453 Z E E -N A G E L B : ZE E -PAD D : enz.
opvoeding van de jong geboornen. Zouden
deze 'VVaterfchepzeJen voorbedachtelyk hier
toe , naar de onbewoonde Eilanden en Kosten,
wyken?
Z E E - N A G E L B L O E M . Dit is een
foort van Starre-Steen, o f voortbrengzel der
Polypen. Dit tuigwerke.iyke lichaam , ’ t
geep men in de Zee vind , is met golvende,
voren uitgehok o f gebladert, en heeft in
’ t,algemeen , de gedaante van een Nagelbloem,
welke te zamengedrukt is: zie Ma-
d r e p o r a .
Z E E - P A D D E S T O E L . QEyyoegz.')
Dezen naam geeft men aan twee voortbrengzelen
derPolypen: de eene is de Zet-Ane-
mom : zie dit. woord: de andere is van den
aart der celswyze en fteenachtige Madrepo-
raas,. die gewonelyk platachtig en rondacb-
t ig , en aan de eene zyde b o l ,. en aan de andere
hol zyn. Hun bol oppervlak gebladert,
en gelykt im gedaante naar een l ’adde-
ftoel die van de huit ontbloot is „ welke zy-
ne celswyze bladeren bedekt. De. Zee-Pad-
deftoel Madrepora,. is zeer hard. De groot-
fte , die zomtyds een kegelvormige gedaante
hebben , kpnuen een man fob en-hoofd bedekken
; hier om geeft men hen dan naam
Van Neptunus-Mutzen,.
Z E.E -P L A N T E N . Men geeft dezen
naam' aan die gene die in-Zee groeijen gelyk
aan 'ti&x.Wier,,en alle die Planten die toen
hier onder begrypt.
De Natuur-onderzoekers geeven dennaam
van Vatfche; Zee-Elanten , aan de verfchü-
lende voortbrengzelen der Polypen , welke
onder de namen van Steongewafjen, Madre-
poraas, Sponsgewajfen-., Leeskoralyn en Koralen,
bekent zyn. Z y verdeden deze zelf—
(handigheden in zachte o f buigzame., in half
fle.enachrige ,.en-in -fteenachtige Planten. Zie-
liet gene w y ’ér op het woord K a n a a i .
en K o r a a lg jew a s s e n , van gezecht hebben.
. Z E E - P Y P EN-.,. C Byvoegz. J De Gieter
is , onder de Zee-Pypen, het- aanmerke—
lykfté fo or t.. De Hollanders-brengen deze-
Schelp uit hunne- bezittingen ia de Ooft-in—
dien over: maar men bekoomt dezelve nooit
geheel .:- men. vind . ’ er. dit pyramidale uit--
«inde niet aan*. ’ t geen men gift dat ’ ër aan -
vaftgehechtis., Eenige. denken.mede , dat
Z E E -R A K E T T E . Z E E -SP IN N E K : enz.
dit foOTt van Buis, geen hooft heeft, noch een
doorboorde aardbezië, wanneer het in den
ftaat van aangroei is ; maar dat het Dier dit
deel by zyne fehelp voegt* wanneer het tot
die grootte gekomen is , die de Natuur het
voorgefchreeven heeft.
Z E E - R A K E T T E , Dezen naam
geeft men aan een kranswys Koralyn-, waar
van de leedjes plat zyn.: zie K o r a a l g e was
& E N~
Z E E - S P IN N E .K O .P f Dezen naam'
geeft men aan een foort van Schaalyifch,
Men geeft mede den naam van Zee• Spinne-
kop aan een Vïfch die men anders Zee-Draak
noemt: zie dit woord. Noch draagt een
foort van Rotshoorn- den naam van Zee-Spin-
nekop, Dit is een eenfchelpige Schelp.
Z E R - S T A R . CByveegztf Men kan
zeer veel foorten van Zee-Starren ondeiv
fsheideh ;.eenige zyn glad, andere zyn doorr.»
achtig; men heeft ’er die boomswys o f getakt
zyn en deze takken * gee ven wederom
kleine uit-
Bladz; 947-, l§ e Kol. reg. n van onder,
De doornachtige. Zee-Starren hebben gewonelyk
vyftakken ,. ieder,, derwelke fpitsis,
fmal aan zynen oorfprong, breed omtrent
het midden, en meer o f min lang volgens de
grootte vanhetDier. Het lichaam en de takken
van deze Zee-Starren zyn met beweegbare
doornen b ezet, en die in-zekervoegen
gelykvormig aan die der Egels -zyn.; zy rer-
fehillen hier in van de ftralen der gladde
Zee-Starren, welke alleen, niet kleine knobbels
bezet z yn , ten ïtaaften by gelykvormig-
aan die gene,. die men op, co pooten der Polypen
vind—
Idem ,.. ctde kol. reg. 9. Ondêr-de verfchil-
len'de,foorten van Zee-Starren beeft.die. gen
e , wier vorm zeer zonderling is-, ftralen,
welke in zekervoegen zich fmaldeelen, e ven
als de takken der boomen- o f de ftaarten der
H-aagdiflen. Hierom noemt men Baar Booms-
wyze Zee-Star-. dit is een ware Polypus-,
maar van een fo o r t,. ’ t geen alzoo zonderling
als de Zee - Palmboom is : z\e-dit woord.
Men merkt eerft v y f groote rondachtige takken
o p , in welker midden-de mond geplaatft
is , die gelyk het lichaam van het Dier, een
vyf-hoekige gedaante heeft,:. dus heeft de
mond.
