fcheide die hier toe afgericht z y n ; zy ken*
nen alle de Iflwopnders van het dorp, mannen,
vrouwen en kinderen , welke onge-
ftraft de veekudden naderen mogen, en voor
welke z y dezelve eerbied hebben als een
hond voor die gene heèfc, die in het huis
Van zynen meeiter woonen; maar zoo een
vreemdeling de veekudden naderen wilde ,
zoo zouden zy met verwoedheit op hem
komen aanfchieten, en zoo zy-de item van
den Herder niet hooren konden., o f zoo hy
feen vuurroer had, o f geen boom bereiken
on op welke hy zich redde met ’ er op te
klauteren, zoo zouden zy hem met hunne
•hoornen ombrengen, en met hunne pooten
vertrappen. Deze verwoedheit, op het gezicht
van een vreemdeling die zy niet kennen
ontftaat hier u it, dat men hen afgericht
h e e ft , om op alle die gene aan te vallen
die de veekudden naderen, om deze voor de
dieven te befchutten, die zeer menigvuldig
in dit Land zyn.
In Indiën bedient men zich mede van
deze Bult-OJfen, gelyk wy ons van de Paarden
bedienen om te leizen; men heeft ’er
die geheel wit z yn , hunnen gewonen gang
is zacht, men breidelt hen , in plaats van
met een toom , door een koortje ’ t geen
men dubbelt door de pees der neusgaten doet
gaan, en men hecht het aan een dik touw
boven de kop van deze Dieren vaft , dat
tot een toom dient, die men aan den bult
vafthecht. Men zadelt deze Dieren mede,
en men heeft ’er die zoo fnel als goede Paarden
loopen. Men bedient zich, in ’t algemeen
, door geheel Indiën van deze Dieren,
om de koetzen , wagens en andere reituiT
gen voort te trekken. Men fpant deze Dieren
in een lang jok ’ t geen aan het einde
van den toom vaftgehecht is , en ’ t geen
men op den rug van twee Oflèn lecht; de
koetzier houd de koort in de hand die tot
een breidel dient om hen te befturen. Deze
Dieren voor een reituig gefpannen zyn-
de , konnen vyftien uuren op een dach al
dravende afleggenr op de helft van de reis
geeft men _ hen ieder twee o f drie ballen
die de groote van onze duivers broodjes
hebben , en van meel van tarw gemaakt worden
, die men met boter en zwarte fuiker
kneed; des avonds geeft men hen gebroken
cicers, die men een half uur in water heeft
laten weeken.
Het fchynt dat de Os met een aart geboren
word , die gefchikt is om alle foorten
van luchtftreken te wederftaan, zoo welde
warmde als de koudde. Men heeft, zecht
de Heer de BuJJ'on, een menigte Bilbns ó f
Bult-Oden in het geheele Noordelyke gedeelte
van Amerika gevonden. Deze Bifons
die voormaals de bodehen der Noordelyke
Landfchappen bewoonden, zyn waarfchyne-
lyk uit het eene Werelddeel in het andere
overgegaan; zy z yn , gelyk alle andere Dieren,
veel 'kleinder in Amerika geworden;
en naar mate dat zy aan meerder o f minder
koude luchtdreken zyn gewend geworden,
hebben zy meer o f min warme vachten behouden
: hun hair is langer eri dichter, en
hun baard langer, aan de Hudfons Baai als
in Mexiko; en dit hair is , in ’ t algemeen,
veel zachter als de fynde wol. Men kan
niet wel weigeren om te geloovèn, dat deze
Bifons van de nieuwe'Wereld van het
zelfde foort zyn als die 'van de oude; zy
hebben alle de voornaamde kenmerken van,
de bult tudchen de fchouders, de lange hai-
ren onder de muil en aan de achterde dee-
len van het lichaam , en korte beenen en
daart. Men ziet thans mede door geheel
Amerika, Oden zonder bulten , die ’er de
Spanjaarden en andere Europeanen achter-
volgens overgebracht hebben ; z y zyn ’er
vry wel vermenigtvuldigt, maar zy zyn veel
kleinder in dit nieuwe Werelddeel geworden.
6
B A K K E R . Dit is de naam van een
water en Trekvogel, die thans zeer bekent
op het Zweedfche Eiland Oeland is. Men
wil dat deze Vogel met gepalmde pooten
een foort van Zee-Zwaluuw is. Zyne vederen
zyn graauw, en het opperde van zyn
kop is zwart; maar zyn bek, beenen en voeten
hebben een vuurkleur. De vederen van.
den Bakker zyn by uitdek dik , en zyne
vleugelen zeer uitgebreid: wanneer hy geplukt
is , zoo is hy niet grooter als een L y -
d e r ; zyn vleefch is niet zeer fmakëlyk. Deze
Vogel voed zich met Viflchen; en vermits
hy een doordringent gezicht heeft, zoo
ziet hy met gemak , fchopn hy vry hoog
door de lucht zweeft, zynen prooi die ha-
by de oppervlakte van het water zw emt;
hy Buit aandonds en fchiet even als een
pyl op hém neder. Men vind mede. een
groote menigte Bakkers op het Eiland Su-
deroop naby Pelworm. Wanneer iemand op
de plaats koomt alwaar een. van deze Vo gelen
zyn vned h e e ft , zoo vliegt hy hem
om
om het hoofd , en tracht hem te pikken.
