In 1830 werden door de stad Amsterdam de IFislerdoks- en
Oosterdoksdij ken aangelegd en werd tevens de Prms-Hendrikkade,
tusschen de Nieuwe Haarlemmersluis en de Martelaarsgracht,
door eene vertiooging längs den 27k ant watervrij gemaakt. De
daardoor verkregen zeewering, zijnde derhalve die van 1830, werd
met al de daarin gelegen sluizen gelieel belieerd en onderhouden
door ket ffemeentebestuur van Amsterdam O en bestond uit de volgende
deelen:
den Westerdoksdijk, strekkende van den Spaarndamschen zeedijk
tot den Singel, lang 2154 M., hoog 3 .1 0 M. -j- AP., waarin
gelegen is de Westerdoksluis;
de waterkeering voor bet Open Havenfront, strekkende längs
de Prins-Hendrikkade tusscben den Singel en de Kraanswaterkee-
ring (vroeger Haringpakkerij, Texelschekade, Oude Teertninen en
Kamperhoofd), lang 1007 M., hoog 2..80 M. -j- Al’., waarin
gelegen zijn: de Nieuwe Haarlemmersluis, de keersluis aan de
Martelaarsgracht met daarachter gelegen Oude Haarlemmersluis
(äfgebroken in 1884), de Nieuwebrugs-keersluis, de Kolkswater-
keering met daarachter gelegen Kolkschutsluis, de Gelder schekadds
waterkeering met daarachter gelegen duiker onder de Nieuwmarkt,
en de Kraanswaterkeering met daarachter gelegen .Sini-Anthonie-
schutsluis;,
den Oosterdoksdijk, aanvangende aan den dijk voor het Open
llavenfront bij de Kraanswaterkeering en aansluitende aan den
Diemer-zeedijk, lang 4302 M., hoog van 3 tot 3.50 M. -f- AP.,
waarin gelegen is de Oosterdokslms.
In 1872 werd, in verband met den aanleg van het Noordzee-
kanaal, het I J voor Amsterdam door het maken van den afsluitdijk
tusschen SchelUngwoude en den Paa/rdenhoek van de Zuiderzee
gescheiden. Nadat genoegzaam vertrouwen in de hechtheid
van dien afsluitdijk en de sluizen in het Noordzeekanaal te 77-
muiden verkregen was, werden in 1878 de dijken längs de zijde
van het afgesloten IJ , behoorende tot de waterkeering van 1830,
gesiecht tot 2.5 0 M. -(- AP. en de steenbekleeding der buiten-
taluds weggenomen.
De bescherming naar de zijde van de Zuiderzee bestond toen
u it: den nieuw gelegden afsluitdijk (met de daarin gelegen schufen
uitwateringssluizen) tusschen SchelUngwoude en denPaardenhoek,
en den oostelijken afsluitdijk van laatstgenoemd punt tot den
Muider- of Zesburgerdijk bij het huis Zeeburg.
Het eerste deel dier zeewering (afsluitdijk tusschen SchelUngwoude
en den Paardenhoek), was aanvankelijk in beheer en onder-
lioud bij de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij. Na de overname
van het Nooi-dzeekanaal door het E ijk , ingevolge de Wet van
19 December 1882, Staatsblad n |i 231, gingen die verplichtin-
gen aan den Staat over.
Het tweede deel dier zeewering, zijnde de oostelijke afsluitdijk
(tusschen den Paardenhoek en Zeehurg) was en bleef in beheer
en onderhoud bij de gemeente. Bij dat onderhoud door de ge-
meente sluiten zieh nog steeds aan het eigendomsrecht der gemeente
op- en de onderhoudsplicht (ingevolge de convenlie van 13 Juni
1697)/: van het gedeelte van den Diemerdijk, van den afsluitdijk
bij Zeeburg tot op 130 M. bewesten het Gemeenelandshuis van
Zeeburg en Diemerdijk.
In den oostelijken afsluitdijk nabij Zeeburg werd door de gemeente
Amsterdam in 1872(73 eene schutsluis gebouwd, waardoor
de gelegenheid bestaat bij läge waterstanden in de Zuiderzee het
stadswater op die zee te doen afstroomen. Die sluis is tevens
ingericht om water uit de Zuiderzee in te laten tot verversching
van de stadsgrachten.
In verband met den aanleg der Staatsspoorwegen te Amsterdam
hadden in de waterkeering van 1830 de volgende wijzigingen
plaats:
De Oosterdoksdijk werd doorgegraven nabij den Paardenhoek,
ten behoeve van den toegang tot het spoorweg-goederenbassin en
tot het Oosterkanaal, en de Wester doksdijk, ten behoeve van den
aanleg van het Westerkanaal. In 1877 bouwde de gemeente