iSo INSECT.
Bladz» 505. mie kolom, reg. 5. van onder.
De Vogelen , de Viervoetige Dieren , enz.
komen met dezelve gedaante ter Wereld , die
zy hunnen geheelen leefcyd behouden» Eeni-
g e • Infeétén zyn in het zelfde geval: maar
ideze maken het kleinfte getal uit. In ’t al-
gemeen komen alle de Infe&en die geen vleugelen
hebben, (d e Vloo^ alleen uitgezond
e n ) uit den buik van hunne moeder, in
■ dezelve geftalte v o o r t, die z y hunnen geheelen
leeftyd 'behouden» De Pilïebedden ,
Spinnekoppen , Luizen , Duizendbeenen ,
•enz. verfchillen alleen van hunne moeder,
in grootte : de gedaante van deze Dieren is ,
in de jeugd en ouderdom 1 bellendig dezelve.,
i
Bladz. 506. ijle kol. reg. 12. Is ’ er iets,
dat meer verwondering in de Natuur verdient
, als een Dier dat zieh op het toneel
der Wereld , onder drie volmaakt' onder-
feheiden gedaantens vertoont f| enz. Echter
fchynt het veel natuurlyker te geloven ,
dat dit akoos-het zelfde Dier is , en dat het
verfchil der werktuigen , alleen uitwendig
plaats heeft. Vermits deze Infeéten tot een
fchielyke aangröeijing bekwaam zyn ,. zoo
zyn zy met drie omkleedzels boven elkan-
deren bedekt. Het eerlte vel geborlten zyn-
d e , wanneer het Infeét eenigzins groot ge*-
worden is , zoo fchynt het , met het. tweede
-omkleedzel bedekt, ’t geen ’er onder te
zamengevouwen le c h t : dit op zyn beurt te
naauw wordende.,, bard:, gelyk het eerlte,
en het Iiifeét verfchynt met het_derdei Zte
op bet woord P o p je .* de middelen waar van
de Natuur in deze gedaante- verwiiïelingen
zich bedient: deze byzonderheden zyn ten
hooglten wetenswaardig, ztemede het woord
M asker.
Bladz; 507. ijle koUreg.iï.. Maar wie kan
zich van verwondering wederhouden over de
zonderlinge en wonderbare huishouding van
.déze kleine Dieren?
De hoornen der Infééten hebben een fy-
ne p unt,. en z y verfchillen van de fprieten
hier in ,, dat z y geen gewrichten in hunne
lengte hebben. Verfcheide van deze Dieren
hebben maar- eenen hoorn , die op de
kop geplaatlt is en zich in een rechte lyn
ophefr, o f zich achterwaarts , by wyze van
een fylTen-kromt,. gelyk men zulks in den
Rhinojlert-Tor opmerkt; andere hebben ’ér
twee op het voorlte. gedeelte van- den kop
geplaatlt,. zyrltrekken zich zywaarts u i t , o f
Véiheffea. zich. in een. rechte lyn». Deze.
J Ö K B O O k ,
hoornen zyn ö f kort 5 glad eh een weinig
binnewaares gekromt , o f z y zyn getakt,
gelyk die van het Vliegent-Hart. Zomtyds
hebben z y een:gelyke lengtenen zomtyds-
is de eene langer als de andere. Men vind
mede Infeéten die ’er drie hebben , welke
zich loodlynig verheffen ; een dezer is de
Enena van Brazil , waar van Marckeraff,
in zyne Hiß. Braßt. L . VIL C. x i. de be-
fchry ving geeft.
A lle de Infeéten dragen hunne hoornen'
niet op den kop, want men heeft ’ er die her»
ter zyden van de fchouwderen naby den kop
hebben. Eindelyk zy zyn in eenige van deze
Dieren onbeweegbaar, en beweegbaar in
andere. Deze laatfte, können ’er hunnen
p ro o i, even als met nypers, mede valt houden
, en de eerlte ’er mede verwyderen ,
dat zich in hunnen wech fielt, In alle deze
opzichten , heeft ’er een oneindige ver-
fcheidenheit plaats in het getal, vorm, lengte
, Randplaats, zamenitel en gebruiken der
hoornen , in dë verfchillende foorten van
Infeéten. W y zyn aan het Microfcoop .een
oneindige menigte waarnemingen van dit
foort verfchpldigt; ■ maar vermits het niet
mogelyk is , om in deze wydlopige om-
fchryving te treden , zoo. wyzen w y den
Lezer naar de Werken van de kundige Natuuronderzoekers
, die hier over gehandelt
hebben.
Bladz. £07. ïfle kol. reg: 3. vair onder.
Men heeft Infeéten , die zich , in het inwendige
van de bladeren , wegen en galle-
ryen vormen.. Eenige ,. die doorgaans met
verfchillende Maskers en Infeéten die fitheden
vormen., vervult zyn , taffen alleen de
doode Dieren aan , en waar van het vleefch
reeds begint te verrotten. Een ander foort
van T o r , en wel in het byzonder,.hcti?ot;»-
Torretje. , ’ c geen mén Hout- o f Khp-Tor-
retje noemt, doet de Tafels en andere Huis-
fieraden in fto f veranderen. Deszelfs Masker
heeft zyn verblyf in de oude Boomen,
die het uitknaagt,, en in een foort van
Run, doet veranderen , in welke het zich
verandert, en even als een Zakhorologie,
tikt.
Dit alles betoogt,_dat dëlnfeéten ,byna alle-
een uitfluitende finaak hebben ,. en dat de
groocheit en wysbe.it van den Schepper zelfs,
tot in zyne geringde werken uitblinkt..
J;0 K B O O M . (Byvoegz. Y De korte en
mis.vormige ftam van dezen Boom , is.vooral!
