183 I P E N B O O M . I P P O .
J O O D E N L Y M d e r A R A B I E R
E N . Dit is een mengzel van delf bare -
en groeibare pik* Zie P i s s a s p h a l t u s .
I P E N B O O M . ( Byvoegz.'J Ray zecht,
dat h y , in Engeland , verfcheide Ipenboo-
men gezien heeft , die drie voeten mid-
delyn en meer als veertig voeten lengte hadden,
Dezelve Schryver zecht noch , dat
een Ipenboom met gladde bladeren, waar
van de ftam zeventien voeten , en zyn
kruin hondert en twintig voeten in midde-
lyn beiloeg, verkocht zynde , zyn kruin alleen
acht en veertig karren brandhout, en
zyn ftam , behalven zeftien blokken ,• acht
duizend zes hondert en zeftig voeten planken
uitleverden : het geheel wierd berekent
zeven en negentig tonnen te evenaren. Men
heeft in het zelfde Land een holle Ipenboom
gezien , die ten naaften by dezelve groote
had, en die langen tyd aan een arme Vrouw
tot een woning verftrekte, welke ’er zich
in begaf om te" kramen. Men heeft meer
voorbeelden van andere boomen , wier
grootte , deze noch oneindig overtreft: zie
de Befchryving van den Baobab , op het
woord A a p e n b r o o d ,
I P P O . Deze naam geven de befchaafde
Mahomettanen van Macafler, aan een harft-
achtige en gomachtige zelfflandigheit , die
zoo zwart als Scheepspik i s , en van een
Boom voortkoomt die op het Eiland Cele-
bes groeit. Het zyn de Teragias , een wild
V o lk van Celebes, die dit vergift aan de
Inwoonders van Makafier, te koop brengen
, die het op hunne reizen mede voeren.
Zie hier de wyze op welke zy ’ er zich van
bedienen : zy hebben een blaaspyp die van
een hard en rood hout gemaakt is , en die
z y de naam van Sampitan geven; zy doen
in dit werktuig een angel, die by wyze ,van
het yzer van een piek gevormt, en in het
vergift Ippo gedoopt is , ’ t geen men in een
Galanga-wortel, vloeibaar maakt. Wanneer
de Teragias dit vergift inzamelen , zoo
gebruiken z y de. voorzorg, onj zich voor
den wind te wachten , die van de zyde van
den Boom koomt; zy ontvangen'het in holle
rieten , om te beletten dat het voor de
lucht niet bloot geftelt is : want wanneer
het maar eenigzins uitwaaflemt, zoo verheft
het zeer veel van zyne krachten : hier
om brengen de fchichten, die men in Engeland
overbrengt, en die meer dan een o f
I S A T I S .
twee maanden! voor de lucht bloot geftelt
zyn gewèeft, geen uitwerkzelen voort. De
Grooten van Macafler , hebben een menigte
navorffingen gedaan om een tegengift te-
gens de yerfche Ippo te vinden , maar echter
altoos vruchteloos.
I S A T I S . D it is een foort van Dief ,
’ t geen een middelfoort tuflchen de Vofch
en Hond vormt; het bewoond de Noord-
fche Landen , en vormt zich een hol even
als de Vofch , en heeft mede verfcheide
overeenkomften met den Hond.
De Ifatis gelykt geheel naar den Vofch in
de algemeene vorm van het lichaam , hy
heeft, gelyk deze, een zeer lange en fchoo-
ne ftaart; maar zyn kop heeft weder veel
meer overeenkomft met die van den Hond;
echter zyn zyn neusgaten en de onderkaak,
met geen hairen bezet , zyne ooren zyn by-
na rond , hy heeft v y f vingeren en nagelen
aan de voorfte pooten , en alleen vier aan
de achterfte. De roede van het mannetje
is niet dikker als "een Schryfpen : zy heeft
een beentje , even als die van den Hond ,
dit is de reden, dat hy zich n ie t, gelyk deze
, een oogenblik na de paring van zyn wyf-
je fchéiden kan , om de opzwelling der dee-
len. Zyne zaadballen hebben de grootte van
een Amandel.
Deze Dieren paren in de maand Maart,
de wyfjes dragen negen weeken , gelyk de
Teeven , en z y werpen doorgaans , zeven
o f acht jongen , die zomtyds verfchillende
kleuren hebben , wanneer zy geboren worden
, en die mede van kleur moeten ver-
fchillen , wanneer zy tot hunne volkomen-
heit gekomen zyn ; die gene , die wit moeten
worden , zyn geelachtig by de geboorte
; èn die gene, die afchverwig blaauw zyn
'zullen , koomen zwartachtig ter wereld.
Wanneer de vacht van dit Dier , die men
tot bontwerk gebruikt, tot haren ftaat van
volkomenheit gekomen is , zoo heeft het
hair twee duimen lengte ; maar deze vacht,
is alleen in den .winter fchoon , om dat het
oude hair alsdan, geheel uitgevallen is, De
jonge Ifatiiïèn, die geheel wit moeten worden
, hebben in de maand September, dat is
te zeggen , vier maanden na hunne geboorte
, een in de lengte lopende bruine ftrèep,
en een andere dwarsftreep op den rug : het
zyn dit foort van Ifatiflen, die men Gekruisjle
VoJTcben genoemt heeft.
