Vermits deze Dieren een z a g t, fyn , en
koftbaar bontwerk verfchaffen, zoo be-oor-
logen de Laplanders hen op een zeer wree-
de wyze ; omtrent St. Michaël, begeeven
zy zich op de jacht met honden wier reuk
en oog zoo keurig i s , dat zy geen boom
overflaan op welke ’er zich een bevind, hoe
hoog hy ook zyn mag , zónder ’ er hunnen
meelter, door hun gebas, bericht van te
geven. Deze jacht , is zomtyds zoo overvloedig
, dat de Laplanders veertig vellen
voor een krpón verkoopen.
De graat we o f zwartachtige Eekhoorn
van Virginiën , fchynt tot het zelfde foort
te behoren , als de Petit-Gris van Lapland,
waar van wy fpreeken : dit Dier onthoud
zich doorgaans op de boomen, en byzonder
op de Pynboomen; het,voed zich met vruchten
en zaden , waar van het zich e'en voorraad
tegens den winter verzorgt : het brengt
dezelve in een hollen ftam van een boom
o ve r, alwaar het zich mede in verbergt,om
hét ongunftige jaargetyde over te brengen ,
en in welke het zyne jongen werpt ; men
gebruikt deszelfs huit mede tot bontwerk,
onder den naam van Petit Gris.
P E U L E N . ( Byvoegz. Dit zyn vruchten
die uit twee halve i'cheden beftaan , die
door de rypheit afvallen , met van onder
naar boven , o f van boven naar onder te
fplyten. Het gene de Peul van het zaadhuisje
en fchede onderfcheid is het middel-
fchot. De geheele klafie van kruiswyze
bloemen , verfchaft hier voorbeelden van.
Zie P l a n t en B l o em .
P E U L V R U C H T E N , Legumen. (By-
vóegz.') In de Kruidkunde , geeft men mede
den naam, van VTmderswyze-pIanten , aan
zekere Moeskruiden , om de onregelmatigheid
van de kroon hunner-bloemen , die in zeker
voegen de gedaante van een vliegende Vlinder
verbeeld. Wanneer men alle de kenmerken
van deze Planten in acht neemt, zoo
plaatft men ’er jaarlykfche en langlevende
Planten, Heefters, en zelfs boomen onder,
die zeventig voeten hoogte hebben. De
Peulvruchten zyn doorgaans kruipende Planten
, o f zy hechten zich door klaauwtjes aan
de boomen o f Haken , en f ingeren zich om
dezelve , gelyk men zulks in de Wikken ,
Klimboonen, enz. opmerken kan. De Heesters
zyn bochtig , en vocfr het grootfte gedeelte
doornachtig. In het algemeen zyn
de wortelen lang en vezelachtig, de fteeleu
zyn kegelvormig , gelyk die der jonge takken,
welke beurtelings geplaatft zyn , gelyk
in de Klimboomen, en fingeren zich van de
rechter naar de linker zyde in een tegenge-
ftelde zin van de beweeging der Zon. De
fchors , in de groote boomen van dit ge-
flacht, is zeer dik, en even als een net met
lange maafen , gerimpelt; de bladeren ftaan
beurtelings , en het groorfte gedeelte heeft
een dagelykfche beweeging , w'elke die van
het zonnelicht be-antwóord: zie K ruidje
roer my n ie t . In eenige geflachten, gelyk
in dat der Acacia en doornachtige Cyti-
fus, eindigen de takken in een doorn , die
eerft met kleine bladeren bezet is , o f deze
doorn koomt uit den fchoot der bladeren
voort. In het Kruidje roer my n ie t, en in
de Aardnoten koomen , uit de geheele oppervlakte
van de iteelen , en uit de voet-
fteeltjes der takken zelfs, Hekels voort, die
alleen aan de fchors vaftgehecht zyn , en afvallen
zoo ras de Plant eenigzins oud begint
te worden ; in plaats dat de doornen
alleen door de aankweeking verdwynen.
Het grootfte gedeelte der bloemen zyn her-
maphroditen ; de vrucht is een fchede, dfe
dan eens lang en rondachtig , en dan weder
kort, platachtigoflinswysis; zomtyds recht,
en zomtyds flangswys gekronkelt i s , zy bevat
zaadhuisjes die dikwyls leedwys zyn ,
en in eenige , door een meelachtig en droog
vleefcb , en in andere door een fapryk vleefch
vervult worden : in het groötfte gedeelte is
deze Peul afhangende, en opent zich in twee
in de lengte lopende ftukken. De Planten
van dit Geflacht, zyn in ’ t algemeen flym-
achtig.
P H A L A N G I S . Dit is een foort van
klein D ie r, ’tf geen dus gehoemt Word , om
dat deszelfs vingerbeenderen op eèn vreemde
wyze gevormt zyn , en dat van de vier
vingeren die met de v y f nagelen' gemeen-
fchap hebben waar mede zyn achterfte poo-
-ten ge wapent zyn , de eerfte, even als aan
de tweede vaftgehecht is; indiervóegen, dat
dezen dubbelen vinger vorkswys i s , en ’er
zich alleen aan het laatfte vingerbeen verdeelt
om tot de beidé nagels te koömen.