Z E E - V E N K E L . Z E E -V L E U G E L . Z E E -Z O U T . 459
mond mede vyf-hoeken , die door de ontmoeting
van v y f lippen gevormt worden ,
welke de v y f zyden van het lichaam beantwoorden.
Tuflchen de tufichenwydtens
der takken heeft men een g a t ; iedere tak
fmaldeelt zich in twee andere takken , en
dus vervolgens beurtelings in een oneindige
meenigce andere takjes , waar van de laatfte
zoo fyn als hairen zyn. Men- heeft ’er een en
tachtig, duizent negeu hondert en twintig aan
een Zee-Star getelt, die men in het Kabinet
van de Koninglyke Maatfchappy van Londen,
bewaart. A lle deze grootè en kleine
takken zyn inwendig omgekromt, buigen
zich, even als een Sperwer, en zyn gevormt
om den prooi aan te grypen, en hem aan den
mond te brengen. Dus is de gedaante van
het fo o r t , ’ t geen men Medufaas-hoofd,
noemt.
Z E E -V E N K E L . (Byvoegz.') D k is e en
Zee-plant o f een foort van Zee-porcelein,
waar van men twee foorten onderfcheid : te
weeten, de groote en de kleine. Dit is by-
na het eenigfte onderfcheid ’ t geen men ’et
in opmerkt: wy zullen alleen van de kleine
Zee-Venkel fpréeken, De bloemen van deze
Plant zyn g eel, maar die van het groote foört
zyn wit , in beide vormen zy zonnefcher-
men, en zyn rooswys gefchikt, Haar zaad
gelykt naar dat der V en k e l, alleen is het
veel grooter. Deszelfs fmaak is aangenaam,
prikkelende, en fpeceryachtig. Deze Plant'
fterfc alle jaren in het begin van den Winter,
en koomt in het laatfte van-de maand Juny,
o f in het begin van July , weder te voor-
fchyn. Schoon de inzameling van de Zee-
Venkel.aan eenieder in Vrankryk geeorlooft
is ; zoo zyn ’ er echter weinig.Lieden als alleen
de Vrouwen , Dochters en Kinderen,
van die gene, die naby de Zeekuften woo-
nen , welke dit verrichten ; deze brengen
haar in zakken en korven naar de naburige
Steeden , alwaar zy haar verkoopen , om
gezouten en tot Winter-Salade, bewaart te
worden. Men moet haar met zwakken A zytl
en een weinig -Z o u t, inzouten. Wanneer
zy omtrent een maand in deze pe>kel eerfte ge-
weeft is, zoo verplaafft men haar, 't zy in vaatjes
o f in aarde potten, en ftort ’ er krachtige
Azyn op. Men wil dat de blanke Azyn van
Rochelie, de befte hier toe is. Men voegt
by het Z o u t , grove Peper , eenige-Krutd-
nagelen, eenigeLaauwrierbladeren, en zelfs
een weinig Citroenfchülen. Men heeft opgemerkt
, dat die gene , die op de aardban-
ken groeit welke de Zee dagelyks bedekt,
de befte en de malfchfte is : die gene die aan
den oever der Moeraffen voortkoomt, en
zeldzamer door het water der Zee befproeit
word , i« droog én wreed. Z y groeit op
het zuivere zand n ie t: men heeft plaaczén
alwaar men alleen de bladeren van de Zee-
Venkel , inlecht.
Z E E - V L E U G E L , Mentula alata.
De Heer Deshois zecht dat dit een Vifch
is , die geen bloed heeft , wiens ftaart de
gedaante van twee vleugelen vertoont, en
zyn hoofd het natuurlyk lid van den man.
De Zee-Vleugel, geeft des nachts licht van
zich. Men heeft ’er eene die rood , en met
een witte ftreep verfiert is , en niet kwalyk
nakr een voorhuid gelykt,
Z E E - Z O U T , o f G e m e e n - Z o u t .
f Byvoegz.) In Poolen zyn de zout-mynen
zeer diep; men daalt in deze Myneu , door
zes vierkante openingen neder, die met hout
bekleed zyn , om de afkalving der aarde te
beletten ; zy zyn een fchoön , en te gelyk
fchrikverwekkent fchouwfpel voor de W eet-
gierigen , die deze onderaardfohe holen bezichtigen
willen. Boven iedere opening is
een breed rad geplaatft , ’ t geen een Paard
doed omgaan, en men laat door middel van
een kabeltouw alles neder, o f trekt het op.
De Reizigers die de Myn befchouwen willen,
trekken eerft een kleed van een Myn-
werkér aan, een der Werklieden hecht zich
met een klein touw aan het grootte vaft, en
vat een der vreemdelingen in zyne armen,
hier op geeft hy het teeken om neder te laten:
wanneer de eerfte omtrent drie roeden
afgedaalt i s , zoo belaad een andere Myn-
werker zich met een tweede.-, en na dat men
het rad heeft doen ftilhouden , zoo daalt hy
mede drie roeden neder, en dus vervolgens.
Het is niet zeldzaam dat men een gezelfchap
van veertig perfonen , aan dit kabeltouw alleen
, vaftgehécht ziet. De nederdaling is
zeer langzaam , d,e put zeer duifter , vry
naauw. en heeft meer' als zes hondert voeten
loodlynige diepte. Meh kan iigtelyk be-
grype-n dat men alle de nodige tyd heeft om
verdrietig te worden, o f aanmerkingen te
maken over de gemaklykbeic met welke men
zyn leeven in gevaar geftelt heeft , met het
van de deugdfa.amheit van een touw te doen
afhangen. Wanneer men benéden gekomen
Mmm u 1S*