De Ifatiflen, bewonen dekoudfte Landeh,
IT A L IA A N S CH E M A N T IS . JUFFERS.
en de Bergachtigfte gedeeltens van Lapland,
Siberiën, Noorweegen , en zelfs van Ys-
land : men ziet hen mede aan de oevers der
Ys-Zee. Gedurende de tyd van hunne her-
dens-bedryven , die veertien dagen, o f drie
weken duren, bewonen zy hunne holen,
niet, maar na dezen tyd begeven zy er zich
weder in , en maken verfcheide uitgangen
aan deze holen, die naauw en. diep zyn.
Deze dieren voeden z ich , gelyk de VosT
fchen met Vogelen en Haafen die zy met
dezelve loosheit weten te vangen, Z y begeven
zich in het water, en zwemmen de
Meeren over , om de neften der Eendvogelen
en andere Watervogelen te zoeken ,
waar in z y de eijeren en jongen verflin-
den,
I T A L I A A N S C H E . M A N T I S .
(_ Byvoegz. ) Zyne oogleden hebben v y f gewrichten
; zyne fprieten zyn enkelvoudig,
ko r t, en draadswys ; zyn kop is klein en
•platachtig: aan iedere zyde van het hooft,
heeft hy een groot netswys o o g , en boven
deze twee kleine gladde oogen , ’ t geen ’er
vier in ’ t geheel maakt, zyn borftfchild is
lang , fmal, gezoomt , en met- een foort
van uitftekent kruis verfiert: de fchilden die
twee derde gedeeltens van het Infeét bedekken
, zyn ge-adert, netswys over el-
kanderen gekruift , en bedekken doorfchy-
nende en ge-aderde vleugelen : -de achterfte
beenen zyn zeer lan g , en de voorfte zeer
breed: de kleur van de Mantis is groen , eri
een weinig bruinachtig.
J U F F E R S . ( Bladzyde 521.
ifte kolom , regel 25. Dit is de wyze , op
welke deze Infeften hunne liefdens-bedry-
ven aanvangen. Wanneer het mannetje dus
zyn wyfje gevat heeft, zoo houd hy het vaft,
en laat het zich niet weder ontfnappeh: hy
'is alsdan noch niet verre gevordert. Het is
hen onmogelyk om zyn deel by dat van zyn
wy fje te brengen , die’ hy by het uiterfte
van het lichaam vaft heeft. Zoo lang het
wyfje zich niet naar zyne begeerte fcnikt,
zoo kan <Jé paring niet gefchieden ; hy voert
het wy fje aan het uiteinde van zynen ftaart,
hangt het in de lucht o p , tot dat dit l^atfte,
o f vermoeit , o f verhit geworden zynde ,
zich aan zyne driften overgeeft , alsdan
kromt het wyfje deszelfs buik nederwaarts,
laat hem tuflchen zyne beenen , en voorby
J U L U S , 185
zyn kop gaan, en brengt het üit-einde van
deszelfs buik , tegen het deel van het mannetje
, ’ t geen zich mej zyn wyfje paart,
zonder deszelfs kop los te laten. Gedurende
de paring , hebben deze Infeften , een
zonderlinge houding : zy vormen een foort
van ring. De kop van het wy fje , word
door den ftaart van het mannetje vaftgehou-
den, terwyl het uit-einde van deszelfs buik,
die den kring vormt, met het opperfte gedeelte
van zynen bnik gepaart is. Deze Infeften
vliegen dus in een zoo gedwonge
houding, en fch'eiden niet van elkanderen
voor dat de paring volkomen voltrokken is.
Deze vreemde paring doet ons zien , hoe
vruchtbaar en onuitputtelyk de Natuur, in
uitvindingen is , om tot hare oogmerken te
komen. ( De Lezer moet op Bladzyde , 521.
ijle kol. dat gene overflaan , dat van reg. 32,
tot reg. 45. gezecbt word. )
J U L U S . D it Infeft , ’t geen door de
Heer Linnaus 'onder de Duizentbeenen ge-
plaacft word , koomt ’ er wezentlyk , door
deszelfs langwerpige gedaante , en het groot
getal der pooten , mede overeen ; maar het
verfchilt ’ er door de vorm van zyn lichaam
van , die rond én kegelvormig is , en door
zyne fprieten , die nooit meer dan uit v y f
ringen beftaan. Zyne pooten zyn k o r t, dun
en talryk. Met dezen toeftel van pooten,
die naar een franje van hair gelykt , gaat
echter dit Infeft zoo, ras niet voort als de
Duizendbeen. Men zou veel eerder zeggen
dat het kroop , ‘dan dat het voortging.
Deszelfs huk is hard , fchaalswys en blinkende.
- Het lecht dezelve even als de Dui-
zentbeen a f , met welke men haar dikwyls
onder de aarde en fteenen vind. Men kent
twee foorten van kleinder Julus , in de ns-
buurfchap van Parys; die van het eene, zyn
zwartachtig, glad, en hebben tweè hondert
pooten ; die van het andere zyn geel, en
hebben twee hondert en veertig pooten.
Iedere ring, die zomtyds geftreept is , geeft
twee paren pooten uit. Wanneer de Julus in
ruft is , zoo kronkelt hy zich , even als een
Slang. Wanneer men dit Infeft aanraakt,
zoo kronkelt het zich in een flangetrek ; in-
'diervoegen , dat zyne pooten binnenwaarts
gebogen zyn. Zie D u i z e n d b e.e n.
JU -