0 H AN E K AM . H A N E S T E E N .
delft het zomtyds ter diepte van vier o f v y f
voeten uit. Het geheele: verblyf, met alle
de toegangen en holen ’er onder begrepen,
beflaat zomtyds een middelyn van acht o f
tien voeten ;.hetis door den fchuinzen ingang
van het h o l, dat het Dier de aarde naar
buiten brengt, die het uitdelft om zyne vertrekken
te vormen, hier om vind men altoos
ter zyden van den ingang een bergje van
aarde, het is mede door dit middel, dat de
verfche lucht in het hol ingaat en omvloeit.
De Hanïfters verzamelen in den Herfft
hunnen voorraad van granen , wanneer zy
droog en uit de airen gepelt zyn , zy voeren
hen in hare wangen weg, die 'omtrent
het achtfte gedeelte van een pint bevatten
konnen; op andere tydeh verzamelen zy het
graan in de airen , als mede de bonen en
erweten in de peulen, en zy pellen ’er deze
vruchten op haar gemak in de holen uit,
waar na zy de fchellen naar buiten brengen.
De vruchtbaarheit van deze Dieren, vooral
in de vochtige’ jaren, is verbazende; de
Hamfters werpen twee o f drie malen in een
jaar, en hare drachten zyn van v y f o f zes
jongen; deze fterke vermenigvuldiging veroorzaakt
zomtyds gebrek in eenige Land-
fchappen , door de algemeene verwoefting
der granen. De gewone wyze om haar uit
te ro eijenis , dat men hare holen opdelft;
dit is een vry aanmerkelyken arbeid om der-
zelver diepte en uitgeftrektheit, maar in ieder
hol vind men in den Herfft twee fche-
pëls goed graan, en men trekt voordeel van
de vellen dezer Dieren, waar van men pel-
teryen zamenftelc.
H A N E K A M . De Beminnaren der
Schelpen, geven dezen naam aan een twee-
Schelpige Schelp ran het geflacht der Oe-
fters. Hare kleur is bruin v io le t; hare
beide fluitfchelpen zyn aan de zyde der ope-
ning, met hoekachtige ompiooijingeri ver-
fle r t, die zeer naauwkeurig in elkanderen
fluiten.
H A N E S T E E N , Gemtna aleSloria.
Deze fteen word in de maag en lever der
Hanen gevormt, en zelfs in die der Kapoenen
: die gene die men in de lever v in d ,
zyn de grootfte. Die dér maag zyn voor
het grootfte gedeelte in gedaante vry ge-
lykvormig aan de zaden der Lupynen , en
HANEVOET. HARDER. HARING.
komen in groote met de bonen overeen *
hunne kleur is donker graauw: men vind
’ er die gevoort en roodachtig zyn.
H A N E V O E T . C.Byvoegz*') Eenige
lieden trekken voordeel uit de kwade hoedanigheden
van de lcherpe wortelen van deze
Planten, ’ t zy met zich van het afkook-
zel te bedienen, om de Wandluizen te ver-
dry ven, z y van hen tot poeder te brengen
om onder het aas te mengen , waar mede
men de Rotten dood , die ’er van eeten
Deze wortel knaagt en ontfteekt hare ingewanden
, even als de Spaanfche Vliegen.
Men leeft in de Hiftorie van het Land
van Kamtchatka, dat een pyl waar van de
punt in het fap gedoopt is , ’t geen men uit
de wortel van een foórt vanHanevoet perft
een doodelyke wond veroorzaakt, ten min-
iten^ zoo men ’er het vergift niet uitzuigt:
dit is het eenigfte hulpmiddel dat men ’er
tegens kent; en wanneer men dit verzuimt
zoo word de wond blaauw, zwelt o p, en
de lyder fterft.binnen twee dagen-., De Schry-
yer van deze Hiftorie v o e g t’er b y , dat de
grootfte Walviflcben, zoo ras z y met deze
vergiftige pylen' gekwetft z yn , in Zee niet
blyven konnen ; z y werpen zich op het ftrand
alwaar z y onder een beklaaglyk gefchreeuw
pn geiteen fterven.
, H E,R ’ CByvoegz.} De kuit van
dezen \ ïlch dient om de Boutarque te berei-
den, die men in Italiën en Langnedoc op
de vafte dagen met-olie en citroen fap eet.
Men maakt ’er een menigte van te Tunis
in Barbaryen, en te Martegue in Provence.
Zie hier de wyze om de Boutarque te bereiden
: men neemt de. geheele kuit van den
Harder, plaatft dezelve in een’ fchotel, en
befprengt hem met zout; men laat hem dus
vier o f v y f uuren ftaan, om het te laten intrekken
, hier na perft men hem tuflchen
twee planken; men wafcht hem en Iaat hem
in de Zon , gedurende veertien dagen drogen,
o f rookt hem.
H A R IN G . ( Byvoegz.) Bladz. 43a. 2de
kol. reg. 28. De gewoonte om den Haring
te kaken , is niet voor omtrent 320 jaren
bekent g ew eeft; eenige Hiftoriefchryvers
bepalen het tydperk in het jaar '1397 , en
andere in dat van 1416. De Uitvinder hier
van was Willem Beukelszaon , geboren te
Bier-
HAK.T, H A R T SG E S P A N .