Zyn gefchreeuw is zeer fcherp, en hy herhaalt
zonder tudchenpozing deze lettergreep
tir -tir. Deze Vogel lecht twee eyeren ,
die hy op de vlakke aarde le ch t, op de
eerde plaats alwaar hy zich bevind: deze
eyeren zyn graauwachtig, en met zwart gevlakt;
zy hebben de groote van die der Duiven.
B A L A T A S . Deze boom groeit in
Amerika, én vooral in Guayana: men on-
derfcheid ’er verfcheide foorten van. Men
heeft, ten id e , de Witte Balatas, die vry
hoog en zeer recht opfchiêt. Zyne bladeren
zyn fmal en'fpits; zyne fchors is aanklevende
, bruin en met barden vervult. Zyn
hout kan zeer gemakkelyk gezaagt worden:
het heeft dezelve kleur en hetzelve fp in t,
gelyk de Acomas van de Eilanden; hy bard
é n fplyt van een- door de Zonnedralen, hy
trekt de houtluizen tot zich die tot in zyn
middelpunt doorknagen, en de dam van het
eene tot het ander- uiteinde doordringen :
wanneer men dit hout tot timmerhout gebruikt
, zoo is deszelfs kleur roodachtig,
maar zy verdwynt ih ’t vervolg, en het hout
.wórd geheel wit.
n. De Roode Balatas, die men op St. D o mingo
Sapotiller maron noemt, groeit ge-
wonelyk aan den oever der Rivieren : hy
overtreft alle Je andere door zyne fchoon-
heit, rechte dam, dikte en lengte: zyn hart
o f merg is veel dikker als dat van den Witten
Balatas. Zyne bladeren zyn klein; zyn
Vrucht rond en graauw, o f langwerpig en
geel, en gelykvormig f^ari een Europifche
pruim; zy heeft een zoete , aangename en
fuikerachtige fmaak : men eet haar.by het
nagerecht. Deze Balatas word op Cayenne
voor het eerde van alle timmerhout gefchat:
het is een dier géne die het langde tegens
'de lucht bedand zyn ; en wanneer het bedekt
i s , zoo duurt het zoo lang als het E ikenhout.
Het bard en fcheurt zomtyds door
de hitte der Z on ; het verheft mede iets van
zyne roode kleur , maar het word alleen
graauw.
3. D’e Balatas met een dikke fchors , hy
fchiet zoo hoog op , en word veel dikker
als de Roode Balatas, maar hy is krom en
met kwaden vervult. Zyn hout is alleen
nuttig tot zware werken, vermits het te veel
met fap vervult is , en te veel aan het krimpen
, o f zich te krommen onderhevig is.
Mats. Ruft. de Cayenne.
B A L S A M I N A . QByvoegz.') De Plant
die onder de naam van No li me tangere, o f
Onverduldig kruid bekent is , word mede
Wilde Baljamina o f der bodehen genoemt.
Haar wortel is gelyk met het oppervlak der
aarde geplaatd en vezelachtig, haar deel is
geknoopt, en h o l; hare bladeren zyn gerant
-en beuftelingfch geplaatd; hare bloemen
zyn geel, en worden van lange, dunne en
knobbelachtige vruchten gevoïgt, die zich
gelyk die der gemeene ■ Balfamina ópenen.-
Deze Plant groeit in de bodehen , op de
vochtige en fchaduuwryke plaatzen : men
kan haar onder de krachtigde pisdryvende
middelen plaatzen.
B A L S E M . ( Byvoegz.) De natuurlyke
Balfem is niets anders dan een hardachtige,
ólieachtige, en welriekende zelfdandigheit,
die door de infnydingen uitvloeit, die men
in zekeren Planten o f Boomen maakt. , De
Harden zyn niets anders dan gedroogde Bal-
fems. Zie H a r s t .
B A L S E M v an F O C O T o f V a i -
sche T a c am a h a c a . Zie op het artikel
G om T a c am ah a c a .
B A L S E M van C A L A B A . Zie
G roene B al sem.
B A L S E M of O L I E v an V L O E I B
A R E N A M B E R . Zie L iqu id am-
B ARBOOM.
B A L S EM v a n P E R U . (^Byvoegz. en
verbeter, bladz. 80. ide kol. reg. 15. van
onder.) Men onderfcheid ’er drie foorten
van; de witte die vloeibaar, de rojfe o f roode
die droog, en de bruine o f zwarte die
vloeibaar is: de boom uit welke zy vloeit
is de Capureiba der Brazilianen.
Bladz, 80. ide kolom, reg. 7. van onder.
Zyn houdt is rood en welriekende , gelyk
dat van den Cederboom; zyn fchors is afch-
.verwig, een vinger dik, en met een rosachtig
vliesje bedekt. Deze boom groeit in de
Warme Landen van Zuid-Amerika , als in
Mexiko en Brazil, en aan de oevers van de
Rio de Janeyro.
Men maakt de Balfem van Peru zomtyds
F na,