t%6 FICOÏDES. FICOÏDES.
de , en verteert het merg n ie t, dan langzamerhand
zonder de fchors te befchadigen ;
het is om deze eigenfchap dat men zich in
zommige Landfchappen van deze Plant bedient
, om vuur van de eene plaats naar de
.andere te brengen» Deze gewoonte heeft
reeds in de vroege oudheit plaats gehad , en
verklaart ons die plaats, uit Martialis, * in
welke hy de Ferulaas doet zeggen ; Wy verlichten
door de weldaad^ van Promotbeus, Dez
e lieden zyn zomtyds zoo fterk, dat zy
dienen konnen om op te lenen, maar veel
te ligt om die gene te kwetzen welke men’er
mede Haat. Z y waren voormaals de Scepter
van de Keizeren van het dalende Roo'mfche
R y k : zy waren, mede het teken-van het ge-
zach der Koningen : men gebruikte hen als-
toen met k o n d , en byzonder om ’er het
koitbaarfle fchrynwerk van te maken ; thans
brand men hen inA p u lië , by wyze van hout,
en z y dienen thans zelfs in Griekenland mede
alleen, om zitbankjes te maken: hier toe
plaatft men beurtelings in de lengte en breedte
, de gedroogde fteelen van deze Plant om
’ er vierkante van te vormen, die aan de vier
hoeken door pennen gehouden worden.
F I C O iD E S . Dit js en foort van uit-
heemfché Plant, die alleen by de Kruidkundigen
en Liefhebbers, bekent is , en veel
meerder in Holland en Engeland als in Vrank-
ryk : deze geheele Plant isfappig; hare bladeren
zyn zam en ge voegt, en groei jen, twee
aan twee by elkanderen : haar bloem is een
'uitgebeelde klok, die doorgaans zeer fyn in-
gefneden is , en in den bodem een opening
h e e ft, .waar door zy zich met den ftamper
vereenigt. Wanneer de bloem afgevallen is’,
zoo veranderen de ftamper en kelk , beide
in een vrucht, die in verfcheide afdeelingen
gefcheiden is , waar in kleine zaadjes bevat
zyn. Men eet de vrucht van de Ficoïdes,
en zy maakt het grootfte gedeelte van het
voedzel der Hottentotten uit.
Boberrave onderfcheid drie en vyftig foör-
ten van Ficoïdes; en Miller telt ’ er een en
veertig van o p , die hy zecht dat thans in de
Tuinen in Engeland aangekweekt worden.
Het is ten onrechten , dat. eenige Kruidkundigen,
de Ficoïdes met den Banaanboom , en
andere , met de Indiaanfche - Vyg , verward
hebben. De Ficoïdes heeft echter deze over-
eenkomft met deze laatfte Plant: dat haar
vrucht byna altóós, geyormt is , voor dat de
bloem ontluikt, ën dat z y tennaaften by de
gedaante van een Vyg heeft ; dit heeft Brad-
ley over gehaalt, om haar Soucy-Vyg te moe- -
men.
Byna alle de foorten van Ficoïdes , zyn
uit de omliggende Streken van de Kaap de
Goede Hoop oorfpronkelyk; zy groeyen
gewonelyk tuflchen de fteenen en roezen op
de plaatzen die niet zeer vochtig z y n : men
kweekt haar van zaden o f knoppen aan. Deze
Plant bemint een open ftandplaats , en de
geringe vorft doet haar weinig nadeel: zy
fterfe dikwyls ten einde van drie jaren:
maar wanneer zy langer le e f t , zoo is zy
doorgaans mismaakt en befchadigt.
Men heeft eenige foorten van Ficoïdes,
die alle jaren op nieuw voortkomen , en die
men alle jaren zaaijen m ó e t; hare bladeren
en takken zyn met doorfchynende blaasjes
b e ze t, die zich als zoo veel kriftallen vertonen
wanneer ’ er de Zon op fchynt. Men
-heeft een ander foort van Ficoïdes , dié een
dwergplant is , en dezelve vorm als de A lo ë
heeft : zy groeit altoos zeer naby de aarde,
zonder takken uit te fchieten 1 zy duurt v y f
o f zes jaren. De heefterachtige Ficoïdes ,
waar van de fteel houtachtig is , moet meer
befproeit worden als de vorige foorten : zy
moet warmte hebben , en voor de Zbnne-
ftralen blootgeftelt z yn , zonder dit, zouden
hare bloemen nooit ontluiken, uitgezondert
de foorten die alleen des nachts bloeijen.
D e Ficoïdes zyn zeer verfehill-ende in de
kleur van hare bloemen , z y zyn w it, geel,
goudkleurig, oranjeachtig, blaauw, purper,
o f fcharlakenkleurig : en zelfs zyn eenige
foorten altoos, met bloemen bedekt. Een
der aan merkel ykfte foorten van Ficoïdes is
die gene, die de Engelfchen de naam van
Diamant-plant o f Ice-plant noemen, en die
de Kruidkundigen de naam van Afrikaanfcbe
Ficoïdes, met zilverachtige , glansryke , en
gegolfde bloemen van den Platan asboom geven.
Miller , heeft de middelen gevonden
om ’er de aankweking van tot volmaaktheit
te brengen,en in Engeland de fteel, takken,
en bladeren van deze plant fchoondertedoen
voortkomen , als in Afrika. Zie het gene
hy hier omtrent in zyn Woordenboek van de
Tuinplanten gezecht heeft. Zie mede de Hi-
flor. Plant ar, fucculent, cum flg, van Br ad-
ley, waar van de verfchijlende tientallen
achtervolgens te Londen , in ’t licht gegee-
ven zyn , van het Jaar 1716 , tot in het jaar
1727.