Deze dieren hebben de geftalte van een K o-
nyn , en zyn vooral aanmerkelyk door de
uitnemende lengte van hunnen ftaart, door
de lengte van hunnen fnuit , en door den
vorm van hunne tanden , -welke alleen genoeg
genoeg is-, om hen van den Philander , het
Mormeldier, de Ro t, en alle andere Dieren
te onderfcheiden , onder welke men hen
zou willen plaatzen,
P H A T A G I N . Dit is een foort. van
Amerikaanfch Dier-, ’ t geen mede onder den
oneigentlyken naam van Schub-Haagdis, bekent
is. De Phatagin gelykt vry wel naar
den Panggoeling\. zie deszelfs hiftorie op dit
■ woord.,
P H I L A N D E R , Didelphis. (Byvoegz.)
Dit is een klein Viervoetig Dier-, ’ t geen de
grootte van een Konyn h e e ft, en alleen na-
tuurlyk aan Amerika is , en vooral aan de
Zuidelyke gedeeltens van dit Werelddeel
het is zelfs zeer moeyelyk om hen in Europa
op te voeden.
Deze Dieren bieden ons een zonderling
tuigwerkelyk geftel aaa, en het gene van dat
van alle andere dieren, verfchilt. Men ziet
in hunne werktuigen tot de voorteeling, ver-
Icheide deelen dubbelt, welke in andere dieren,
enkeltzyn. Het hoofdje.van de roede,
van het mannetje, en dat van den kittelaar
▼ an het wy fje , zyn gevorkt, en fchynen
dubbelt te zyn, De fchede der baarmoeder
welke enkelvoudig aan den ingang is , verdeelt
zich vervolgens in twee buizen. De
wy fjes hebben aan bet achterfte gedeelte
van den buik, een zak o f koker, die uit-en
inwendig met hairen bezet is , waar van de
opening omtrent een wydte van drie duimen
h e e ft, in welke1 de mammen geplaatft
z y n , en waar in de jongen , even na de geboorte
, verborgen zyn. Deze natuurlyke
zak, heeft beweeging en fpeeling. Het tuig-
werkelyke van deze beweeging , word door
verfcheide fpieren uitgewerkt, en door-twee
beenderen, welke byzonder aan dit lbort
▼ an Dier zyn. Deze fpieren drukken dezen
zak zoo vaft te zamen , dat men ’er de -opening
niet van zien kan , dan met haar met
geweld , door middel der vingeren te ver-
wyderen. . De jongen worden in de inwendige
lyfmoeder van het D ie r , ontvangen ;
maar z y koomen ’ er uit voort wanneer zy
noch zeer klein z yn , om in dezen zak over
te gaan, en zich aan de mammen vaft te hechten,
aan welke z y , gedurende hunnen eersten
tyd , gekleefc blyven, en totdat zy zoo
veel krachten en grootte verkregen hebben
om zich vryelyk te konnen beweegen Men
kan met vry veel waarfchynelykheïtvermoeden
, zecht de Heer deBuffon , dat de lyfmoeder
in deze Dieren, om dus te fpreeken,
niets.anders als.de plaats der öntvanging, der
vorming , en eerfte omwinding van de vrucht
is , waar van de uitdryving veel vroegtydiger
als in de andere Viervoetige Dieren, zynde,
de aangroei verder in den zak voltrokken
word, in welke zy naar hun vroegtydige geboorte
overgaan. Niemand, vervolgt de
Heer de Buffrn , heeft de during der dracht
van deze dieren waargenomen, w e lk e ,.zo o
w y Vermoeden , veel korter .als die van andere
zyn moet; en vermits.dit een zonderling
voorbeeld van de Natuur in de vroegtydige
uitdryving der vrucht is , zoo fporen
wy-die gene.aan , welke, gelagcnheit hebben
om de Phi!and.ers levendig in hun geboorteland,
te zien , dat zy trachten te ontdekken
' hoe lang de wyfjes dragen ,:-en hoe lang de
jongen naar hunne geboorte aan de mammen
vaftgehecht blyven, voor dat zy ’er zich van
affchfiden : deze waarneeming welke wetenswaardig
in zich zelven is ,< zou ons.nuttig
konnen worden, met ons mogelyk een
middel aan te wyzen om het leeven-der kinderen
te behouden , welke voor den bepaalden
tyd geboren worden.
De vorming van den Haart der Philanders
is m.ede zeer zonderling. Hy is alleen aan
zynen oorfprong metrhairen bedekt, tot op
de lengte van twee o f drie duimen: het uiteinde
bied alleen een glad en fchubach-tigvei
aan ; en wanneer men het Dier by dit deel
aangrypt, zoo kromt het zich om den vinger
; dus hangt het Dier zich mede z-omtyds
aan de boomen met zynen ftaart, de kop naar
de aarde ge-keert, en bèfpied in deze houding
zynen p ro o i, op welke het zich neder-
werpt wanneer deze voorby koomt. Het is
zoo gretig naar gevogelte , dat het ftoütelyk
op de binnen plaatze.n , .en in de vogelhok>-
ken koomt. Zomtyds fingeren zy aan hunnen’
ftaart, even als de Slingerjlaart-Aapen.
De Philander kan zeer gemakkelyk tam gemaakt
worden ; maar zynen onaangenamen
reuk, maakt hem walglyk: deze onaangename
reuk heeft zyn verblyf in zyne huit. Zyn
vleefch is een dier foorten, welke de W ilden
het fterkfte begeeren. De vrouwen van
de Inboorlingen van het Land , fpinnen het
hair van dit Dier , ’t geen fyn i s , zonder
echter glad .te zyn : zy vormen ’ er koufle-
banden van die zy vervolgens rood , enz.
verwen.
PP ’HO