344 S L U I T S C H E L P . S L Y K . S M A R A G D .
|n y|H lf
mm
II
i i ' l ]
Dezelve Schryver, beeft in een andere
Memorie , die by de Openbare Vergadering
van de Akademie der Wetenfchappen van
Parys, in het jsar 1766, voorgelezen is , de
vorming der Moffelen , Mantels , Oefters,
enz», willen verklaren. Hy betoogt mede,
dat ’ er een groote overeenkpmft in de vorming
en aart der beenderen , en in die der
Schelpen plaats heeft.
. De Heer Heriffant, voor het overige het
beftaan van een dierelyke en aardachtige zelfftandigheit
in het zamenftel van de Schelpen
beweezen hebbende , heeft, getracht te ontdekken
o f het tuigwerkelyk geftel van deze
dierelyke ftoffe, dezelve in alle de Schelpen
was, o f w e l, dat zy de een- o f andere ver-
fcheidenheid aanbood, die onze,oplettenheit
waardig is.
Om hier van zelfs op geen dubbelzinnige
wyze kundigheden te yerkrygen , zoo heeft
hy een verbazende menigte Schelpen , dier-
gelyke proefnemingen doen ondergaan \ welke
hy aan alle de deelen van hetMenfchelyke
geraamte bezocht had , en hy heeft ontdekt
dat deze zelfftandigheit niets anders als een
zamenweefzel- van netswyze vezelen is , ’ t
geen gelykvormig aan dat gene is , dat ons
de hairen verfchaft. De (trekking en fchik-
king van deze vezelen , geeven oorfprong
aan twee foorten van tuigvverkelyke geitellen,
in de Schelpen, waar van de eene enkelvoudig
en de andere zamengeftelt is ; de enkelvoudige
is die gene , in welke deze vezelen
alleen vliezen vormen , de zamengeftelde is
die gene , in welke de vezelen niet alleen
vliezen vormen , maar waar in deze vliezen,
zich noch met een verbazende menigte
borftelachtige hairen bezet vinden , die by
wyze van pluimpjes, by een verzamelt
zyn* ifi . . . Vervolgens doet de Heer Heriffant zien,
dat de kleuren der Schelpen, voornamentlyk
van de kleurende deelen der verfchillende
vochten afhangt, die in de dierelyke zelfftandigheit
omvloeijen , welke deeltjes , de
deeltjes der aardachtige zelfftandigheit kleuren,
die zich alleen met kleurende deelen
beladen.
Deze Akademift doet ncch zien , dat de
Schelpen door .omwinding groeijen , en dat
hunne hardheid van de tuffchen beide plaat-
zing van de aardachtige zelfftandigheit afhangt
die zich tuffchen de vezelen indringt,
•en ’er zich inplant o f hen bekleed , naar
mate dat zy hunnen vorm aanneemen.
- Eindelyk, befluit. deze Schry ver zyne verhandeling
met te zeggen, dat de .Paraas.,- de
Madreporaas , Milleporaas , Koralen , enz.
ten i f t e , zonderlinge foorten van groepen
zyn , die door een verbazende menigte van
.buizen gevormt worden , waar van iedere
ten opzichten van het Dier die zy bevat,
dat gene is , dat de Schelp is , ten opzichten
van het Dier dat ’er in befloten i s ; en dat
deze buizen, even als de Schelpen , uit een
dierelyke en aardachtige zelfftandigheit, te
zamengeftelt zyn.. Ten 2de , dat die fcho-
ne dierelyke machinen , zoo wel als de Zeepokken
, de Wormswyze huizen, de fyne Paar-
ien ,, de Eijerfchaal-doubletten , het Zee-
fchuim o f de beenderen der Spaanfcbe - Zee-
Katten , de Schaalvijfcben , d e . Linxfteenen
de Stekels der D e lf bare Zee-Egels, de Slan-
ge-tongen , enz., zoo veel inplantingen <pf
bekleedingen zyn , die door de Scheikundige
ontleedingen , dezelve grondbeginfelen
uitleveren, -die de Schelpen verfchaffen.
Ten 3de, eindelyk , dat het tuigwerkelyk
geftel van de dierelyke zelfftandigheit van
alle deze voortbrengzelen , een dier gene is ,
die onze oplettenheit het waardigfte is , ge-
lyk men zujks zal konnen oordeelen , uit de
platen die deze Memorie vergezellen zullen ,
wanneer de. Akademie der Wetenfchappen
van Parys, haar onder de hare , zal in ’dicht
geeven.
S L Y K . C Byvoegz. ) Dit is" in ’ t algemeen
een verzameling van onreinheden en
aarde, die door de wryving van de raderen
der reituigen verbrooken , en van het/water
doorweekt zyn. Het Slyk van de ftraten
der Steden, bevat veel meer Yzer j als dat
van de wegen in het open veld ; hier om is
het mede zwarter en zwaarder. N
' S M A R A G D . ( Byvoegz.) Bladz. 529.
2de kol. reg, 28. De IVefterfche Smaragden
geeven minder glans van zich als de Oofter-
fche : men bekoomt hen uit Peru en van Kar-
thagena, men vond voormaals in de valei,van
Manta , die onder het Rechts-gebied van
Porto Viejo ftaat; een groote menigte Smaragden,
en.de Spanjaarden brachten ’er een
verbazende meenigte van in Europa , wanneer
z y zich eerft in Amerika geveftigt hadden,
en men vond ’er eenige ónder, die zoo
fchoon als de Oofterfcbe waren. Zedert dat
de Myn van Manta uitgeput o f verlooren is,
heeft men andere Smaragd-mynen in Amerika
gevon-
S M E E R B O O M ,
ifcvöftden; zy zyn'in dë Valei van Tunca o f
Tomana , niet verre van Nieuw-Carthago,
tuffchen de Bergen van Grenada en Popayu-
fte : hét is Vati hier dat men ’er alle jaren
een zoP groote meenigte naar Karthagéna
brengt.
