de vette: de buik is witachtig g e e l; de aars
aader by de kop als by de T a a r t gëplaatfl:
de Aal heeft niet meer als drie vinnen; te
weten., twee aan de b o r ft, en een op den
rug. S S
Men heeft, in het Jaar 1754., een A a l,
naby de Rotzen van Dunlay, in Ierland gevangen
, die acht voeten lang;, en meer als
negen duimen in middelyn. was.
Men vangt de Aaien niet vifchangels , el-
gers, vuiken, enz. DezeVifch is zeer harr-
levendet wanneer men hem het vel afgetrokken
en zyb lichaam in Hukken gèfneden,
heeft,, zoo beweegt, en trekt zy nog ee-
nigentyd; maar vooral behoud het hart deze
bewegingen..
In Provence en Languedoc, zout men het
vleefch van degen Vifch om hét voor het
verderf te bewaren, en óm door het zout de
kwade hoedanigheit te verbeteren , die door.
zyne flymachtigheir veroorzaakt word.,
A A N G E Z I C H T , Fititus, autFacies,
B i t woord betekent de verzameling der uitwendige
deelen, dte het'voorfte gedeelte van
liet hoofd uitmaken. Men vmd in het artikel
M e n s c h , gewichtige en wetenswaardige
byzonderheden, omtrent de verfchei-.
denheit en het verfchil van de aangezichten
dfcr Menfidien : zie mede Z e e -M é n s g h ,
S.Etrs’, NÊGER en B l a n k e t s t e é i v ;
D e Philofóphifche Natuur-Onderzoekers
zeggen, dat het aangezicht der Menféhen de
Spiegel der Ziel is:__en zy Hemmen , hier in,,
met de 0 .ntleedkuri"digen en Phyfiölogifleh,
overeen*. Men vind, in geen dier, het aangezicht,
overeenkomflig met dat der Menfchen,
ea w,aar-in mps^oo yeel -telden e^, van,
inwendige denkbeelden en driften opmerken
fan.. Men «yeest da th e t f-aangezi eh tdoor ze*
keré 'ontroeringen blööfl , en door andere
bleek word : deze beide toevallen ,. die van.
liet zamenflel en doorfchynentheit van het
netvlies, der huit afhangen vormen alleen,
in den Merifch, eén byzondére fchoonhelt.
De natuürlyke kleur van het aangezicht is.
blank , en de huit der wangen , moet rooskleurig
z y n : zie op het woord H u i t .' De
bleeke kleur van bet aangezicht, is altoos
verdacht, en de zwarte is dikwyls een teken
van zwaarmoedigheit- en een verdorven G a l,
■ die gene dieoveral beflendig rood i s , duid'
aan, dat-het bloed met te veel onflaimigheid
naar het -brein opklimt; de blaauwachtige-
bleeke kleur, is- een.teken. van. ongezondheid.
en gevaar voor het leven; en de geele kleur
geeft de. Geelzucht , o f een kwade geflelt-
heit van het bloed te kennen. Dikwyls verandert
de kleur der h u it, door gebrek van
nachtrufl , o f voedzel , en door den buikloop.
W e lk eene verbazende verfcheidenheit in
de trekken van. het aangezicht!. echter herkent
een ieder zonder moeite die gene die
hyzoekt*. Het is .door behulp van de Spieren
der huit, dat deze lacht , en, door de
vrolykheit van zyn aangezicht, die gêné
aankondig!, die hy door het : gezelfchap
verlpreiden zal ; op het aangezicht van gene
, trachten de tranen het, medclyden van
de gevoelloofle harten op te wekken. Dus
is het aangezicht de vergaderplaats van de
merktekenen der Menfchelyke geneigthe—
A A N L A N D I N G , o f A a n z a n-
d tn o . D it is den aangroei, die by trappen,
.van. meer o f min fnelheic,. aan de oevers der
/.eeot de boorden der Rivieren gefchied,doór
het Zand o f de Aarde, o f het Slib dat »er het
water naar toe v o e r t , zie het gene wy os,
ben W00>“ A R D E j hier van gezecht heb-
A A P , (Byvoegzel.) D it Dier kan dén
tweeden rang onder de bezielde wezens be-
kleeden. Men vind in de artikelen M e e r k
a t en. W i l d -M e n s c h -,, byzonderhe—
den omtrent de gebaarden en handel'wyzeu
van dit foort van vierhandige Dieren.,
Het tweede ras der Aapen bevat de Hondse
Koppen , deze hebben geen Haart,, maar een
langwerpige muil.
iiladz, 5. reg.za. Het foort. van A apen, die
men Bpvjaan np,emt y bézit veel krachten j
dit Dier knarH gefladig op zyn tanden, beweegt
en verdedigt zich altoos met gram-
fchap: het is baldadig geil, en poogt zich in;
dezen Haat te: vcfcöonen, zeebt de Heer de
Buffon, zich aan te raken , en zich alléén:
voor het oog-van een ieder te voldoen. Vermits
de Natuur deze deelen in den Baviaan!
met bedekt heeft, en dat zyne dyen rood en
■ bloe.dkleurig zyn , de beurzen, afhangende
en vleefchkleurig , de-aars geopent, en de-
Haart altoos opgehevén* .is,. zoo fc.bynt hy
met deze naaktheden, te pronken, zyn ach-
teifte meer als zyn kop te vertoonen , vooral
wanneer hy vrouwen ziet, in wier tegens—
.woordigheic hy een naaktheit'vertoont, die
niets,;
niets anders als .de onmatigHe luflen kan veroorzaken
: in een woord de onkuisheit, o f
liever de baldadigheit van. dit Dier , zich by
deszelfs boosaardigheit en verwoedheit Voegende,
maakt deszelfs fo o r t, ’.tgeen vry eenzaam
in de Indiaanfche boflehen woond, zeer
geducht. De Baviaan voed zich voornament-
fyk met Vruchten, Wortelen en Granen. Hy
is zeer gretig naar Druiven.
