26+ N A T U U R L Y K E HISTORIE.
reiden, (Tacitus $de Boek.') S a l o m o geeft
deze opbruiiflng vap de Egyptifche Salpeter
met den Azyn-te'verftaan, wanneer hy
Spreuken 25. vers 20. zecht, Die Liedekens
zingt by een treurig berte, is gelyk by, die
een kleet afleydt ten dage der koude, (j ende
ais ) Edick op Salpeter. Het is de Natrum
alleen die deze eigenfchap bezit.
N A T U U R L Y K E H I S T O R I E .
( Byvoegz.) Dit woord drukt dekennis en
befchryving der Wezens u i t , die het Ge-
heelal uitmaken. Vergenoegen wy ons met
dat gene te beftuderen, ’ t geen de Kabinetten
der Natuurlyke Hiftorie bevatten; want,
•gelyk men w e e t, de kennis der Natuurly-
'ke Hiftorie heeft geen vorderingen gemaakt,
dan naar mate dat de Kabinetten volledig
geworden z y n : ik zeg meer, het is weinig
anders dan in deze eeuw geweeft, dat men
zich met zoo veel yver op de Natuurlyke
Hiftorie heeft toegelecht, om met groote
fchreden in deze loopbaan voort te konnen
gaan. Het is mede in onze'eeuw, dat men
de beginzelen van die verzamelingen bepalen
moet , welke de naam van Kabinet der
Natuurlyke Hi/iorie het waardigfte zyn. Het
is in een diergelyk heiligdom, in welk men
in het klein en in order , dat gene vind,
dat het Geheelal in een'klomp aanbied:
het is in een foortgelyk boek , ’ c geen ons
welfprekent voor alle menfchen toefchynt,
dat men het werktuigelyk geitel der gefcha-
pen wezens, de zamenloop , de overeen-
komften en de wederzydfche verknochtheit
leeren kan, van alle de deelen die het Geheelal
uitmaken.
Bladz. 150. ijle kol. reg. 8. Hier word
vereifcht om de fchatten der Natuur volgens
eene verdeeling ten toon te ftellen ,
die betrekkelyk i s , ’ t zy op het meer o f
min gewicht der wezens, ’ t z y op het belang
’ t- géén wy ’er in ftellen moeten , ’ t
zy om andere redenen , onder welke men
die gene de voorkeur geven moet, aan die
gene die een fchikking voortbrengt, welke
aan de lieden van fmaak behaagt, die de
liefhebbers onderwyft, en die vooruitzichten
aan de geleerden inboezemt : in een
woord een fchikking zonder opfmuk, en
zonder eénigen toeftel, als die gene dié de
bevalligheid , evenredigheid en kennis der
voorwerpen moeten aan de hand-geveh, en
die op een nuttige w y z e , den rykdom der
N A T U U R L Y K E HISTORI E.
Natuur doet gelden. Z y welke drie achter
een volgende vertrekken hebben s om de
verfchillende voortbrengzelen der Natuur
in te plaatzen , moeten het eene voor de
Mineralen, het tweede voor dé Planten, en
het derde voor de Dieren fchikken. Dus
zal ieder Ryk zyn byzonder vertrek hebben.
Wanneer men alleen een groot vertrek
heeft, zoo zie hier op welke wyze
men hen fchikken moet, altoos achtgevende
dat men by den arbeid der hand,den geeft
der waarneming voegen moet ; want hoe
meer men in dit foorc van ftudie zie t, hoe
meer men w eet, enz. enz.
Bladz. 151. ijle kol. reg. 2. van onder.
De Mineralen , in V algemeen , vorderen
dat zy zinnelyk bewaart worden , en indier-
voegen dat zy elkanderen niet aanraken :
men heeft ’ er eenige-, gelyk de zouten ,
welke zeer ligtelyk fmelten, en andere, gelyk
de Pyriten , dié in bloem veranderen ,
met zich te ontbinden; de Planten en Dieren
zyn mede meer o f min aan verderf onderworpen:
deze onaangenaamheid vordert
voorzorgen om zekere ftukken te bewaren
die aan een fpoedige verderving onderworpen
zyn; maar gelukkig'zyn alle jaargetyden
niet even zeer te duchten.
Idem, ide kolt reg.. 5. van onder. Men
kan noch in het R yk der Planten, om het
gebruik van een Kruidboek zoo gemakkelyk
te maken als eenigzins mogelyk i s , de ge-
droo'gde Planten tüflchen twee graauwe-papieren
plaatzen, en haar op elkanderen fta-
pelen, ’t zy ontbloot op de plankjes der
-kaften, !r zy tüflchen groote bordpapieren,
met haar in gezinnen, geflachten en Poorten
-te fchikken, en op het midden der ruggen
tytels te plakken , die hare gezinnen
aanduiden, en aan het uiteinde een ftrook,
waar op de naam van bet geflacht gefchre-
ven is, en op ieder blad de foorten die het
bevat; alles op lofle ftukken papier, op dat
men de vryheid zou hebben van veranderingen
naar zyne begeerte te konnen maken.
Zie bet artikel K ruidboek.
