In het Vetdijkje ligt tot uit watering van de GooyergracM. ,
die, op de grens tusschen Ütreeht en Noordholland gelegen,
de bovenbedoelde läge landen in hunne gebeele lengte doorsnijdt,
een steenen uitwateringssluisje, wijd in den dag 0.84 M., waar-
van de slagdrempel ligt op 0.03 M. -f- A. P.
Deze GooyergracM loopt buiten de sluis eerst noordwaarts,
daarna oostwaarts steeds op de grens tusscben de beide Provincial
door de Maatlanclen been, naar een der sluisjes, gelegen
in de Gooische zomerlcade.
Het onderhoud van bet Vetdijkje is laatstelijk geregeld bij
overeenkomst tusscben bet bestuur van het Waterschap Eemne-s
en dat van de Yergadering van Stad en Lande van Gooiland van
10 Mei en 10 October 1878, goedgekeurd door Gedeputeerde
Staten van Noordholland en van UtrecM bij be'siuiten achtereen-
volgend van 5 en van 13 Maart 1879.
Daarbij is o. a. bepaald, dat het bestuur van het Waterscbap
Bemnes bevoegd is , dit op bet grondgebied van Noordholland
gelegen dijkje naar goedvinden op eigen kosten te onderbouden
in zoodanigen toestand als het tot keering van zeewater wensche-
lijk zal achten; daarop alle noodig geoordeelde werken uit te
voeren en de noodige specie uit de Meent uit te graven, ter be-
kwamer plaatse in.de nabijheid der uit te voeren werken, aan te
wijzen door Meentmeesters der Gooyer Meent.
DE HOOGE GRONDEN VAN HET GOOI.
Gemeenten: Blaricum, Huizen en Naarden.
Yan het Vetdijkje tot den Oostdijk of Zeedijk beoosten
Naarden wordt de. zeewering gevormd door de hooge gronden
onder Blaricum, Huizen en Naarden.
Langzamerhand is het evenwel op enkele plaatsen, tengevolge
van verschillende door particulieren ondernomeu afzandingen van
hooge gronden onder Naarden noodig geworden, in de beveiliging
van de achtergelegen landen tegen overstrooming van de Zuiderzee
bij langdurigen hoogen waterstand kunstmatig te voorzien. Vooral
werd dit het geval, toen in 1876 de eigenaar van de ten noorden
van de Venuslaan gelegen boscbgronden zijn voornemen had te
kennen gegeven om ook die gronden af te zanden.
Bij besluit der Staten van 6 Pebruari 1877 n°. I I , goedgekeurd
bij K. B. van 6 Maart 1887 N°. 10, werd dan
ook besloten eenige perceelen, gelegen benoorden de Venus-
laan tusschen den Valkeveenschen weg en den Meentweg, voor de
Provincie aan te koopen en werd daarop door haar in 1878 en
1879 een waterkeerende dijk gelegd, lang ongeveer 646 M.,
liggende met het bovenvlak der kruin, breed 3.75 M., op 3.75
M. -f- AP. en hebbende buiten- en binnenvallingen van 5 en
3 | op 1 .
Gedurende de uitvoering van dit werk bleek, dat sommige
gedeelten van twee in 1859 tegelijk met den Oostdijk door de
Provincie overgenomen perceelen hoogen boschgrond (het zooge-
naamd Provinciaal Bosch) niet hoog genoeg lagen om ook daar
onder alle omstandigbeden het zeewater te kunnen keeren. Dien-
tengevolge werd in 1879 dwars door die perceelen eene kade
± 225 M. lang opgeworpen, ter verbinding van den nieuw
gemaakten dijk met den Oostdijk en waaraan hetzelfde profiel
als aan eerstgenoemden werd gegeven. Het desbetreffend door
Gedeputeerde Staten genomen besluit werd door de Staten
goedgekeurd in hunne vergadering van 4 November 1879
n°. IX.
In 1889 werd men, doordien het bekend werd dat er weder
nieuwe plannen tot afzanding van terreinen - - nu beoosten den
Valkenveenschen weg —I bestonden, genoodzaakt nogmaals nieuwe
maatregelen te nemen om te zorgen, dat de waterkeering op dat
punt der Provincie niet werd verbroken. Bij besluit der Staten
van 5 Juli 1889 n°. X X II, goedgekeurd bij K. B. van
8 Augustus 1889 n°. 20, werd door de Provincie eene strook
45 M. breed, meerendeels hooge boschgrond, aangekocht ter
oppervlakte van 3.308 H ., gelegen tusschen de in 1878—1879
tot stand gebrachte waterkeering en de hooge gronden van Oud