hebben verhaalt, dat z y een beweeging ontdekte
, die uit het midden van het Meer,
voortkwam ; en zeer gelykvormig aan de
aardbevingen w a s : mogelyk ontftond deze
beweeging uit deze oorzaak , vermits de
aardbevingen , zonder te geweldig te zyn ,
echter , zeer menigvuldig in deze Bergen ,
ontdekt worden.
De Rots , die tot een kom aan dit Meer
verftrekt, beftaat uit een zwart Marmer, ’ o
geen met witte aderen vermengt is , op den
top van de Bergen van Grindelwald : het
gedeelte', ’ t geen in een helling nederdaald,
en op welk het -ysveld geplaatft is , beftaac
uit fchoon Marmer van verfchillende kleu-
ren: het overtollige water van het Meer en
de Ysfchorszen die zich aan het oppervlak
bevinden zyn genoodzaakt a f te breeken èn
beurtelings langs de helling af te glyden ,
die haar aangeboden word .; zie daar, volgens
den Heer Altmann , waar door het ysveld
, o f die verzameling van pyramiden van
ys gevormt word , die , gelyk wy gezecht
hebben, op eene zonderlinge w y z e , de helling
van den Berg bekleeden.
Men heeft opgemerkt, dat het-Ysveld van
Grindelwald , aan vermeerderingen en verminderingen,
onderhevig is ; fchoon het in
. de Valei meer aanwind dan verlieft. Dit Ysveld
is hol aan de onder zyde , en vormt,
even als een foort van gewelven., waar uit
twee Beekken, geftadig voortvloeiden ; het
Water van de eene is helder, en dat van de
andere troebel en zwartachtig , ’ t geen van
den grond veroorzaakt word, over welke zy
f t r o o m t z y zyn onderhevig om in zekere
tyden op té zwellen, en voeren zomtyds
ftukken Rotskriftal mede , welke zy in harén
weg , los maken. Men befchouwt het
water ’ t geen uit het Ysveld voortkoomt.,
als zeer heilzaam tegens de roodeloop , en
vèrfcbeide.andere kwalen: bet is bewezen,
dat het ys van deze ysvelden , veel kouder,
en moeijelyker te fmelten is , als het gemene
y s , en’ tfchyntdathet de vaftheit van ditys,
deszelfs ongemeene hardheit, en de zeshoekige
gedaante van de pyramiden is , uit welke
dé ysvelden te zamengeftelt z y n , ’ t geen
aanleiding tot de dwaling van P/inius , en
eenige andere Natuuronderzoekers gegeeven
h e e ft ; en hen heeft doen ilellen , dat door
een lange reeks jaaren , het Y s in Rotskri-
fta l, verandert. D e Heer A/tmann fpreekt
in het aangehaalde w e rk , noch. van eep apder
ysveld , ’ t geen men in de Valei van
Aofta in Savojen vind ; hy haalt meèe hét
ysveld van dén Grimfelberg aan, ’ t geen den
oorfprong van de Rivier de A a r , fchynt te
zyn. Het is in de holligheden van de naburige
rotszen van het ysveld , dat men het
fchoonfte Rotskriftal .‘vind; men heeft ’er
eens een pylaar van Kriftal uitgehaalt, welke
acht hondert ponden , zwaar was. De
Dofter Langham, heeft in het jaar 1753, de
befchry ving wan het ysveld van Siénaenthal
in het Canton Bern , in ’t licht gegeeven-:
men merkt ’er pylaren van ys in op , waar
yan eenige zeshoekig, andere vyfhoekig-,
vierkant, enz. zyn , op den top van deze
Bergen ziet de verwonderde Aanfchouwer,
een onmeetbare uitgeftrektheit van Y s , en
aan deszelfs zyde een vlakte,- die met groente
en fpeceryachtige planten bedekt is. Een
andere zonderjingheit i s , dat ’er naby dit
ysv.eld uit den berg op welke het ruft , een
bron van warm , en zeer yzerachtig water
voortkoomt, die een aanmerkely.ke Beek
vormt.
A lle deze. Ysvelden , -alsmede de'Meeren-,
waar uit zy ontftaan, zyn met fcheuren vervu
lt, die zomtyds vier o f v y f voeten breedte
en een aanmerkelyke.diepte hebben.; dit
veroorzaakt dat men ’er niet zonder gevaar
en voorzorgen over trekken kan , om dat
men deze barften veeltyds niet ontdekt-,
voor dat men ’er zich reeds op bevind , en
zelfs zyn zy dikwyls zeer moeijelyk te ontdekken
, vermits de fneeuw hen bedekt.
Dit belet echter niet , dat. eenige Jagers
meenigvuldig malen zich op de toppen der
bergen begeeven , om op de Gemfen en
Steenbokken te jagen , die veeltyds zich in
troepen van vyftien o f zeftien , op deze ysvelden
onthouden. Het is' niet. zeldzaam
dat ’ er Jagers in deze barften omkomen : en
-het is niet dan ten einde van verfcheide ja-
ren , dat men hunne doode lichamen voor
het verderf bewaart wedervind , wanneer
deze ysvelden zich in de Valeijen verfprei-
den , en met zich beurtelings te -ontdooi-
jen-, - hen ontbloot., liggen laten. Deze
barften fluiten zich zomtyds mede toe , en
’ er vormen zich. nieuwe op andere plaatfen;
dit gefchied met een geraas , ’ t geen gelykvormig
aan zware donderflagen o f het loflen
van zwaar kanon i s : men hoort dit ver-
fcbrikkelyk geraas, zomtyds , op een afftand
vgn zes mneq, BehaJven. dit , ftórten de
ysysfchorszen
Aie de ysvelden vormen, mede
in , om dat zy hol zy n ; dit vormt een hevig
geraas , ’ t geen door de echoos van de
omliggende Bergen,noch vermeerdert word:
dit gebeurt voornamentlyk By dooi, en verandering
van het weder : hier om. hebben
•de Inwoonders van dat Land, geen andere
Thermometers o f Barometers nodig om het
weder te voorzien , ’ c geen zy te verwachten
hebben.
