E B B E N H O U T * E C H O . E C L I P S *
E B zie V l o e d*
E B B E N I I O U T r ( Byvoegz. ) Het
zwarte Ebbenhout is mogelyk de Panacoco
van de Antillifche Eilanden : zie dit 'woord.
De Vader Plumier, fpreekt van eenen anderen
Boom, die zware Ebbenhout uitlevert,
en door hem op het Eiland St* Domingo-,
ontdekt is , hy noemt hem fpartium portula-
Cce foiiis, aculeatum, ebeni materies*
De Boom die het groene Ebbenhout voortbrengers
de Bignonia arbor hexapbylla , flore
maximo luteo van Barrere. Zyne bloemen
zyn groot en geel. Men heeft opgemerkt,
dat het groene Ebbenhout in de aarde geleeht
zynde , niet langdurig is. In Guajana laat
men deszelfs bloemen by gebrek van Sene-
bladen aftrekken, en dit aftrekzel is een goed
buikzuiverend—middel. Dit purgeermiddel
rechttydig in het jaar 1755 , ingegeven zynde
, gedurende de befmettelyke ziekte die
op Cayenne heerfchte ,-was van een gewenfcht
gevolg: dit waren aanvallen van een geweldige
k in k h o e t, die van koortzen en hoofd-
pyn vergezelt was*
Het geete Ebbenhout is niets anders dan
eene verfcheidenheit van het groene Ebben-
hout.
De Indianen .geven onverfchiliig de naam
vam Hazon-mainthi, aan alle de foorten van
Ebbenhout*
E C H O . Dit is een natuurlyke en zom-
tyds , een door kond gemaakte plaats, op
welke het geluit door een v a t lichaam te
rug gekaart , ’o f te rug gezonden word , en
9t geen zich hier door aan het oor herhaalt o f
vernieuwt* De. plaatzen die het bede tof
een Echo gefchikt zyn , zyn de gewelven;
het is in d e z e , dat het geluit vergrofc, en
te rug gekaard word : zoo men verfcheide
gewelven heeft:, zoo word de Echo verme-
nigtvuldigt, en het geluit verfcheide malen
herhaalt. Men heeft plaatzen op welke dit
verfchynzel' tallooze zonderlingheden uitlevert:
dan eens herhaalt de Echo alleen'eeni-
ge. Syllaben , dan weder geheele wóórden*
Vo or ’t overige , alles wat het geluit herhaalt
kan de oorzaak van een Écho zyn :
het is om deze reden , dat de muren o f bolwerken
van een Stad, de BofTchen,. de Bergen,
de Holen, de Rotzen ofhoogtens aan
de over zyde van een Rivier , Echóbs kon-
nen vóórtbrengen. De verfchrikkelyke dagen
van de rommelende Donder, zyn niets
anders dan herhaalde Echoos ,• die door de
lucht wedergalmen.
E C L I P S , T a n i n o. Dit is een kort-
tondige beroving, ’ t zy wezentlyke , o f
fchynbare, van het licht van een.eenig He-
melfch lichaam-, door de tudchenplaatzing van
een ondoorfchynent lichaam , tuflehen het
Hemelfche lichaam en het O o g , o f tuflehen
dit lichaam en de Zon* De Eclipzen der
Z on , zyn in het eerde geval* De Eclipzen
der Maan en der Wachters in het-tweede;
want de Z o n , is lichtgevende van zich zei-
ven ,. en de andere Dwaaldarren zyn zulks
alleen door het licht dat z y van haar: ontvangen.
De Eclipzen der Starren- door de
Maan o f andere Dwaaldarren , worden ei-
gentlyk bedekkingen genoemt. Wanneer een
Dwaaldar, gelyk Venus o f Mercurius, aver
de Zon gaat,, zoo noemt men dit een over-
gang (paflagie) om dat zy maar een klein
gedeelte van de Zon bedekken» Men be-
ïchouwde voormaals- de Eclipzen en Kometen
als bronwellen van groote onheilen ;
maar thans is een ieder, zelfs tot het gemee-
ne V o lk , van de oorzaken van deze Natuurlyke
Verfchynzelen,. onderricht. Men weet,
dat de Maan-Eclipzen hier uit ontdaan , dat
deze Dwaaldar in de fchaduuw van de Aarde
koomt, en zoo lang door de Zon , niet
kan verlicht worden , als zy zich in dezelve
bevint. Dé'Maan-Eclipzen zyn algemeen,,
èrr gebeuren alleen by volle Maan om dat
het alleep in- dezen tyd is , dat de Aarde
zich tuflehen de Zon en Maan, bevind. De
Zon-Eclipzen, worden door de middelynige
tudchen tand van de Maan veroorzaakt, die
een gedeelte van de Zon , o f wel de geheele
Zon,, voorde Imvoonders der Aarde verbergt.:
men zou mede konnen- zeggen , dat
het de A a rd e ,is , welke taant. De during;
van een Eclips is de tyd van den ingang tot
den uitgang. De ingang o f indompeling in
een Eclips , is het oogenblik op welk de
fch y f van de Zon o f Maan zich begin t te
verbergen ; en den uitgang het oogenblik
wanneer- het verduiderde liclatent lichaam
zich
zich weder begint te vertonen. De berpie-
geling der Eclipzen en de naauwkeurigheit
met welke men 'voorlang geüaagt is , om
haar te berekenen en te voorzeggen , alles
dient om ons van de zekerheit der Staire-
kundige uitrekeningen , eti van de pogingen
waar toe het menfehelyk verdand bekwaam
io tex rvXT-aVfil'iïP'PTl..