J O K B O OM. .
al aanmerkelyk, door het foort van koorden
die zich uit zynen wortel verheffen , zich
langs den ftam uitftrekken , en zyne rondheit
af breken.. Zyne witachtige en vry gladde
fchors , is doorgaans met ëene bruine
Mofch bedekt, die haar ontfiert. De kruin
van dezen Bo om, die te groot in evenfe-
diaheit van den ftam is , bëftaat alleen uit
een verzameling van zwakke én verwarde
takken, onder welke de voorname ftam vermengt
is; zyne bladeren zyn te klein, voor
de grootë van den Boom: indiervoegen, zoo
men by deze fchynbare nadëelën, zyne hoe-
danigheit voegt van dé koudfte ftandplaat-
zen te wederftaan ,. in dë flëchtfte grónden
van allerlei foorten voort te komen, en een
der ftugfte en hardfte houten te zyn , Zoo
kan men den Jokboom onder de boomen,
mee het zelfde oog befchouwen , als men
de Laplanders onder de Menfchen aanziet.
Echter wanneer men dezen Boom , tot een
middelbare ftaat brengt , en hem aan de
konft der Tuiniers onderwerpt, zoo heeft
men een middel gevonden om ’er het groot-
fte voordeel van te trekken, totBöfchjes,
Heggen Galleryen , Wandellaanen , en
in een woord, om"’er alle de Tuinfleraden
van te vormen , die het eerfte en voornaam-
fte der verfieringe van groente , in een wel
aangelegde Tuin zyn. Alle de vormen die
men aan dezen Boom geeft , worden hem
zoo eigen , dat hy zich naar alles fch ik t,
wat ’ er eenige betrekking toe heeft. Men
kan hem hier toe , zoo wel groot als klein
zynde., verplanten: hy verdraagt de fnoei-
jing des Zomers zoo wel als des Winters;
en de buigzaamheit van zyne jonge’ takken ,
begunftigt de vorm , die men van hem verlangt,
en die door hunne menigvuldigheit
volledig is. Zyne bladeren vallen des Winters
bezwaar] yk a f , fchoon hy dood is.
Wanneer eenige Planters een plan raadje van
Jokboomen willen 'aanleggen , zoo nemen
zy de jonge Jokboomen uit dc Boomkwe-
keryen, o f zelfs uit de Boflchen, zoo men
deze in zyne nabuurfcliap heeft; de eerfte
doen zich g’emakkcl'yk öndërfcheiden door
hunne heldere fchors , en om dat zy van
een groot getal wortelen voorzien zyn ; die
gene in tegendeel, die men uit de Boflchen
neemt, zyn gefpile gekromt, recht, en
met wortelen bezet. .
Men heeft een föort van Jokboomen met
gefchakeerdë bladeren , maar zy zyn niet
tckciQii, Men. kent mede Virgimaatiftbe
JO O D EN D O O RN . JO O D EN L YM . 181
Jokboomen met breede bladeren ; de Oofter-
Jchè Jokboom , wiens bladeren minder ge-
' k reukt, en gladder als die van den onzen
zyn , zy vallen voor den winter a f ; de Jokboom
met vruchten van de Hop , laat mede
zyne, bladeren voor den Winter vallen, en
veroorzaakt in de L ente, de onzinnelykheic
in de Tuinen n ie t , die- men aan onzen ge»
meenen Jokboom , en aan den Virginiaan-
fchen Jokboom , te lallen lecht. Voor ’ t
overige , is deze nadeelige omftandigheit ,
een te gering gebrek om ooit de bekoorlyk-
heit te konnen opwegen , die de jonge Jok-
böömen in den Zomer ,' door hun helder en
malfch groen , en door hunne regelmatige
en gelykvormigê'gedaante verfchaffen, waai?
van een ieder de bevalligheit kent.
J O O D E N D O O R N . (Byvoegz.") Men
weet dat het foört van Joodeudoorn, (jdie
de- Cernotbus van den HeerLinnteus is ) , niet
alleen voor een byzonder krachtig geneesmiddel
tegens den druipen gehouden word ,
die hy in twee o f drie dagen , zonder ëenig
nadeelig gevolg doet ophouden, maar zelfs
tegens de ’ ingewortelde Venusziekte , die
h y , zoo men w i l , in Kanada en Virginië,
alwaar hy groeit , in minder dan veertien
dagen geneeft. Om dit geneesmiddel te bereiden
: zoo laat men een vierde loots van
den wo r te l, in een en een half pond water
koken, tot dat het tot een pond verkookt is,
’ c geen men in twee malen op een dach inneemt
: men moet zich van een groot vat
tot deze koking bedienen , om dat dë Plant,
onder het koken, een gróote menigte fichuim
opgeeft , die men niet verloren moet laten
gaan : mogelyk dat de wortelen van onze
Joodeudoorn , dezelve eigenlchappen bezitten.
J O O D E N L Y M , ( ByvoegzL) Dit foort
van Bitumen verheft zich van den grond ,
en dryfe op het oppervlak van het water der
Asplialtifché q f ijoode-Zee, (jop deze plaats
ftonden vo.ormaals dë ftedeh Sodotn en.Go-
morra.j) Men wil dat deze bitumen , die
een der inthengzélèn yan. den grootén The-
riakel is , mede tótfti'et'zamenitel der fch.00-
ne zwarte Indiaanlché verniflen behoort,
en medé tö't dat van de Vuni’wcrken , die
de Oofterlingen. op het water doen. branden.
Volgens het getuigenis, der Ouden , waren
dc muren van Babtion , niet Joodenlym aam
elkanderen gehécht»
'Z 3. ' JOQ