tot Ouderamstel, is lang ongeveer 5000 M., breed 80 tot 90 M.,
doch bij Ouderkerk slechts 17 M., met eene bodembreedte' van
minstens 4 M. eh eene diepte van 1.65 M. -— AP.
De andere boezemwatereu zijn voor de scheepvaart van minder
belang.
De ■ stand van het water op Amstettands boezem is zoowel in
de zomer- als in de wintermaanden zeer verschillend, hetgeen
mede daaraan toe te schrijven is, dat er geen maalpeil bestaat,
ofschoon het bestuur bevoegd is in geval van buitengewone om-
standigheden de vrije uitmaling tijdelijk te beperken. (Art. 61
van het reglement.)
In de jaren 1888—1892 was de hoogste stand 0.02 M. -j-
AP., de laagste 1.01 M. — AP.
De grootte der gezamenlijke polders, die hunne uit-
watering op Amstelland hebben, is 30371.7095 H., waarvan
16573.7908 H. in Noordholland liggen.
De lasten, die gewoonlijk niet hooger dan f 0.20 per H. ’sjaars
bedragen, worden door al deze hectaren, zoowel water als land
(art. 117 van bet reglement) gedragen, met uitzondering echter van alle-
perceelen, die tot Amstettands boezem behooren of daarmede gemeen
liggen, van alle openbare wegen, van alle eigendommen kleiner dan
10 aren, van de perceelen gelegen in den Aetsveldsehen- en den Blöe-
mendalerpolder, die niet op Amstelland uitslaan en van de perceelen
binnen de bebouwde kom van Niclitevecht, Weesp en Muiden,
voor zoover die binnen de grens van het waterschap liggen.
Door bet reglement van 1872 zijn alle vroegeT bestaan hebbende
verdeelingen der lasten en wijzen van invordering afgeschaft.
Bovendien ontvangt Amstelland ook nog een deel van de gelden
die door de Nieuwkoopsahe Rroogmakerij voor hare bemaling aan
Rijnland betaald worden, ingevolge eene overeenkomst van 30
Sept. 1851, gesloten tnsschen de besturen van Rijnland, Amstelland
en die droogmakerij. Den 31sten Juli 1876 is over de ver-
deeling dier gelden, voor zoover zij bij Rijnland gestört worden,
tnsschen Rijnland en Amstelland eene nieuwe overeenkomst getroffen,
waarbij is bepaald dat 1/6 deel dier gelden aan Amstel-
Jtand zal worden uitgekeerd.
Het bestuur van het Hoogheeinraa,dschap bestaat uit een Dijk-
graaf, vier Hoogheemraden en tien Hoofdingelanden.
De Dijkgraaf en de Hoogheemraden worden door de Koningin
benoemd, de Hoofdingelanden gekozen door de stemgerecbtigde
ingelanden en wel twee uit ieder der vijf districten, waarin Amstelland
voor dat doel verdeeld is. Deze districten zijn Ouderkerk
a/d. Amstel, Riemen, Uitkoorti, Mijd/recht en Baambrugge.
De taak van het bestuur bepaalt zieh tot de zorg voor den
gemeenen boezem en wat daartoe behoort (art. 59).
Daartoe behoort: de zorg voor het diep- en schoonhouden van
alle wateren, die deel van den boezem uitmaken; het toezicht
houden op den waterkeerenden ring en al de daarin gelegen
welken: het onderhoud der Riemerdammer- en Ipenslooter sluizen
en de zorg voor de ontlasting van den boezem■ (Art. 60).
Het onderhoud van den ring is evenwel gebleven ten laste van
hen, die daarmede voor de invoering van het reglement belast
waren. (Art. 128). J)
Bij de w e t: van 8 Juni 1864 (Staatsbl. n° 61) is de Owde
Westerpolder onder Kalslagen naar de Proviiicie Zuidholland
overgebracht.
De polders in bet Noordhollandsche gedeelte van Amstelland
gelegen, zijn:
Vooreerst de drie polders die vroeger behoorden tot:
Het Heemraadschap v an den Amstel en Nieuweramstel,
te weten :
De Binnendijksche Buitenveldersche polder.