E D E L E R A K E T T E . ( ByvoegzO
Het-is waardig om aangemerkt te worden,
dat zoo zeer als de Edele Rakette een nuttig
midel is om de vochten op te loden die
in de vaten en ingewanden opgehouden worden
, haar gebrnik alzoo gevaarlyk is in de
fcherpe kwalen der bord.
E E K H O O R N . ( Byvoegz. en verbet E)
Bladz. 286. ode kolom, reg. 10. van onder.
De Vliegende Eekhoorn is een klein Dier, ’ t
•geen zich op de boomen , even als de Eekhoorn
onthoud , het begeeft zich van den
eenen tak op den anderen ; en wanneer het
fpringt om zich van den eenen boom op den
anderen te begeven , o f ov.er een aanmerke-
lyke plaats te trekken, zoo zet zich zyn vel,
’ c geen dap , en 'aan de zyden te zamen gevouwen
is , buitenwaarts u it, en fpant zich
u i t , en verwyd zich door de tegendrydige
richting van de voorde pooten, en door die
van de achterde, die zich achterwaarts uit-
drekken in de beweging van den fprong.
Het vel dus uitgedrekt, en meer als een
duim buitenwaarts getrokken zynde, vermeerdert
zoo veel het oppervlak van het lichaam
zonder de-klomp te vermeerderen ; en
vertraagt dus bygevolg de fnelheit van den
v a l, indiervoegen , dat het Dier door een
eenige fprong een grooter afdand voortgaar.
- Dus i s , zoo als de Heer de Buffon aanmerkr,
deze fprong geen vlucht, gelyk die der Vth
ge1 en , noch een fcheering door de lu ch t,
gelyk die van de Vledermuizen, welke beide
gefchieden met de lucht door herhaalde flin-
geringen te flaan. Het is een enkele fprong
in welke alles van de eerde voortteling afhangt,
waar van de beweging alleen verlengt
is , en veel langer duurt, om dat het lichaam
van het D ie r , een grooter oppervlak
aan de lucht aanbiedende , een grooter we-
ëerdand vind, en veel langzamer nedervalt;
maar het Dier zou voorzeker van geen groote
hoogte vallen konnen , zonder dat het
door den val omkwam , om dat de uitge-
breidheit die-het- tegens de lucht t e l t , niet
bedand zou zyn , tegens de verhaading van
zynen v a l , zóo hy te lang duurde. Het
zwemt gelyk andere dieren , zonder de verlengingen
van zyn v e l ; en fchoon zyn halfnat
is , zop houd het zich echter in de lucht op
even als of.het droog was , en het kan op
zyne wyze vliegen zoo ras het uit het water
koomt. Men merkt in het foort van fprong
o p , die dit Dier doet, om zich van den eenen
boom naar den andereti te begeven , dat
het zyn 'ta ar t beweegt met hem zylingle golvingen
, en van het eene einde , naar net andere
, te doen maken.
Bladz. 287. ïfie kolom, reg. 3* Men voed
hen met brood, vruchten en granen ; zy
beminnen vooral de knoppen en jonge
fcheuten van de Pyn- en Berkeboomen ,
maar zy zoeken de Noten en Amandelen
n ie t, gelyk andere Eekhorens ; zy maken
een bed van de boombladeren, waar onder
zy zich verbergen en den geheelen dach bly-
ven; zy komen *er alleen des nachts u it , en
wanneer zy door den honger gepert worden.
Vermits zy weinig vlughe.it bezitten,
zoo worden zy ligtelyk de prooi van de
Marters en andere Dieren die op de boomen
klöuteren; dus is het aanwezende foort, in
een klein getal , fchoon deze Dieren doorgaans
drie o f vier jongen voortbrengen*
Echter is hun foort veel talryker in Amerika
als in Europa.
E E N D V O G E L . ( ByvoegZ. ) Bladz.
287. 2de kol. reg. 10. van ondèr. De kleuren
, zyn zoo tan dva tig in de wilde Eendvogels
, als zy verfchillehde in de tamme
zyn.
Eendvogels der Rivieren*
De G e m e e n s w in d e E e n d v o g e l ,'
K l e in e g e k r a a g d e R i v i e r -E e n d v
o g e l : Anas torquata minor , dut Ana?
Sylveftris vera. Deze Vogel die men mede'
zomtyds L e v a n t s c h e E en d noemt,
heeft een groote overeenkomt met de tamme
Eend; het fs een trekvogel, en hy trekt ïit
troepen, gedurende den Winter, voort* In
, de Lente volgt het mannetje h e tW y fje , alsdan
trekken zy in paren v o o r t, en verzuimen
zelden om hun n e t naby het water te
maken, *t z y in de Biezen, o f in de Heide r.
de wyfjes leggen en bebroeden vyftien o f
zeltien eijeren , waar uit zoo veel jongen
voortkomen, welke men jonge wilde E.end^
V 3: Y02£-