men ziet op de verhevenfte plaats , van
waar het Ysveld begint neder te dalen, kruinen
van Bergen, die altoos met fneeuw bedekt
zyn: zy zyn hoger als alle die gene die
hen omringen. Men ontdekt hen mede uit
alle de deelen van Zwitzerland. Het ys en
fneeuw ’ tgeenhen bedekt, fmelt byna nooit
geheel; echter getuigen de Jaarboeken van
dat Land, dat men ’er in het jaar 1540, een'
zoo onmatige hitte, gedurende den Zomer»
gevoelde, dat dit Ysveld geheel verdween;
óp dien tyd wierden de bergen van den Y s -
en fneeuwkorft ontbloot, welke hen bedekte,.
en zy vertoonde de naakte R o ts , waar
dit zy te zamen geftelt zyn ; maar binnen
weinig tyd herftelde zich alies in zynen vo-
rigen ttaat.
De bevrozen Bergen die men van den Ys-
berg van Grindelwald ziet, bepalen van alle
zyden het onmeetbaar* Meer , o f de bewaarplaats
van bevrozen water, ’ tgeen men
’er in vind. De Heer Altmaan g ift , dat het
eén aanmerkelyke uitgeftrektheit heeft, en
dat het zich ter lengte van veertig uuren uitbreiden
kan , met het opperfte gedeelte van
een keten Bergen te beflaan, die een groote
plaats in Zwitzerland bekleed. Het oppervlak
van dit bevrozen Meer , vertoont zich
als een Spiegel , uitgezonden de barften ,
welke ’er in zyn; gedurende de Zomer-hiite
fmelc dit oppervlak , tot een zekeren trap.
Het gene de giffirrg van den Heer Altmann,
over de uitgebreidheit en groote van dit Meer
beveiligt, is , dat twee der.grootfte Rivieren
van Europa, de Rhyn en de Rhone ,
uit den voet der Bergen o n t fp r in g e n d ie .
een gedeelte van deszelfs kom uitmaken ,
zonder de Tefiino, eii een groot getal andere
Rivieren en Beeken van minder belang,
mede te rekenen. Ten tyde , wanneer dit
Meer geheel bevrozen i s , wagen zich de
Inwoonders zomtyds om 'er over te trekken,
ten einden den weg te verkorten ; maar deze
weg is niet zonder gevaar, ’ c zy om de
barften welke zich reeds in ,’ t ys, gevormt
hebben, ’ t zy door die gene, welke ’er van
oogenblik tot oogenbiik in ontftaan konnen
door de pogingen der lucht, die onder het
ys befloten , en té zamen gedrukt is : wan- '
neer dit gebeurt, hoort men van verre een
verfchrikkelyk geraas; en eenige Reizigers
l ï i 3 1 heb