politiemacht over de grachten zou guan, hetgeen aanleiding tot
botsing zou kunnen geven. Daarenboven behoeft het polderwater,
om tot de molens te komen, de grachten der stad niet door te
gaan en heeft de polder er das voor zieh geen belang bij om op
de stadswateren toeziebt te bouden.
Intussehen beeft de stad Enhhuizen een riool of overdekt ka-
naal, loopende uit den Zuiäerhavenäijk, onder de Torenstraaf
door, naar het binnenwater, welk kanaal wel aan beide uiteinden
met belioorlijke sebuiflaiken is -afgesloten, maar geopend kan worden,
om, door bet inlaten van zeewater, bet bedorven water in -
de stadsgraehten, zoo dikwijls dit noodig is, te kannen verver-
seben. Tot verzekering van wederzijdscbe belangen is m het
regiement van bestuur voorgeschreven, dat het gebraik van dezen
daiker door het bestuur van bet Grootslag met het gemeente-
bestnur van Enhhuizen gemeenschappelijk wordt geregeld en dat
bij verschil Gedeputeerde Staten beslissen. Deze regeling is echter
tot beden niet tot stand gekomen, en de noodzakelijk-
heid daarvan is ook niet gebleken, daar slechts bij hooge nöod-
zakelijkheid door Enhhuizen van dat riool gebruik gemaakt
wordt.
De lasten worden omgeslagen över de bannen en wel over
elk voor de gezamenlijke kadastrale grootte van de daartoe be-
hoorende schuldplichtige landen overeenkomstig hären ligger, na
aftrek van de grootte dier landen, welke niet binnen het Grootslag
gelegen zijn. De besturen der bannen betalen hunne aan-
slagen aan den penningmeester des polders.
De polder is groot 7045.4247 H., waarvan echter een groot
deel als water, wegen of dijken vrij is.
Volgens de rekening over 1892 was bet geheel der schuldplichtige
hectaTen toen 6273.7228 H. en dat der lasten / 3.60
per H , welke som is begrepen onder het gemiddeld bedrag der
lasten, voor iedere banne afzonderlijk opgegeven.
Bovendien wordt sedert 1890 door den eigenaar van den polder
Immerhorn (zie blz. 103) groot 15.2340 H., in de lasten van
den polder Grootslag hectaarsgewijze bijgedragen voor de hem
gegeven vergunning om zijn overtollig water door een duiker onder
äen /Westfrieschen dijk in zee te doen afloopen.
Het bestuur wordt volgens het regiement van 1860 (Prov.
Blad n°. 69), gewijzigd in 1873 (Prov. Blad n°. 77), uitgeoefend
door een college van 13 Hoofdingelanden, dat uit zijn midden
vijf Poldermeesters benoemt als college van dagelijksch bestuur.
De Hoofdingelanden worden door de bansbesturen uit hun midden
gekozen .en wel twee door dat van Enhhuizen en TEesteinde, twee
door dat van Bovenkdrspel, twee door dat van GrootebroeJc en
Intjebroek, twee door dat van AndijJc, twee door dat van Hoog-
TcarspeH, en door die van Westwoud, Ouäijh en Wervershoof elk
den
DE OUDE-GOUWSPOLDEB.
Gemeente : Enhhuizen. ,
Dit poldertje bestaat uit twee deelen, groot 6.4620 en 5.4270
H., waarvan het eerste in 1871 en het andere in 1873 is be-
dijkt. Het ligt even benoorden Enhhuizen in de banne Enhhui-
,zen en Westeinde. Het is omringd door eene kade, die ongeveer
1 M. ligt boven het zomerpeil; van den polder Grootslag, dus ongeveer
1.30 M.— AP. en beboort aan twee^eigenaars.
Het wordt bemalen door twee vijzelmolentjes van 12 en 8 M.
vlucht en met vijzels van 0.75 M. middellijn.
Aan de banne worden de gewone banslasten betaald.
Er is geen bestuur.
DE OUDE MOER.
Gemeente: Andijh.
Dit poldertje, weinige jaren v6or 1864 bedijkt en drooggemaakt,
]) Zie notulen der Zomervergaderiiig van 1860, Bijlage D.