De Baftaart Smaragden zyn zagt, en worden
weinig ge-acht; wanneer hunne kleur
met g e e l, 'dat èehigzins bruinachtig is ? gemengds
, Zoo dragen zy den naam^van Përi-
döt. Wanneer deze Steen met ruiten ge-
fleepen is , zoo brefigt hy gewonelyk dezelve
verfchynzelen voort als de AJfcbentrek-
ken: zie dit vóoord.
De 'Valfcbe Smaragden zyn niets anders
als groene Spathèn en Vloeikriftallen. Het
was waarfchynelyk een ftuk Smaïagdafchtig
fmeltbaaf Spath-, ’t geen een Konin'g van Ba-
bylon aan eên Koning van Egypten , onder
den naam van Smaragd aanbood : het was
zes voeten lang , en vier én ‘een halve voet
breed. Dus kan het mede met die beruchte
Ègyptifche Obeliskus gelegen zyn , welke
uit vier Smaragden te zamengeftelt wierd ,
en zeftig voeten hóóg, en zés op eenige, en
drie op andëfe plaatzen breed was. Het is
ómmogdyk dat men ooit Smaragden van deze
grootte gehad heeft.
Verfcheide- Hiftpriefchryvers , en onder
andere Garcillaftb de la Vega, maken van de
Godin Smaragd, gewach. Deze Schry ver
Èecht, dat delnwoonders van de Valei van
Manta in Peru , een Smaragd aanbaden , die
Öe grootte van een Struisvogelen-Ei , had:
fnen vertoonden dezen Steen alleen op de
groote feëftdagen ; en de Indianen kwamen
van alle zydén toevlöeTjen om hunne Godin
te befchouwen , en haar‘Smaragden op te
Offeren. De Priefters en Caciquen zeiden,
dat het de Godin Smaragd, zeer aangenaam
was, dat men haar, hare dochters aanbood;
en doof dit middel,bekwamen zy een groote
menigte van deze Steenen. De Spanjaarden
vonden, by hunne verovering van Peru, alle
de'dochters van de Godin, maar de Indianen
verborgen de moeder zoo zorgvuldig,
dat men nooit heeft konnen ontdekken waar
zy gebleeven is. D ' Alvcirado en zyne metgezellen
, verbraken het grootfte gedeelte
der Smaragden op aanbeelden , om dat zy
zich verbeelden , dat zy , zoo zy fyn waren
, niet verbrooken konden worden.
S M E E R B O O M . ( Byvoëgz. ) Deze
SM ID . S N E E U W ,
Boom groeit in China , en in Guajana aaa
de Rivier Yapock*
S M I D. Dit is een foort van Krekel
die mëU op de Amerikaanfche Eilanden vind-:
dit Infecft, waar van het bovenfte gedeelte
der vleugelen vóór een gedeelte gegraveert,
o f even als gewateft fchyn t, bewoont de
gaten o f holen der boomen. Het koomt
zeldzaam in de huizen. Zyn geluit, ’tgeen
het des nachts doet hooren , is niet wanto-
nig noch onaangenaam , gelyk dat van onze
Krekels. Het getuit dat het vormt, is even
als de klank van eenig metaal die drie malen
herhaalt word , en volkoomen gelykvormig
met hét geluit is , *c geen drie hamerflagen
op eénen verren afftand maken, wanneer zy
op een geregelde wys op eën aanbeeld ge-
geeven worden. Hiér . van is de naam van
Macboquet vöörtgekóomrn , die men in A*
merika, aan dit Infêct geeft , om dat men
mede een Smid dus op de Amerikaanfche
Eilanden noemt-,
. S N E E U W . (Byvoegz.') Bladz. 532,
2de,kol. reg. 11. van onder. De Sneeuw,
waar van de verfcheidenheden met den Hagel
klaarblykelyk , en aan een ieder bekent
zyn , is mede niets anders als water dat in
de lucht bevrozen is. Wanneer de waterachtige
deeltjes , welke zich by wyze van
een damp in den dampkring opgeheeven hebben,
in een regen offtofregen nedervallen,
zoo gebeurt het dikwyls , dat de koude zoo
groot i s , dat zy bevriezen: zy veranderen
alsdan in Hagel o f Sneeuw ; in Sneeuw ,
wanneer de koude hen aangrypt, voor dat
zy zich in groote droppen vereenigt hebben;
en in Hagel , wanneer de waterdeeltjes tyd
hebben , o.m zich te vereenigen, voor dat
zy door de vorft bèvangèn worden: zie Hagel.
Bladz. 533. 2de kol. reg. 4. Men geeft
in Zwitzerland den naam van Lauvine aan
een Sneeuwklomp , die zich te zamenrolt
met van het Alpifche Gebergte , neder te
ftorteb. De Heer Altman , volgens wiens
befchryying wy een denkbeeld van de zóó
wonderbare als verfchillende Tsbergen van
Zwitzerland geeven zullen , onderfcheid
twee foorten van Lauvines ; die gene , die
men winderige noemt, zyn doorgaans vart
ebn'hëvigeh' \vind'vergezélf, dié zy door
vX x hare