F b
f i l a n d e r s . f i r m a m e n t .
F I L A N D E R S . Men geeft dezen naam
aan de kleine en zeer dunne Wormen die de-
Valken en eenige andere V o ¥ ^ Ii ^ rerk’7 zv
len, ,’ c zy aan de k e e l, om net hart, _t zy
aan de le v e r, aan de lendenen , o f in de
long en die hen zomtyds nuttig z yn , hier
d o o l dat z y zich met het overtollige voeden
’ i reen zich in deze deelen bevind.
Men ontdekt dat de Vogelen deze kwaal hebben
wanneer zy menigvuldig malen geeuwen
en des nachts ongewoon fchreeuwen,
en zich overal wryven. Men word deze
Wormpjes ligtelyk gewaar , wanneer men
den bek van de Vogelen opent: zy kruipen
tot aan het ftrottenhoofd o p , en keeren weder
naar beneden. Men w i l , dat het kwade
voedzel deze kwaal in de Vogelen veroorzaakt:
men bevfyd ’er h'fen van met hen een
Lookbol in te geven*
F I R M A M E N T . Men noemt dus den
achtften Hemel , dien schiften kring o f
gewelf gj geen een blaauwe kleur h e e ft, aan
welk de vafte Starren vaftgehecht fchynen*
Men zecht acbtjle Hemel, met betrekking tot
de zeven Hemelen der Planeten die hy- omvat.
De Starren zyn aan geen rond oppervlak
vaftgehecht: onze verbeelding en onze
zinnen bedriegen zich hier in : zie-de artikelen
H k m i l ,' en S t a r r e n ., achter het
woord D w a a l s t a r .
F L A M I N G O . D it is een Afrikaanfche
en Amerikaanfche V o g e l, die men in ’ t La-
tyn Gralla. en Phsnicopterus noemt. Hy
doet zich in het Kabinet van den Koning.
van Vrankryk-, door zyne groote en fchoon-
heit opmerken. Wanneer men dezen V o gel
in onze landen opvoeden kon, zoo zou.
hy , met recht, den voorrang boven de
Zwaan verdienen ,. om de fchoonheit van
de vederen van zyne vleugelen ,. die roos-
verwig zyn: die van den k o p , hals, buik,
dyen en ftaart zyn wit.
Zyn lichaam, ’ t geen niet ze e f dik is , in-
evenredighek van zyne hoogte, is op zeer
hooee en vry dunne pooten geplaatft; en
zyn°kop word door een zeer lange en dunne
hals onderfchraagt, waar door deze V o gel
wel vier voeten hoog is. Zyn ftaart is
zeer kort.
Men zecht dat naar mate de Flamingoos
in ouderdom toenemen zy mede rooder worden:
de jonge hebben vederen van een heldere
graauwe. kleur, De oogen van dezen
F L A M I N G O . H f
Vogel zyn zeer klein en zeer rood; en zyn
kop, fchoon zeer klein zynde, is met een
vry lange, vry dikke, op een wonderzinnige
wyze gekromde, en zeer harde bek.ge-
wapent, die hem dient om in de moerasachtige
landen Wormen , Krabben , Vis-
fchen, Infeéten en Granen te zoeken, waar
mede hy zich voed. Vermits dezen Watervogel
, met dus zyn voedzel te zoeken ,
noodwendig flyk mede in zyn en bek nemen
moet, zoo heeft de Natuur .dezen bek met
tanden bezet, die gelykvo'rmig aan die vaneen
kam zyn, waar door hy het zaad, enz*
behoud, en de flyk uitwerpen kan. De drie
voorfte vingeren van de pooten van dezen
Vogel zyn- door vliezen aan elkanderen gehecht,
gelyk die der Watervogelen,
De Flamingoos leven in maatfehappy.Wanneer
zy zich op het land bevinden , zoo
plaatzen zy zich- op een- rei : niemand zou
hen, op een zekeren afftand, voor iets anders
dan voor een muur van gebakken fteen
aanzien. Wanneer zy hun voedzel zoeken,,
zoo heeft men ’er altoos een die op fchild-
wagt ftaat, é.n de andere van het geringfte
gevaar onderricht ’t geen hen dreigt, nier-
door is het zeer maeijelyk óm hen te naderen.
Wanneer men echter flaagt om hen-
binnen het bereik van een fnaphaan naby tè
komen , met zich té verbergen-, en ’ er een.
dood fchiet , zoo zullen de andere , door
verwondering aangedaan, niet wegvliegen,
fchoon zy -de dood om zich zien waren.
Op wat wyze kan een Vogel die pooten-
van een zoo groote lengte h e e ft, zich op
zyne eyeren zetten om hen te bebroeden ?'
De Natuur heeft hier in> voorzien. Hy
bouwt zyn neft in de- poelen : hy vormt
hem van flyk , en geeft hem de gedaante
van een ftompe kegel: hy verheft hem teir
hoogte van een en een half voet boven de
grond ,. die met water doordrongen is , en.
holt een gat in den top u it , in welke hy
zyne. eyeren lecht , die nooit meerder dan
twee in getal zyn. Wanneer hy hen bebroed
, zoo plaatft hy zyne pooten op de-
aarde ,. en zyn achterfte gedeelte op de eyeren..
De jonge Flamingoos konnen zeef ge-
makkeiyk tam gemaakt worden. De Vader
Labat- zecht, dat men in Amerika een dorp
van Negers he e ft, in welk deze Vogelen,
even als gewyd befcliouwt worden: zy vergaderen
’er zich by duizende op de hoornen,
en maken een geraas ’ t geen men een>
vierde