Biervliet in Vlaanderen. De nagedachtenis
van Beukelszoon was in ’t vervolgzoo aangenaam
, dat de Keizer K a r e i , de V . en
zyne Zufter de Koningin van Hongaryen ,
in het jaar 153Ö, zyn graft te. Biervliet gingen
bezichtigen, even als om hunne erkentenis
te- betonep, over een uitvinding, die
van zoo veel nut voor hunne Onderdanen
was. •
B la d z . 433. vde kol. reg. 3. van onder.
In liet jaar 1764, maakte een Drogift te Parys
aan de Inwoonders bekent, dat hy een iborc
van Vifch van een uitmuntenden fmaak te
koop had, en hy verkocht deze, ouder de
naam van Frigard, voor vier fraafche Huivers
het ftuk. Deze Vifch die hy van de
Vlaamfche Kullen , in zeer kleine vaatjes
ontving, was niets.anders dan Haring, die
in een foort van krachtig vleefchnat met
S a lie , Laauwrier , Thym , enz. gekookt
was,
H A R T , Cor. Dit is een fpierachtig lichaam
, dat is te zeggen, een zelfiftandigheit
die uit een aan een volgende, reeks van vezelen
te zamengeftëlt i s , die op een ver-
fchillende wyze door een gevlochten zyn.
Het is in de holligheit van de borft geplaatft,
alle de aderen lopen ’er in u it, en alle de
ilagaderen komen ’er uit vo o r t: door.zyne
beurtelingfcbe zamentrekking en uitzetting,
is het hart het voornaamfte werktuig van
de omvloèijing van het bloed en het grond-
beginzel van het leven. In alle Dieren heeft
het hart in zekervoegen-de gedaante van een
kegel o f omgekeerde pyramide , waar van
het boven gedeelte, ’ t geen het breedfte is
(de grondjlag én het andere de punt genaamt
word-; het lecht een weinig naar de linker
zyde. Deszelfs groote is niet bepaalt, zy
verlc'hilt in ieder byzonder fchepzel. De
bloode Dieren hebben altoos grooter hart
als ‘de moedige. Men kan een korte be-
fpiegeling van-de bewegingen van het hart
vinden, in het artikel Dierelyke huishouding
achter het woord M e n s c h .
H A R T S G E S P A N , Cardiaca. Deze
Plant , groeit gewönelyk in de nabuurfchap
van Parys, onder dè puinhoopen en andere
woefte en ruwe plaatzen. Haar wortel is
vezelachtig , hare fteelen zyn talryk , vierkant,
fterk, hard, twee o f drie voeten hoog,
en bruin rood: hare bladeren zyn groen ,'uit-
géfnéden en getand: hare bloemen zyn klein,
H A S E L A A R . H A V E R . 163
bekswys, purperachtig en ru ig : ’er volgen
langwerpige ,. gladde en bruinachtige zaden
op. Deze. geheele Plant, heeft een fterke
reuk, en een eenigzins bittere fmaak: zy
word geheel gebruikt: zy .geneeft de hart-
pyn der Kinderen , en doet de platte Wormen,
en de Navelwormen fterven.
H A S E L A A R . (^Byvoegz.') De aangroei
van dezen Boom , is zeer langzaam.
De Heer Dauhénton zdcht, dat hy ’er gezien
h e e ft, die , zeer oud waren , veertig
voeten hoogte hadden , en meer als twee
voeten in omtrèk befloegen, en echter noch
niet afnamen. . 1 _
Het hout van den Hafelaar , in tegenftel-
ling van dat der andere boomen, is van meer
nut wanneer het dun is , dan wanneer het
meer dikte h e e ft: men heeft mede'door ver-
fcheide- proefnemingen bevonden ,, dat het
drie malen langer duurt, wanneer het by het
afvallen der bladeren, dan in. den Winter,
o f in het begin van de Lente , gekapt word.
Voor liet overige , is het Hafelarenhout alleen
tot geringe gebruiken nuttig. Men gebruikt
het vooral tot hoepen voor Vaatwerk,
wanneer het buigzaam en zonder kwallen is :
men maakt Boogen en Pylen van de buigzame
takken van den Hafelaar, Men fchat deze
takke mede nuttig om Wellen en Mynen
te ontdekken : maar deze boven natnurkyke
krachten , zyn ingebeelde en bygelovige ei-
genfchappen , waar van de Bedriegers, da-
gelyks misbruik maken , om de ligtgelovig-
heit van die gene, te bedriegen , die de oude
vooroordeelen , aankleeven :. gelukkig ,
dat de Bedriegers van dit fo o r t , het gering-
fte getal der Borgeren zyn.
H A V E R . ( Byvoegz. ) Bladz. 436. ijle
kolom , regel 27, De Haver heeft een o f
meer Hermaphroditifche Bloemen in dezelve
k e lk , en twee ftyltjes en penceelswyzè
mondjes. Men merkt in alle, een doorn
aan den voetfteun o f onder het midden van
den rugvaft den uitwendige balde kroon o p ,
ten minften in eene van hare bloemen. Deze
doorn verdwynt door de aankweking van
den Haver ; -maar men vind ’er altoos aan-
hangzelen in. Men heeft opgemerkt dat deze
doornen zich krommen , en zich naar
verfchillende zyden keeren , volgens de ge-
fteltheit van de lucht, en datzy dus tot een
luchtmeter dienen.
Men moet opmerken , dat den Haver die X 2 op