In 1893 is met het Heemraadschap van Wieringen eene voor-
loopige overeenkomst aangegaan om ook de Hippolytnshoeverkoog,
groot ongeveer 400 H ., te bemalen, daar de Klammoien van deze
koog kostbare herstellingen vereischte. Door een duiker in den
ouden zeedijk wordt bet water der koog in den polder gebracht.
Deze overeenkomst sebijnt vooralsnog günstig te werken, zoodat
zij in de maand April 1894 voor den jaar verlengd is kunnen worden:
De grootte des polders is 470.8838 H., waarvan 417.5502 H.
de lasten dragen en de overige hectaren als water of polder-
eigendom vrij zijn. De lasten bedroegen in 1888—1892 / 12
per H. ’s.jaars,
Bij K. B. van 5 November 1847 nQ. 59 is een regle-5
ment van bestuur voor den Waarct-Niemolawd goedgekeurd.
Het bestuur, krachtens dat regiement opgetreden, heeft echter
opgehouden te bestaan, toen de gebeele polder door den hypo-
theeairen geldschieter, krachlens de volmacht daartoe bij■ defekte,
van hypotheek bedongen, in het openbaar is ' -verkocht. De ver-
kooping heeft plaats gehad op. 3 Mei 1852. Kooper is toen
gebleven de hypothecaire. schuldeischer zelf, namelijk de Ver-
eeniging tot hypothecaire geldschieting op het Nieuwland ten zuidr-
oosten van Wieringen, voor wier rekening de polder vele- iaren
is beheerd. In 1864 is echter de polder -weder verkoeht- en
in handen van verschillende; eigenaars gekomen.
Door de Staten is in 1865 een regiement voor den polder
vastgesteld (Prov. Blad n°. 6 van 1866), gewijzigd in 1-885V
(Prov. Blad n°. 44), waarbij het bestuur is opgedragen aan--een
Dijkgraaf en drie Heemraden als-College van dagelijksch bestüur
en vijf Hoofdingeland en - De Dijkgraaf en de Heemraden worden
door de Koningin benoemd uit een drietal, dat door Hoofdingelanden
wordt opgemaakt *).
AEDEELING Y. URK.
Gemeente: Urk. ')
De oppervlakte van dit eiland bedraagt, volgens de kadastrale
opmeting, 80.0562 H., waaronder niet begrepen is het strand
buiten de havendammen.
Het zuidwestelijk deel, ongeveer een vijfde van het geheel,
verheft zieh hoog boven de zee, en wel het hoogst aan de west-
kust, van waar het met eene zachte helling naar het lagere deel
en naar de haven afdaalt.
Het laag liggende deel beslaat vier vijfden van de oppervlakte
des eilands, is naganoeg geheel vlak en verheft zieh over het
algemeen weinig boven de oppervlakte der zee. Het eindigt aan
de noordoostpunt in den zoogenoemden Staart, dat is, in eene
lange smalle zandplaat.
Door de geheele lengte van het läge deel tot aan den Staart
breidt zieh een zandrug uit, die nagenoeg evenwijdig met de
noordwestkust, op een afstand van 35 tot 40 M. van de zee loopt
en tevens voor een deel de omringkade vormt. De breedte van
dezen rüg verschilt van 15 tot 25 M., terwijl hij ter plaatse,
waar hij het hoogst is, dat is, in de nabijheid van het hoog
liggend gedeelte des eilands, zieh tot 2.20 M. -j- VZ. verheft.
Het lagere gedeelte bestaat uit weiland, dat meerendeeis aan
de gemeente in eigendom behoort. Aan de oostzijde vindt men
8 H., die nog wel moerassig zijn, maar tocli veel verbeterd,
sedert de later te vermelden duiker in 1880 gele^d is.
De zeeweringeu en havenwerken van dit eiland worden geheel
door het Rijk beheerd en onderhouden.