Bladz. 7. reg. 7. van onder, De Heer de
Buffon, wiens PMlofophiefch penceel, op een
krachtige en naauwkeurige wyze , de ver-
fcheidenheden o f overeenkomflen der eVen-
wezentlykheit van de Viervoetige Dieren ,
weet uit té* drukken ; w il, ( in zyn Eerfle
D e e l, van de Hiflorie der Aapen , ) dat de
naam van Aap , alleen aan een Dier moet
gegeven worden dat geen Haart heeft, wiens
aangezicht plat is , en waar van de handen ,
vingeren en nagelen, naar die der Menfchen
gelyken , gelyk de Gibbio , Pitbex, en de
Pongas o f Ourang-outang. Deze bepaling
fluit uit het Gedacht der Aapen, allede Dieren
die een Haart , een verheven aangezicht
ö f een verlengde muil hebben, alle dié gene
wier nagelen gekromt , klaauwswys o f fpits
zyn , alle die gene die met meer gemak op
Vier als op twéé poötén gaan , in een woord
alle die geen de minfle overeenkomt! met dé
Men fth hebben , gelyk de Baviaanen. D it
Geflacht heeft een korte Haart, een langwerpig.
aangezicht, een breede en verheve
muil , hondstanden , die in evenredigheit
tfroóter als die der Menfchen zyn , én eelt-
achtigheden op de dyen , gelyk de Papio,
Mandrüe en Ouanderou. Het derde Gedacht
bevat ,de Guenons , Sapajous en Sanguins,
wier Haart zoo lang ö f langer, als hun lichaam
is ; het bevat mede de Makis , en andere
Viervoetige Dieren, wier Haart dun en
fpits is ; en onder.de Guenons begrypt men
de Makaques van Congo ; de Patas van de
Senegal ; de Malbroucks van Bengale ; de,
Memgabeys van Madagaskar ; de Mone; de
Calliericèe, o f groene Aap ; en de Mouftar
van Guinée; de Talapoin- van Siaro ; en de
Douc, o f Aap van Cochinchina.
De Heer de Buffon w i l, dat de Magot de
fch'akering tuflehen de Aapen en Bavianen
is ; zyn fnoet is langwerpig, 'en hy heeft
gröote hondstanden , en het begin van een
Haart. Noch zecht dézen Schryver , dat de
Mariiion het middelfooit tuflehen de Gui-
nons en Bavianen uitmaakt: men vind hem
op Sumatra; zyn Haart is van hairen ontbloo
t, en de Schryvers betekenen hem door
de naam van Aap met een varkensfiaart, o f
Aap met een rottenfiaart.
Dezelve Natuuronderzoeker w i l, dat men
in Amerika geen Aapen , Baviaanen , noch
Guenons vind; en' dat men in de oude W e reld
, noch Sapajous', noch Sagoüins heeft.'
De Guenons o f Mohkjes, hébben halve dyen,
en natuurlyke vereelthede.n , die met deze
deelen verknocht zyn. Dit foort heeft on-
derwangen, dat is te zeggen, zakken die aan
het onderfte gedeelte der wangen , vaftge-
hecht zyn , en in welke zy hun voedzel bewaren
können:. de neusgaten zyn onder de
neus geopent, even als in de Menfchen. Het
middelfchot van den neus is-in de Sapajous
zeer dik, en de neusgaten zyn aan de zydea
van den neus geopent: zy hebben hair aan
de dyen, en geen eeltachtigheden o f onder-
warigen. A lle de Sapajous' bedienen zich
van hunnen Haart , even als van een vinger,
om zich vafl te hechten, en zelfs om dat gene
aan te grypen, dat zy met hunne handen
niet vatten können. Men kent zes o f zeven
foorten van Sapajous , en zes foorten van
Sagoüins , waar .van het grootfle gedeelte
verfcheïdenhedeti bezitten; drie foorten Van
Aapen, drie van Baviaanen, negen van Guenons
, en de twee aangehaalde middelfoor-
ten; in ’ t gehèel dertig foorten.
Volgens de Heer de Bußen, is de Menfch
het eenigfle D ie r , dat tweehandig en tweevoetig
i s , dat is te zeggen, dat twee handen
en twee voeten h e e ft: de Zee-Koe is tweehandig,
en de Aap is vierhandig, gelyk mede
de Buidel-Rot., de Marmola , de Cayo-
pollyn, de Makis, enz. Het fchynt dat de
Beeren, de Marmeldieren , de Coatis , de
Agoutis , de Eekhoorns, de Rotten en een
menigte andere Dieren , die zich van hunne
voorHe pooten , even als van handen bedienen
om aan te grypen , en aan hunnen muil
te brengen., vierhandige o f twyfelachtige
viervoetige Dieren zyn , o f laten wy zeggen
tweehandige, en tweevoetige , van een by-
zonder foort; dus vervullen de Vierhandige
Dieren, de groote tuflehen wydte , die ’er
tuflchen_.de Menfch en de Viervoetige Dieren
plaats heeft, en.de tweehandige zyn een
middelfoort,. tuflehen de noch grootten af-
Hand , die men van den Menfch , tot het
foort der Walviflchen vind. De gevleugelde
tweevoetige , maken de fchakering tus-
fchen de Viervoetige Dieren en de Vogelen,
en de Dieren met gefpleten voeten, die zich
A a van