Ysland vcrfchafc ons noch voorbeelden
van ysvelden , die ten naaften by gelykvor-
iaig aan die gene zyn , welke w y befchree-
vên hebben: het is niet vreemd dat-de Natuur
dit vtfrfchynzel iri een dus noordelyk
Land verfchaft. Zie het dertiende Deel van..
het Hamburgs Magazyn. Maar het gene als
verwonderenswaardig kan befchouwt worden,
is , dat de naburige bergen van de ysvelden
, met Planten bedekt zyn. Wanneer
men den gletfcher van Grindelwald in Zwit-
zerland gaat befchouwen , zoo is men verwondert
, dat de verfchillende zyden van
den Berg in de nabuurfchap van het Do rp,
in het zelfde jaargetyde, Aardbeziën, Kars-
fen , Appelen , Peeren , Perfikken, Pruimen
, Lente- en Herfftbloemen , vóórtbrengen;
de voedzaamfte Weiden ftrebkeö
zich mede tot aan den top uit, die met een
eeuwig duurent y s , bedekt is» Alle deze
voorwerpen maken een toneel u it, waar van
de befchouwing hen met verwondering aan-
döet, welke aan dit grsote fchouwfpel niet
gewoon zyn. Zie op het woord S n e euw,
het artikel Laimines ; dit zyn fneeuwklom-
psn die van deze bergen afrollen, en de ver-
fchriklykfte verwoeftingen aanrechten.
Y S L A N D S - K R I S T A L , Crijlallus
hlandica, ( Byvoegz, en Herbet.) Men ontmoet
het vooral aan den voet van een berg
van Roer-FIoerde; Eramus Bartbolyn , is
de eerfte die dit foort van doorfchynent Kriftal
heeft léeren kennen , met ’er een by-
zondere Verhandeling over in ’ t licht te geven.
Het is ten onreehten dat de Heer ete
la Hire , het met de Talk verwart heeft.
De Heeren Huigens en Newton , hebben de
ongewone ftraalbrekingen van dit fpatach-
tig kriftal verklaart, ’ t geen de gedaante van
een fchuinze ruit, tot in zyne geringftedee-
len heeft; en ’ c geen de voorwerpen die men
’ er door befchouwt, dubbelt doet fchynen:
dit zonderling uitwerkzel, zeggen z y , ontftaat
hier door , dat dc lichtftraal dié door
deze fteen gaat, ’er een dubbele ftraalbree-
king_ in ondergaan moet, die geheel byzon-
der is. In de andere doorfchynende lichamen
heeft maar eene ftraalbreking plaats',
om dat de lichtftralen die Ioodlynig op het
oppervlak vallen , geheel recht doorgaan ;
zonder een ftraalbreeking te ondervinden:
de fchuinze ftralen breëken altoos. In
plaats dat in het Yslands-Kriftal, de lood-
lynige ftralen gebrookeh worden , om dat
het dwars en horifontaal uit verfcheide op-
pervlaktens te zamengeftelt is , die elkande-
ren op een verfchillende wyze aariraken :
dus moet men noodwendig de voorwerpen
dubbelt zien , die men door dit doorfcby-
nende Spath befchouwt,
Y S - Z E E ’ Men noemt dus dat gedeelte
van den Noorder-Oceaan; ’ c geen Groenland
ten Weften, en den Ys-Kaap ten Oosten
heeft. Het is lang geleëden dat de Ew-
gelfchen en Hollanders , mogelyk te ver-
geefch, door deze Ze e , een doortocht naar
• China en Japan zochten; echter hebben
de En gel feiten dit ontwerp niet geheel ter
zyden gezet : maar een meeuigte van ys-
bergen die. men ieder pogenblik , .in zyn en
weg ontmoet, vormen hinderpalen^ welke
om deze groote onderneeming te doen flrt-
gén-, zeer moeijelyk te overwinnen , zyn
zullen.
Verfcheide. Ouden hebben gedacht-, dat
de Zee niet bevriezen kon , echter bevriezen
de Ooft-Zee, en de Witte-Zee , byria
alle jaren , en de Noordelyke-Zeen , bevriezen
alle Winters.- Mén weet , - dat de
Zuider-Zèe in Holland, dikwyls bevrieft;
maar fflen weet mede , dat het zoute water
veel moeijelyker als het zoete bevrieft;
w-ant ’ er word om het in ys te veranderen,
een grooter trap van koude vereifcht , als
tot de graad ■ van v o r f t e n die dezen- trap
des te meer moet overtreffen, hoe zouter
het water is. Het ys-van het zoutt wa ter ,,
■ is zoo hard' niet als het gemeene ys ; het is
in het middelpunt meer met'zout beladen,
als aan de oppervlaktens : dit midden zelfs
' te veel met zout belade zynde , o f bevrieft
in m geheel n ie t, o f neemt weinig vaftheit
aan.
De Noordfche Rivieren' voeren- een verbazende
meenigte ysfchorszen naar de Zee
a f , .deze hooppen op. elkanderen, en vormen