■ Bladz. 152» ide kol. reg. 6. Men weet
dat de Dieren en Planten meer o f min aan
de verderving onderhevig zyn. Men kan
dit niet voorkomen dan met hen zoo naauw-
keurig te droogen, als eenigzins mogelyk-is,
o f met hen in bereide vochten te plaatzen,
waar
n a t u u r l y k e h i s t o r i e .
waar van men de uitwaafleming beletten
moet. De ftukken welke gedroogt zyn , vorderen
noch grooter voorzorgen : de Infec-
ten die ’er in overvloed van het begin van
de maand April in voortkomen, en ’er hun
voedzel in vinden, vernielen hen inwendig
voor dat men zulks gewaar word: deze plaag
duurt omtrent v y f maanden, gedurende welke
men zorgvuldig waken moet. Dus vordert
de vochtigheit van den winter, en de
hitte van den Zomer , dat men de kaflen
van een Kabinet der Natuurlyke Hiftorie
zorgvuldig gefloten houd, uitgezondert die
naar de Noordzyde.
Idem , vide kol. reg. 33. Dit foort van
Dieren vormt het luiiterrykfte gedeelte van
de Natuurlyke Hiftorie, en dat der Vogelen
het prachcigfte; maar zy vorderen beide
een menigte voorzorgen.
Bladz. 153. ijle kol. reg. 20. Wat de
Vogelen betreft, men bewaart hen volmaak-
telyk, wanneer zy gedroogt zyn , in hunne
vederen, en met een vorm van mofch op-
gevult, men beftrooit hen alvorens inwendig
met levende kalk, peper, kampher, en
fublimaat corrofif, om hen tegens de aanvallen
der myten en torren te befchutten :
vervolgens bewaart men deze Vogels , uit
welke men het brein genomen heeft, en zet
hen op hunne pooten.
Idem, reg. 16. van oud. In de kas die
de Hijtoric van den Menjcb bev at, plaatft
men -mede fchoone ftukken der ontleedkunde,
die in wafch o f hout nagebootft zyn ,
en fteenachtige zamenftremmingen uit het
menfehelyk lichaam.
De laden onder deze kas van het Ryk
der Dieren , moeten de hairballen bevatten,
en een verzameling van de beenderen die
aanmerkelyk om hunne afïhydingen, breuken
,misvormigheid, ziektens, enz. zyn.
Eindelyk om een Kabinet met het mee-
fte voordeel te verfïeren , en om ’er een
geheel van te maken, ’ t geen niet afgebroken
word, zoo moet men de muren in hunne
geheele hoogte met voorwerpen beklee-
den. De menigvuldigheit en zonderlingheit
der voorwerpen, trekken altoos de aandacht
der aanfehouwers tot zich.
Bladz. 154. 2de kol. reg. 24. Welk eene
tallooze en verwonderenswaardige byeen-
NA TUUR L Y K E HISTORIE. 265
verzameling! welk een prachtig fchouwfpel!
D it tafreel ’ t geen door fchakeringen tot
in het oneindige verfchillende is , kan door
geen woorden beichreven worden; het denkbeeld
van hetzelve word alleen door de
voorwerpen uitgedrukt, waar uit het te za-
mengeftelt is: een Kabinet der Natuurlyke
Hijtarie is ëen verkort zamenftel van de geheele
Natuur.
Zou het my geoorlooft zyn om dit artikel
te eindigen , door de voorftelling van
een ontwerp, ’ t geen men in &z Dictionaire
Encyclopedique le e f t , en ’ t geen niec
minder voordeelig als roemryk voor éen
Volk zyn zou ? Dit zou zyn om voor de
Natuur een Tempel te ftichten , die hater
waardig was. Hier toe moeft men verfchei-
de gebouwen oprechten, die evenredig waren
met de groote der wezens die zy bevatten
moeiten: het middelfte moeft ruim
en hoog z y n , en gefchikc voor de wan-
fchepzels der Aarde en Zee. Door welk
eene verwondering zou men niet aangedaan
worden op het binnen treden van een plaats
die door de Krokodil, den Oliphant, Rhi-
noceros- en Walvifch bewoond wierd? Men
zou uit deze in naaftgelegen zalen overgaan
, die achter elkanderen. volgden , en
waar in men de Natuur in hare verfchei-
denheden en verminderingen befchouwen
zou. Men onderneemt dagelyks 'reizen naar'
de verfchillende Landen, om ’er de zeldzaamheden
te befchouwen ; zou men konnen
geloven d^t een diergelyk gebouw, niet
in ftaat zou zyn om de weetgierigen uit
alle de deelen der Wereld tot zich te lokken,
en dat een eenigzins gelettert vreemdeling
zou konnen befluiten om te ;fterven,
zonder dat hy eenmaal de Natuur in haar
Paleis befchouwt had? Zoo ik over den
fmaak der menfchen volgens den mynea
oprdeelen kan, zoo fchynt het my toe dat
niemand, om dit fchouwfpel te genieten
zich een reistocht van v y f o f zes hondert
uuren beklagen zou ; en onderneemt men
niet dagelyks reizen van drie o f vier hondert
uuren om de meefterftukken van Rapbacl
en Michel Anglo te befchouwen? De Miljoenen
die een foortgelyke ftichting aan een
ftaat koften zouden, wierden meer dan eenmaal
door de menigte van Vreemdelingen
betaalt die zy alcoos tot zich trekken zoude.
Zoo men de Hiftoriën gelooven mag
zoo deed de Groote Colbert, hen voormaals
de koften van een prachtig, maar echter
L 1 kort