H e t boezemwater woTdt door loozing, uitmaling en inlating
zooveel mogelijk gehouden in den zomer op een stand tusschen
0.50 en 0.55 M. — AP. en in den winter tusschen 0.55 en 0.60
M. — AP.
De polders bezuiden den R ijn zijn aan een maalpeil van 0.275
M. — AP. onderworpen, hetwelk echter ten gevolge van de
verbeteringen in de laatste jaren aan de waterlossing aangebracht,
schier niet meer toegepast wordt.
De geheele uitgestrektheid van het Hoogheemraadschap naar
de meting van het kadaster, kan op 104536 H. gesteld worden.
Een aantal van 84379 H. betaalt thans de voile, 1353 H. slechts
halve lasten en 3049 H. een onveranderlijk bedrag. Onder de
voorlaatste behooren de gronden buiten den Spaarndamschen dijk,
die, als vanouds slechts den halven omslag betalen en de nieu-
welings drooggemaakte gronden. Bovendien betalen van de polders
in het Grootwaterschap Woerden gelegen 3263 H. den vollen
en 1320 H. den halven omslag.
Het bedrag van Rijnlands bundergeld wisselde in de jaren
1850—1893 tusschen f 1 en f 2 per H. en was gemiddeld
/ 1.53.
Het Bestuur van het Hoogheemraadschap berust volgens het
boven reeds aangehaald règlement bij de Yereenigde Yergadering.
Het is samengesteld xiit één Dijkgraaf en zes Hoogheemraden, die
dooT de Koningin worden benoemd, zestien Hoofdingelanden en
even zooveel Hoofdingeland-plaatsvervangers, die onmiddellijk door
de stemgerechtigde ingelanden worden gekozen en wel één Hoofd-
ingeland en één Hoofdingeland-plaatsvervanger in elk der zestien
districten, waarin het Hoogheemraadschap is verdeeld.
De zetel des bestuuTs is gevestigd te Leiden.
Zijne taak bepaalt zieh niet alleen tot het onderhoud van en
het toezicht op al de werken, die tot den algemeenen waterstaat
van Rijnland behooren, maar zij strekt zieh verder uit. Zij om-
vat ook, en hierin is de inrichting van dit waterschap geheel
eenig in Noordholland,'^de belangen tusschen twee of meer in het
Hoogheemraadschap gelegen polders gemeen, ja zelfs in zekere
mate een toezicht over elks huishoudelijke belangen.
Tot de werken van Rijnlands algemeenen waterstaat behooren,
onverschillig. door wien die worden onderhouden, zijne dijken en
waterkeeringen; de gemeene boezem; de stoomgemalen, die den
boezem afmalen en de duinen, die voor zooveel noodig met heim
worden beplant om ze voor verachtering te behoeden en te
voorkomen dat de omliggende landen door overstuiving worden
benadeeld.
Nadat er langen tijd verschil van gevoelen had bestaan over
de verplichting van Rijnland tot het beplanten der binnenduinen,
heeft het Hoogheemraadschap die verplichting op zieh genomen
en is er een regiement vastgesteld tot regeling dezer aangelegen-
heid.
De duinen worden daarbij onderscheiden in vrije duinen, die
door en voor rekening der eigenaars, en onvrije, die door en voor
rekening van Rijnland worden onderhouden. Tot de eerste behooren
ongeveer 5700, tot de laatste ongeveer 5100 H.
Tot de belangen van het geheele Hoogheemraadschap schijnen
gebracht te kunnen worden de verveningen en ontgrondingen,
waarover uitdrukkelijk aan üijkgraaf en Hoogheemraden het toezicht
is opgedragen en de waarborggelden, waarvan het beheer
door de Vereenigde Yergadering wordt geregeld, en die alleen
krachtens een besluit van haar, behoudens goedkeuring van Ge-
deputeerde Staten van Noord- en Zuidholland, aan de eigenaTen
der verwaarborgde landen mögen worden afgegeven.
Wat de gemeenschappelijke belangen van twee öf meer in
Rijnland gelegen polders betreft, bepaalt het regiement, dat Dijkgraaf
en Hoogheemraden het toezicht hebben op de boezems in
Rijnland, die aan twee of meer waterschappen gemeen zijn; dat
de Yereenigde Yergadering beslist over de toelating om op een
der gemeene boezems van de waterschappen te mögen uitmalen
of uitloozen, en de voorwaarden bepaalt jwaarop, mitsgaders de
wijze, hoe die toelating geschiedt, behoudens beroep op Gedepu