bied van Nieuweramstel behoorde, was mede ingevolge liet boven-
vermelde besluit van Koning L o o e w i jk , en op gelijke wijze als
de eerste gedeelten, door afkoop aan Dijkgraaf en Heemraden
overgegaan.
Deze waren evenwel van oordeel, dat zij genoemden legmeer-
dijk alleen als weg ve-rplicht waren te onderhouden en dat dus
het onderhond van dien dijk als waterkeering niet op hen rustte.
Ten gevolge der droogmaking der legmeerpolders zijn thans de
toestanden aldaar gebeel anders geworden en is een gedeelte
van dien weg, lang 1700 M., strekkende van den dijk van den
Hornmeerpolder tot den dijk gelegen tussclien de Noorder- en
Zuider-Legmeerpolders nabij Baauwenkoek, krachtens overeenkomst
gezamenlijk in onderhoud met het bestuur van den Noorder-Leg-
meerpolder.
In 1823 heeft de werkkring van het College eene groote nitbreiding
verkregen. Het behaagde namelijk Z. M. Koning W i l l
em 1 bij beslnit van 5 April van dat jaar, n° 77, te-gelasten
de vaart op den Amstel, de Dreckt en de Aar tot den Tiijn,
die vroeger onder beheer was der steden Amsterdam en Gouda,
te verbeteren, door die rivieren ook voor groote schepen bevaar-
baar te maken. Het besluit bepaalde de werken, die daartoe
moesten worden ondemomen en droeg de uitvoering daarvan op
aan Dijkgraaf en Heemraden ter Niemoer Amstel, wier College
Z. M. bij die gelegenheid den naam van Heemraadsckap van den
Amstel en Nieuweramstel heeft gegeven. Ter hestrijding der kosten
werd het Heemraadschap, bij de Koninklijke Besluiten vau
23 November 1823, 17 Mei 1825 en 28 Mei 1826, geautori-
seerd drie geldleeningen aan te gaan, tot een gezamenlijk bedrag
van f 500.000, onder speciaal verband der tollen en gabellen.
Met toestemming der obligatiehouders werd in 1856 het toen-
maals onafgelost bedrag van f 337.000 geconverteerd in eene
geldleening, rentende 4% ’s jaars, onder speciaal verband als
voren.
De werken zijn tot stand gebracht en sedert dien tijd ziet het
College zieh belast met het beheer en onderhoud van den geheelen
Amstel en der daarop volgende wateren de Dreckt en
de Aar, benevens der wegen daarlangs gelegen tot de Rijn-
hrug, tegenover Gouwslmis, onder de gemeente Aarlanderveen,
Provincie Zuidkolland.
De kosten van dat onderhoud en de rentebetaling en aflossing
der voor de verbetering der vaart geleende gelden, moeten
gevonden worden uit de opbrengst van ^tollen en bruggelden.
De schuld' bedroeg in het laatst van 1893 nog f 160.000
waarvan jaarlijks zeker bedrag wordt afgelost.
De werken waarmede Dijkgraaf en Heemraden sedert 1823
belast zijn, bestaan in hoofdzaak in de volgende:
A. het beheer, het verdiepen en op diepte houden van de
vaargeul in de Aar, de Dreckt en den Amstel, van de
Rijnbrug tegenover Gouwsluis nabij A lfen tot den Omval
nabij Amsterdam; de geheele lengte bedraagt 36200 M.
De Amstel begint aan de schutsluizen bij het Huis ten Dreckt,
(Nieuwe Amstelsl/uis) die Rijnlands en Amstellands boezem scheiden.
Door sommigen wordt dit water echter nog de Dreckt genoemd
tot TJitkoorn, waar het water van de Kromme MijDeckt zieh met
het AmsteLw&tei vereenigt.
De breedte van den Amstel is afwisselend tusschen 50 en 90
M., doch bij Uitkoorn neemt zij toe tot 120 M., nadat zij bij
Vrouwenakher slechts 32 M. had bedragen.
De diepte is doorgaande 2,75 M. tot 3,00 M. |j - AP. met af-
wisselende bodembreedte.
Over den Amstel liggen drie ophaalbruggen en wel te Vrouwenakher,
te Uitkoorn en te Ouderkerk. \
Het deel van den Amstel tusschen den Omval en de AmsteL
sckutsVuizen wordt gerekend tot de Keulscke Vaart te behooren.
Yan het Huis ten Dreckt tot den Omval is de lengte 24350 M.
B. De volgende wegen:
1°. de Amstebieenscke weg, van de Visserstraat te Nieuweramstel
tot het tolhuis in het dorp Amstelveeu.
2°. de Handweg, van de thans gedempte sluis bezuiden Am-
stslveen tot het tolhuis de Hand naar Leiden.