§ 3. AMSTERDAM EN DE STADS- EN GODSHUISPOLDER.
GEMEENTE AMSTERDAM.
A. DEEL DES, GEMEENTE TEN ZÜIDEN VAN HET AFGESLOTEN IJ.
I. De waterkeeringen der stad längs het afgesloten IJ.
Noor 1681 liep met hooge vloeden in het iriet de Zuiderzee
in open gemeenschap staande I J , een groot deel der stad gedurig
onder water, namelijk:
1°. De Dealen-, Bikkers- en Prinsen-eilanden, benevens de
Nieuwe Teertuinen.
2°. De Haarlemmer-kouttuinen en het Droogbak.
3°. De Prins-Hendrikkade tusschen de Nieuwe Haarlem/mersluis
en het Damrak (vroeger Haringpakkerij en Texelsche-
kade).
4°. De huizen längs het Damrak tot den Dam.
5°. De Prins-Hendrikkade tusschen Kapelsteeg en Kromme Waal
(vroeger Oude Teertuinen en Kampsrhoofd); de huizen
längs de Gelderschekade, het Nieuwe Waalseiland, Oude
Sek ans, Uilenburg en Marken tot de Sint-Anthoniesluis.
6°. De eilanden Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg.
In bovengenoemd jaar werd er toe overgegaan, om dat buitenge-
deelte der stad voor een goed deel van eene zeewering te voorzien.
De bewoners van de Haarlemmer-kouttuinen en de Prins-Hendrik-
kade, tusschen de Nieuwe Haa/rlemmersluis en de Martelaarsgracht
(vroeger Haringpakkerij), verlangden echter inet hunne eigen-
dommen buiten die zeewering te blijven, oin met meer gemak
goederen enz. in en uit de vaartuigen te kunnen laden en lossen •
Deze zeewering van 1681, die als zöödanig is blijven dienen tot het
maken der dokdijken en sluizen in 1830, had de volgende richting:
Man den Spaarndamschen dijk buiten de Haarlemmerpoort- längs
den Westerbeer (afgebroken in 1874.) en Haarlemmerdijlc tot de
Nieuwe Haarlemmersluis in den Singel; van daar längs den Nieu-
wendijk tot de Oude Haarlemmersluis (afgebroken in 1884); verder
door de Daamslcooi längs de Prins-Hendrikkade tusschen Martelaars-
grackt en Damrak (vroeger Texelsckekade), de Nieuwebrug, de
Prins-Hendrikkade tusschen de Nieuwebrug en de Kromme Waal
^(vroeger Kampersteiger, Oude Teertuinen en Kamperhoofd), de
Kromme Waal tot de Kraanswaterkeering; voorts längs de Prins-
Ilendrikkade (vroeger Buitenkani) en het Schippersgrachtje tot de
Dapenburgersluis en van daär längs de Hoogie van den Kadijk
tot en aangesloten aan den Muider-zeedijk bij den Oosterbeer
(vervangen door een dam in 1860).
De eilanden aan het we&teinde der stad, boven sub 1° genoemd,
en die aan het oosteinde der stad, onder 6° genoemd, benevens
de Haarlemmer-kouttuinen, het Droogbak en de Prins-Hendrikkade
tusschen de Nieuwe Haarlemmersluis en Martelaarsgracht (vroeger
Haringpakkerij), zijn toen buiten de zeewering gebleven.
In deze waterkeering van 1681 lagen de volgende sluizen:
De sluis in den Spaarndamschen dijk even buiten de Willems-
poort (afgebroken in 1870); de sluis in den Westerbeer (afgebroken
in 1874); de Eenhoornsluis in de Körte Prinsengracht\ de
Nieuwe Haarlemmersluis' in den Singel’, de Oude Haarlemmersluis
achter de waterkeering in de Martelaarsgracht (afgebroken in
1884); de Nieuwebrugs-waterkeering aan het noordelijk einde van
het Damrak, waarachter reeds in 1306 een duiker onder den
Vijgendam bestond; de Kolkswaterkeering, waarachter de Kolksluis
reeds in 1409 bekend was; de Gelderschekade's waterkee-
ring, waarachter reeds in 1480 de duiker onder de Nieuwmarkt.
bestond; de Kraanswaterkeering en Westindische sluis (in 1833
in eene schutsluis veranderd), achter welke in 1601 de Sint-Anthoniesluis
is gebouwd; en de Rapenburgersluis aan het einde van
de Nieuwe Heerengracht.